ECLI:NL:RBROT:2020:9683

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
10/996609-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping en valsheid in geschrift door regiodirecteur van bouwbedrijf

In deze strafzaak is de verdachte, regiodirecteur van een groot bouwbedrijf, veroordeeld voor omkoping van de manager Vastgoed en Techniek van een ziekenhuis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 2 april 2009 tot en met 1 november 2013, in verschillende plaatsen in Nederland, giften heeft verstrekt aan de manager in ruil voor het gunnen van opdrachten aan zijn bedrijf. De verdachte heeft contante betalingen gedaan, etentjes aangeboden en goederen verstrekt, waaronder telefoons en een iPad. Daarnaast heeft hij valse offertes en facturen opgesteld om deze omkoping te verdoezelen. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opgelegd. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 30 september en 1 oktober 2020, en het vonnis werd uitgesproken op 29 oktober 2020. De rechtbank heeft rekening gehouden met de openheid van de verdachte tijdens de zitting, zijn niet-previous criminaliteit en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank benadrukt dat omkoping en valsheid in geschrift ernstige misdrijven zijn die de integriteit van het handelsverkeer ondermijnen.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM

Team straf 1
Parketnummer: 10/996609-15
Datum uitspraak: 29 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] , op de zitting opgegeven te wonen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] .
Raadsman van de verdachte: mr. H.W. van Eeuwijk, advocaat te Den Haag
Officier van justitie: mevrouw mr. H.C. Vermaseren
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 30 september en 1 oktober 2020.
Kern van dit vonnis
De verdachte, regiodirecteur bij [naam bouwbedrijf] , wordt in dit vonnis veroordeeld voor omkoping van de manager Vastgoed en Techniek van het [naam ziekenhuis] . Het gaat om de betaling van de verbouwing van de woning van deze manager en onder meer het geven van contant geld, etentjes en goederen. Ook wordt hij veroordeeld voor het opstellen en gebruiken van valse offertes en facturen om deze omkoping af te dekken. Op de zitting heeft de verdachte openheid van zaken gegeven. De rechtbank houdt bij de straf die wordt opgelegd daarmee rekening, maar dat neemt het kwalijke van het handelen van de verdachte niet weg.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdachte wordt beschuldigd van het omkopen van een klant en van de valsheid in geschrift van offertes en facturen die met de omkoping samenhingen. De volledige tekst van de beschuldiging zoals deze door de officier van justitie is opgeschreven in de tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank vindt de beschuldiging bewezen. De bewezenverklaring, de motivering daarvan en een opsomming van de bewijsmiddelen zijn in hoofdstuk 2 van dit vonnis uiteengezet.
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen waar volgens de wet straf op staat. Welke verboden gedragingen dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 3 van dit vonnis. In dat hoofdstuk wordt ook de strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
De rechtbank legt aan de verdachte een taakstraf op van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Hoofdstuk 4 van dit vonnis vermeldt alle onderdelen van de straf en de motivering daarvan.
Hoofdstuk 5 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

