ECLI:NL:RBROT:2020:9833

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
C/10/548962 / HA ZA 18-419
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging en tussenkomst in faillissementsprocedure met betrekking tot M.K.B. A.P.K.-KEURING B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een incident tot voeging en tussenkomst. De eiser in het incident, [naam eiser in incident], heeft verzocht zich te mogen voegen in de procedure tussen M.K.B. A.P.K.-KEURING B.V. (hierna: APK Keuring) en de curator van B.V. Machinefabriek M.K.B. in het faillissement van de besloten vennootschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de incidentele vordering van [naam eiser in incident] te laat is ingediend, aangezien de laatste conclusie in het aanhangige geding al op 1 oktober 2019 was genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de akte van APK Keuring, die op 8 juli 2020 is genomen, niet kan worden aangemerkt als een conclusie in de zin van de wet. Hierdoor is de vordering van [naam eiser in incident] niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat [naam eiser in incident] in de kosten van het incident moet worden veroordeeld, waarbij de kosten aan de zijde van de curator zijn begroot op € 543,00. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, ondanks het verzoek van [naam eiser in incident] om dit niet te doen. De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere behandeling in de hoofdzaak, die op 2 december 2020 weer op de rol zal komen voor vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/548962 / HA ZA 18-419
Vonnis in incident van 21 oktober 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M.K.B. A.P.K.-KEURING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A. ter Meulen te Rotterdam,
tegen
[naam curator]
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. Machinefabriek M.K.B.,
kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. C.J.M. Verheggen te Rotterdam,
en
[naam eiser in incident],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in het incident,
advocaat mr. G.A. Soebhag te Rotterdam.
Partijen zullen hierna APK Keuring, de curator en [naam eiser in incident] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidentele vonnis van 22 augustus 2018 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 t/m 53;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte houdende overleggen producties van de curator, met producties 54 t/m 63;
  • de akte houdende overleggen producties van de curator, met producties 64 en 65;
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 oktober 2019;
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 juni 2020, en de daarin vermelde stukken, en met daarin vastgelegd het mondeling vonnis in incident, waarin [naam eiser in incident] niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering tot voeging/tussenkomst;
  • de akte uitlaten van 24 juni 2020 van de curator;
  • de brief van mr. Soebhag van 26 juni 2020, met een reactie op het proces-verbaal;
  • de brief van mr. Verheggen van 26 juni 2020, met een reactie op het proces-verbaal;
  • de brief van mr. Verheggen van 2 juli 2020, met een reactie op de brief van mr. Soebhag van 26 juni 2020;
  • de akte na comparitie van 8 juli 2020 van APK Keuring;
  • de incidentele conclusie tot voeging/tussenkomst ex art. 217 Rv van [naam eiser in incident] ;
  • de conclusie van antwoord in incident, van de curator;
  • de beslissing van de rolrechter dat aan APK Keuring akte niet dienen in het incident is verleend.
1.2.
De onderhavige zaak is gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaaknummer/rolnummer C/10/546550 / HA ZA 18-266.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..Het geschil in het incident

2.1.
[naam eiser in incident] vordert primair zich te mogen voegen in de onderhavige procedure en subsidiair tussen te komen op grond van artikel 217 Rv. [naam eiser in incident] heeft aan zijn vordering - kort samengevat - ten grondslag gelegd dat hij recht en belang heeft bij een voeging c.q. tussenkomst nu hij middels cessie van 29 januari 2020 de vordering van APK Keuring op de curator heeft overgenomen.
2.2.
De conclusie van de curator strekt ertoe dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [naam eiser in incident] niet ontvankelijk verklaart, dan wel de vorderingen van [naam eiser in incident] afwijst, met veroordeling van [naam eiser in incident] in de proceskosten alsmede de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
APK Keuring heeft geen conclusie van antwoord in het incident genomen. Aan APK Keuring is akte niet dienen verleend.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3..De beoordeling in het incident

3.1.
Op de voet van artikel 217 Rv kan een ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen. Artikel 218 Rv bepaalt dat een dergelijke vordering moet worden ingesteld bij incidentele conclusie vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding wordt genomen.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat [naam eiser in incident] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn incidentele vordering tot voeging dan wel tussenkomst. [naam eiser in incident] heeft de incidentele vordering ingesteld op de roldatum van 8 juli 2020. De laatste conclusie in het aanhangige geding, zoals bedoeld in artikel 218 Rv, is de conclusie van antwoord in reconventie en die is reeds genomen op 1 oktober 2019. Dat heeft (de advocaat van) APK Keuring ter comparitie van 9 juni 2020 bevestigd. Gelet op het bepaalde in artikel 218 Rv heeft [naam eiser in incident] zijn incidentele vordering tot voeging, subsidiair tussenkomst, te laat ingediend.
Voor zover [naam eiser in incident] meent dat de aan APK Keuring toegestane antwoordakte, die op de rol van 8 juli 2020 moest worden genomen, heeft te gelden als een conclusie in het aanhangige geding, geldt het volgende. Tijdens de comparitie van 9 juni 2020 is aan de curator toegestaan een akte te nemen en aan APK Keuring toegestaan een antwoordakte te nemen, waarbij uitdrukkelijk is aangegeven dat deze zich dienden te beperken tot uitlatingen over de overgelegde cessie-overeenkomst. Deze akte en antwoordakte kwalificeren daarmee, zoals ook tijdens de comparitie is aangegeven, niet als een conclusie. Tijdens de comparitie is eveneens aangegeven dat de zaak na het nemen van genoemde akten voor vonnis zou komen te staan.
Nu de antwoordakte van APK Keuring van 8 juli 2020 niet kan worden aangemerkt als een conclusie heeft de conclusie van antwoord in reconventie (genomen op 1 oktober 2019) - tenzij het te wijzen vonnis leidt tot nieuwe conclusies - te gelden als de laatste conclusie in het aanhangige geding. Dat betekent dat (ook) deze incidentele vordering niet tijdig is ingediend en [naam eiser in incident] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
3.3.
Nu [naam eiser in incident] niet-ontvankelijk is in zijn vordering, zal hij in de kosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator in het incident worden begroot op € 543,00 aan salaris advocaat. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
3.4.
De curator heeft, gemotiveerd, gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [naam eiser in incident] heeft gevorderd het vonnis uitdrukkelijk niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, maar dat verzoek niet gemotiveerd. Gelet hierop zal de rechtbank het vonnis in incident uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4..De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
verklaart [naam eiser in incident] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
4.2.
veroordeelt [naam eiser in incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van APK Keuring begroot op nihil, en aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 543,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [naam eiser in incident] in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van de curator, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam eiser in incident] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
4.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
2 december 2020voor vonnis;
4.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Volker en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.F. Koekebakker, rolrechter, op 21 oktober 2020.
[3085/2221]