Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en gedaagde, die een affectieve relatie met elkaar hebben gehad van september 2018 tot en met februari 2019. Eiseres vorderde een bedrag van € 3.923,- van gedaagde, dat zij volgens haar had geleend gedurende hun relatie. Eiseres stelde dat gedaagde haar regelmatig had gevraagd om geld uit te lenen voor verschillende doeleinden, maar dat hij slechts een klein deel van het geleende bedrag had terugbetaald. Gedaagde betwistte echter dat er sprake was van een geldlening en stelde dat de betalingen vrijwillig waren gedaan. De kantonrechter oordeelde dat eiseres onvoldoende feiten en omstandigheden had gesteld ter onderbouwing van haar vordering. De enkele stelling dat gedaagde had beloofd het geld terug te betalen, was niet voldoende om aan te nemen dat er een geldleningsovereenkomst was gesloten. Ook de subsidiaire grondslag van onverschuldigde betaling werd afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond dat de betalingen zonder rechtsgrond waren gedaan. De vordering van eiseres werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.