ECLI:NL:RBROT:2020:9765

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
31 oktober 2020
Zaaknummer
8662974 CV EXPL 20-25365
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor rechtsbijstand met geschil over uitvoering en kosten

In deze zaak vordert eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.J. van ‘t Hoff, betaling van een factuur van € 936,36 van gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor rechtsbijstand, waarbij gedaagde niet aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiseres hem niet naar behoren heeft bijgestaan, wat leidde tot het inschakelen van een andere advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst was voor rechtsbijstand en dat partijen een uurtarief van € 135,00 hadden afgesproken. Eiseres heeft 4,40 uur aan werkzaamheden verricht, waarvoor zij € 808,04 in rekening heeft gebracht. Gedaagde heeft zijn verweer niet onderbouwd en is niet verschenen ter zitting. De rechtbank oordeelt dat gedaagde zijn stelling niet heeft kunnen onderbouwen en dat de factuur terecht is. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen, maar de buitengerechtelijke kosten worden afgewezen omdat de aanmaningen niet aan de wettelijke vereisten voldeden. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8662974 CV EXPL 20-25365
uitspraak: 18 september 2020
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiseres]
,
gevestigd te [plaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.J. van ‘t Hoff,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding van 14 juli 2020, met bijlagen;
 de conclusie van antwoord, met bijlagen;
 het tussenvonnis van 28 juli 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
 de aantekening van de mondelinge behandeling van 24 augustus 2020.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..Het geschil

2.1
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 936,36, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 808,04 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
2.2
Het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 936,36 bestaat uit:
  • € 808,04 aan hoofdsom;
  • € 121,21 aan buitengerechtelijke kosten;
  • € 7,11 aan vervallen wettelijke rente.
2.3
[eiseres] heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. Partijen hebben een overeenkomst met elkaar gesloten op grond waarvan [eiseres] rechtsbijstand aan [gedaagde] heeft verleend. [gedaagde] heeft niet voldaan aan zijn betalingsverplichting uit die overeenkomst.
2.4
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van [eiseres] . Hij voert – kort gezegd – aan dat [eiseres] hem niet naar behoren heeft bijgestaan, waardoor hij een andere advocaat moest benaderen. Hij vindt daarom dat hij niet hoeft te betalen. Ook vindt hij het gevorderde bedrag te hoog in verhouding tot de werkzaamheden die [eiseres] heeft verricht.

3..De beoordeling

3.1
Vast staat dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten voor het verlenen van rechtsbijstand. Niet in geschil is dat partijen een uurtarief met elkaar hebben afgesproken van € 135,00 per uur exclusief btw en kantoorkosten. [eiseres] stelt dat zij 4,40 uur aan werkzaamheden heeft verricht en dat zij overeenkomstig de prijsafspraak € 808,04 inclusief btw bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht. Ter onderbouwing hiervan heeft zij een urenspecificatie in het geding gebracht.
3.2
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de factuur niet juist is aangezien er door [eiseres] alleen maar een aantal e-mails zijn verzonden en telefoontjes zijn gepleegd. Bij de dagvaarding heeft [eiseres] een overzicht gevoegd waarin staat vermeld welke werkzaamheden zij heeft verricht. Uit het overzicht blijkt dat de werkzaamheden inderdaad voornamelijk bestonden uit het opstellen van brieven, e-mails en het voeren van telefoongespreken. Voor die werkzaamheden mocht [eiseres] echter ook kosten in rekening brengen. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om ter zitting uit te leggen welke van de in de specificatie vermelde werkzaamheden [eiseres] niet heeft verricht, dan wel niet noodzakelijk waren voor de uitvoering van de aan [eiseres] versterkte opdracht. Zonder bericht van afmelding is [gedaagde] echter niet ter zitting verschenen. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn betwisting nader te motiveren. Nu hij dit niet heeft gedaan, wordt uitgegaan van de juistheid van het overzicht van [eiseres] .
3.3
[gedaagde] heeft zijn stelling dat [eiseres] haar werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd niet nader onderbouwd. Dit was wel vereist gelet op de stelling van [eiseres] dat zij als een goed opdrachtnemer de werkzaamheden correct heeft verricht. Na overleg met de nieuwe advocaat van [gedaagde] heeft [eiseres] het dossier direct afgegeven, zodat zij ook op dat punt heeft gehandeld zoals van haar had mogen worden verwacht. Voorts geldt dat het enkele feit dat [eiseres] haar werkzaamheden niet goed zou hebben uitgevoerd, niet betekent dat [gedaagde] daarom niet meer moet betalen. [gedaagde] heeft de overeenkomst immers niet ontbonden en hij stelt ook niet dat hij schade heeft geleden door toedoen van [eiseres] . Dit verweer wordt daarom verworpen en de hoofdsom zal worden toegewezen.
3.4
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
3.5
[eiseres] maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 121,21. Niet in geschil is dat [eiseres] twee aanmaningen aan [gedaagde] heeft gestuurd. Beide aanmaningen voldoen echter niet aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW. In de eerste aanmaning wordt weliswaar een betalingstermijn van 14 dagen gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, maar er wordt geen melding gemaakt van het verschuldigde bedrag aan buitengerechtelijke kosten indien tijdige betaling uitblijft. In de tweede aanmaning wordt wel melding gemaakt van dit bedrag, maar wordt een te korte betalingstermijn gegeven. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten wordt dus afgewezen.
3.6
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten en de nakosten worden veroordeeld. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

4..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 815,15, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 808,04 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 499,- aan griffierecht, € 100,89 aan dagvaardingskosten en € 240,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 60,- aan nakosten en de kosten van betekening voor zover betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Freese en uitgesproken door mr. S.H. Poiesz ter openbare terechtzitting.
43416