1..De beschuldiging in de tenlastelegging

1.
hij, op een of meer tijdstippen in de periode van 2 april 2009 tot en met 1 november 2013,
in Eindhoven en/of Leerdam en/of Leidschendam en/of [plaats] en/of Nieuwegein en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam bouwbedrijf] en/of een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) aan iemand die anders dan als ambtenaar, namelijk aan [naam medeverdachte] werkzaam als manager Vastgoed en Techniek in dienstbetrekking bij [naam ziekenhuis] naar aanleiding van hetgeen [naam medeverdachte] in zijn betrekking of optredend als lasthebber heeft gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten, giften en/of beloften, te weten:
a. een verbouwing van de woning aan de [adres] te [plaats] , bestaande uit:
  • arbeid en materialen ten behoeve van de ruwbouw van deze verbouwing (p. 677 en p. 716), en/of
  • arbeid en materialen ten behoeve van de afbouw en stoffering van deze verbouwing (p. 685 en p. 716), en/of
  • arbeid en materialen ten behoeve van een keuken (p. 716), en/of
zakjes contant geld ter waarde van in totaal euro € 7.900 (p. 783), althans enig geldbedrag, en/of
etentjes (p. 775) ter waarde van euro 4.869,40 althans enig geldbedrag, en/of
twee telefoons (een iPhone 4S (DOC-013) en/of een telefoon van het merk HTC (DOC-014), en/of
kaartjes voor Feyenoord - FC Utrecht (DOC-012), en/of
een iPad met toebehoren (DOC-010), en/of
teambuildingactiviteit (DOC-011),
heeft gedaan van die aard en/of onder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moesten aannemen dat die [naam medeverdachte] deze giften en/of beloften in strijd met de goede trouw zou verzwijgen tegenover zijn werkgever of lastgever;
2.
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 maart 2009 tot en met 22 juni 2009, in Eindhoven en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een offerte van [naam bouwbedrijf] gedateerd 2 april 2009 gericht aan de heer [naam medeverdachte] ( DOC-042 ), en/of
een factuur van [naam bouwbedrijf] gedateerd 18 mei 2009 gericht aan de heer [naam medeverdachte] ( DOC-043 ), en/of
een offerte van [naam bouwbedrijf] gedateerd 2 april 2009 gericht aan de heer [naam medeverdachte] ( DOC-052 ), en/of
een factuur van [naam bouwbedrijf] gedateerd 22 juni 2009 gericht aan de heer [naam medeverdachte] ( DOC-053 ),
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of
doen (laten) opmaken en/of doen (laten) vervalsen, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s), (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid, werkzaamheden en/of bedragen op deze facturen en offerte(s) opgevoerd en/of (doen) laten opvoeren die niet overeenkomen met de werkelijkheid, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 maart 2009 tot en met 20 maart 2013, in Eindhoven en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt en/of doen maken van (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten:
a. een factuur van [naam aannemersbedrijf] gericht aan [naam bouwbedrijf] , regio zuid met
betrekking tot [naam project 1] , d.d. 5 juni 2009 ( DOC-377 ), en/of
een factuur van [naam aannemersbedrijf] gericht aan [naam bouwbedrijf] , regio zuid met
betrekking tot [naam project 2] d.d. 16 april 2009 ( DOC-381 ), en/of
een factuur van [naam aannemersbedrijf] gericht aan [naam bouwbedrijf] , regio zuid met betrekking tot [naam project 3] , d.d. 16 juli 2009 (DOC-407), en/of
een factuur van [naam bedrijf] gericht aan [naam bouwbedrijf] d.d. 27 maart 2009 ( DOC-067 ), en/of
een factuur van [naam bedrijf] gericht aan [naam bouwbedrijf] d.d. 30 maart 2009 ( DOC-068 ),
als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat de datum(s) van deze facturen geantedateerd was/waren en/of valselijk en in strijd met de waarheid geleverde goederen en/of diensten op deze facturen staan, terwijl deze in werkelijkheid niet zijn geleverd, bestaande dat (doen) gebruikmaken telkens hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) deze facturen betaalbaar heeft (doen) stellen/gesteld.
2.
Het bewijs
Bewezenverklaring
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. De feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. De rechtbank vindt bewezen dat:
1.
hij in de periode van 2 april 2009 tot en met 26 november 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam bouwbedrijf] en/of anderen, aan iemand die anders dan als ambtenaar, namelijk aan [naam medeverdachte] werkzaam als manager Vastgoed en Techniek in dienstbetrekking bij [naam ziekenhuis] , naar aanleiding van hetgeen [naam medeverdachte] in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten, giften te weten:
a. een verbouwing van de woning aan de [adres] te [plaats] , bestaande uit:
  • arbeid en materialen ten behoeve van de ruwbouw van deze verbouwing en
  • arbeid en materialen ten behoeve van de afbouw en stoffering van deze verbouwing en
  • arbeid en materialen ten behoeve van een keuken en
zakjes contant geld ter waarde van in totaal euro € 7.900 en
etentjes en
twee telefoons (een iPhone 4S en een telefoon van het merk HTC) en
kaartjes voor Feyenoord - FC Utrecht en
een iPad met toebehoren en
teambuildingactiviteit
heeft gedaan van die aard en/of onder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte, en zijn mededaders redelijkerwijs moesten aannemen dat die [naam medeverdachte] deze giften in strijd met de goede trouw zou verzwijgen tegenover zijn werkgever;
2.
hij in de periode van 30 maart 2009 tot en met 22 juni 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
een offerte van [naam bouwbedrijf] gedateerd 2 april 2009 gericht aan de heer [naam medeverdachte] en
een factuur van [naam bouwbedrijf] gedateerd 18 mei 2009 gericht aan de heer [naam medeverdachte] en
een offerte van [naam bouwbedrijf] gedateerd 2
8april 2009 gericht aan de heer [naam medeverdachte] en
een factuur van [naam bouwbedrijf] gedateerd 22 juni 2009 gericht aan de heer [naam medeverdachte]
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen (laten) opmaken immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s), valselijk en in strijd met de waarheid, werkzaamheden en/of bedragen op deze facturen en offertes opgevoerd en/of (doen) laten opvoeren die niet overeenkomen met de werkelijkheid, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij, in de periode van 27 maart 2009 tot en met 26 november 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of doen maken van valse geschriften, te weten:
a. een factuur van [naam aannemersbedrijf] gericht aan [naam bouwbedrijf] , regio zuid met
betrekking tot [naam project 1] , d.d. 5 juni 2009 en
een factuur van [naam aannemersbedrijf] gericht aan [naam bouwbedrijf] , regio zuid met
betrekking tot [naam project 2] d.d. 16 april 2009 en
een factuur van [naam aannemersbedrijf] gericht aan [naam bouwbedrijf] , regio zuid met betrekking tot [naam project 3] , d.d. 16 juli 2009 en
een factuur van [naam bedrijf] gericht aan [naam bouwbedrijf] d.d. 27 maart 2009 en
een factuur van [naam bedrijf] gericht aan [naam bouwbedrijf] d.d. 30 maart 2009
als ware die geschriften echt en onvervalst, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande de valsheden hierin dat valselijk en in strijd met de waarheid geleverde goederen en/of diensten op deze facturen staan, terwijl deze in werkelijkheid niet zijn geleverd, bestaande dat (doen) gebruikmaken telkens hierin dat verdachte en/of zijn mededaders deze facturen betaalbaar heeft (doen) stellen/gesteld.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank heeft een opgave gemaakt van de bewijsmiddelen waarin de redengevende feiten en omstandigheden staan. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen vrijspraakverweer is gevoerd.
1. De bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 1 oktober 2020.
2. Processen-verbaal [1]
3. Geschriften [2]
4. De verboden gedragingen en de strafbaarheid

