ECLI:NL:RBROT:2020:9766

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
31 oktober 2020
Zaaknummer
8528518 CV EXPL 20-15964
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van rechtsbijstandskosten in het kader van een echtscheidingsprocedure

In deze zaak vordert eiseres, een rechtsbijstandsverlener, betaling van een bedrag van € 2.415,23 van gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor rechtsbijstand die eiseres aan gedaagde heeft verleend in het kader van een echtscheidingsprocedure. Eiseres stelt dat partijen een uurtarief van € 225,00 zijn overeengekomen, met een voorschot van € 1.561,50. Gedaagde betwist dit en stelt dat er een mondelinge afspraak is gemaakt over een vast bedrag voor de gehele procedure, dat inmiddels volledig is voldaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst is gesloten, maar dat onduidelijkheid bestaat over de prijsafspraak. De rechter heeft de zaak verwezen naar een mondelinge behandeling om de standpunten van partijen verder te verhelderen en om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een schikking. De mondelinge behandeling is gepland voor 26 oktober 2020. In de tussentijd moeten partijen alle relevante stukken tijdig indienen en aanwezig zijn of vertegenwoordigd worden tijdens de behandeling.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling en dat partijen hun verhinderdata moeten opgeven voor de komende twee maanden. Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8528518 CV EXPL 20-15964
uitspraak: 9 oktober 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres]
,
gevestigd te [plaats] ,
eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] c.s.’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 15 mei 2020, met bijlagen;
de conclusie van antwoord, met een bijlage;
de conclusie van repliek, met een bijlage;
de conclusie van dupliek.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
[eiseres] heeft rechtsbijstand aan [gedaagde] verleend bij een echtscheidings-procedure.
2.2
In de opdrachtbevestiging van [eiseres] van 18 april 2018 is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
Wij bespraken dat ik mijn werkzaamheden voor u uitsluitend, derhalve ook in het geval u aanspraak zou kunnen maken op door de overheid gesubsidieerde rechtsbijstand (toevoeging), op betalende basis zal verrichten tegen een uur tarief van € 225,00 per uur exclusief 5% kantoorkosten, 21% BTW en verschotten waaronder griffierecht ter hoogte van € 291,00.
Wij hebben een voorschot 1.561,50 inclusief BTW, kantoorkosten en griffierecht afgesproken. U heeft heden op mijn kantoor € 1.000,00 contant voldaan. Ik verzoek u vriendelijk om het restant bedrag van € 561,50 binnen veertien dagen na heden, derhalve uiterlijk 2 mei a.s. te voldoen op Rabobankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [eiseres] te Rotterdam onder vermelding van “ [naam vermelding] ”.
(…)”

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van € 2.415,23, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 2.415,23 bestaat uit:
  • € 1.960,26 aan hoofdsom;
  • € 355,79 aan buitengerechtelijke kosten;
  • € 99,18 aan bedongen rente van 25 oktober 2018 tot en met 18 februari 2019.
3.3
[eiseres] heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. Partijen hebben een overeenkomst met elkaar gesloten op grond waarvan [eiseres] rechtsbijstand aan [gedaagde] heeft verleend. [gedaagde] heeft niet voldaan aan zijn betalingsverplichting.
3.4
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van [eiseres] . Hij voert daartegen – kort gezegd – aan dat partijen mondeling met elkaar een vast bedrag voor de gehele echtscheidingsprocedure zijn overeengekomen. Het afgesproken bedrag is volledig voldaan. [gedaagde] is daarom van mening dat hij niets meer hoeft te betalen aan [eiseres] .

4..De beoordeling

4.1
Vaststaat dat partijen met elkaar een overeenkomst hebben gesloten voor het verlenen van rechtsbijstand. In geschil is of zij daarbij een uurtarief of een vast tarief zijn overeengekomen. [eiseres] stelt dat partijen een uurtarief van € 225,-, exclusief 5% kantoorkosten en 21% BTW zijn overeengekomen, met een voorschot van € 1.561,50. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [eiseres] voornoemde opdrachtbevestiging overgelegd, die in ontvangst genomen is door [gedaagde] en waarin voornoemde prijsafspraak is vastgelegd. [gedaagde] betwist de stelling van [eiseres] en voert aan dat partijen mondeling zijn overeengekomen dat [gedaagde] voor de volledige echtscheidingsprocedure een vast bedrag van € 1.561,50 in totaal zou betalen.
4.2
Wat partijen precies met elkaar zijn overeengekomen moet worden beoordeeld aan de hand van wat zij over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-maatstaf). Partijen zijn de overeenkomst mondeling aangegaan, waarna [eiseres] heeft getracht de afspraken schriftelijk vast te leggen in een opdrachtbevestiging. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij de opdrachtbevestiging heeft ontvangen, maar hij heeft aangevoerd dat hij de Nederlandse taal niet voldoende machtig is om de opdrachtbevestiging te kunnen begrijpen. Vanwege de taalbarière heeft hij er bewust voor gekozen om een Turks sprekende advocaat te benaderen om hem bij te staan.
4.3
De kantonrechter overweegt als volgt. De tekst van de opdrachtbevestiging lijkt duidelijk. Er wordt melding gemaakt van het uurtarief en van het voorschot dat in rekening zou worden gebracht. De vraag welke prijsafspraak partijen met elkaar hebben gemaakt, kan echter niet alleen worden beantwoord op grond van de taalkundige betekenis van de opdrachtbevestiging. Alle omstandigheden van het geval kunnen hierbij een rol spelen. Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het gewenst de zaak met partijen te bespreken. Daarom zal een mondelinge behandeling worden bepaald. Tijdens de mondelinge behandeling kunnen partijen hun standpunten toelichten. Ook kan aan hen worden gevraagd om inlichtingen te geven of standpunten nader te onderbouwen. Tot slot zal ook worden onderzocht of partijen tot een schikking kunnen komen.
4.4
Alle stukken die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in het geding zijn gebracht, dienen door de partij die deze ter sprake wil brengen aan de kantonrechter en aan de wederpartij te worden toegezonden. Deze stukken dienen uiterlijk tien dagen vóór de mondelinge behandeling in het bezit te zijn van de kantonrechter en de wederpartij.
4.5
Partijen dienen zelf aan de mondelinge behandeling deel te nemen of te worden vertegenwoordigd door een persoon die op de hoogte is van het geschil. Deze vertegenwoordiger moet schriftelijk gemachtigd zijn, eventueel ook tot het treffen van een minnelijke regeling.
4.6
Gelet op het voorgaande wordt de zaak verwezen naar de rolzitting van 26 oktober 2020 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen opgave te doen van hun verhinderdata voor de komende twee maanden.
4.7
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
bepaalt dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden;
stelt partijen in de gelegenheid om hun verhinderdata voor de komende twee maanden op te geven;
verwijst de zaak daarvoor naar de rolzitting van
maandag 26 oktober 2020;
wijst partijen erop dat de akte in tweevoud ingestuurd moet worden en uiterlijk de werkdag vóór de rolzitting om 12.00 uur door de rechtbank ontvangen moet zijn;
wijst partijen er op dat zij tijdelijk ook een e-mailbericht mogen sturen aan kantondagvaarding.rtm@rechtspraak.nl.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416