In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Stadswonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres, Stichting Stadswonen, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd, omdat de huurder ernstige overlast zou veroorzaken voor meerdere buren en kamergenoten. De huurder ontkent deze beschuldigingen en heeft de buren ongefundeerd beschuldigd van hekserij en andere ongepaste gedragingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de afgelopen jaren meerdere klachten zijn ingediend door verschillende huurders over de overlast die door [gedaagde] zou zijn veroorzaakt. Ondanks herhaalde pogingen van Stadswonen om in gesprek te gaan met [gedaagde], heeft deze geweigerd om samen te werken aan een oplossing.
De rechtbank heeft overwogen dat de klachten van de buren en kamergenoten van [gedaagde] niet zijn betwist en dat de huurder zich niet als een goed huurder heeft gedragen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tekortkomingen van [gedaagde] in de nakoming van de huurovereenkomst van voldoende gewicht zijn om de overeenkomst te ontbinden. De ontruimingstermijn is vastgesteld op één maand, rekening houdend met de (psychische) gesteldheid van [gedaagde]. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van Stadswonen. De uitspraak is gedaan door kantonrechter K.J. Bezuijen en is uitvoerbaar bij voorraad.