Kwalificatie

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
medeplegen van het, aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift doen van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd;
Feit 2:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 3:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

5..De straf

Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft als directeur van [naam bouwbedrijf] , regio Zuid ( [naam bouwbedrijf] ) gedurende langere periode aan de manager Vastgoed en Techniek van het [naam ziekenhuis] , een grote klant van het bouwbedrijf, giften verstrekt. Doel hiervan was ervoor te zorgen dat deze klant aan [naam bouwbedrijf] nieuwe opdrachten zou blijven geven. Aan de bouwmanager, die tevens één van de medeverdachten is, werden contante gelden en goederen gegeven. Ook heeft de verdachte meegewerkt aan het op kosten van anderen dan de bouwmanager laten verbouwen van zijn privéwoning. De bouwmanager had verder de beschikking over visitekaartjes van de verdachte zodat hij etentjes niet zelf hoefde te betalen maar ook deze rekeningen bij anderen kon neerleggen. Om deze omkoping te verbloemen, zijn valse offertes en facturen opgesteld, werd een slim rekening-courantsysteem gebruikt door de verdachte en een zwarte kas aangehouden. Omkoping en de strafbare feiten die daarmee samenhangen zijn ernstige misdrijven vanwege het ondermijnende en corrumperende karakter. Het zorgt voor concurrentievervalsing en het vormt een ernstige aantasting van de integriteit die in het handelsverkeer zo nodig is. Daarom rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat hij zich met deze praktijken heeft ingelaten.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Rapportage
De reclassering heeft op 31 oktober 2019 een rapportage uitgebracht, waarin – kort samengevat – wordt beschreven dat hij op alle levensgebieden goed functioneert en er geen bemoeienis van de reclassering nodig is. De reclassering adviseert aan de verdachte een taakstraf of een geldboete op te leggen. Bij de reclassering heeft de verdachte aangegeven dat hij vanuit schuldbesef de voorkeur geeft aan een werkstraf omdat hij zich dan ook maatschappelijk nuttig kan maken.
Redelijke termijn
Een verdachte heeft recht op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn, zo waarborgt het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat die termijn in zaken als deze in beginsel een periode van twee jaren bestrijkt. Als uitgangspunt geldt dus dat de rechtbank binnen twee jaren na aanvang van de redelijke termijn vonnis wijst. De termijn vangt aan op het moment dat vanuit de Nederlandse Staat (bijvoorbeeld de FIOD of het OM) richting de verdachte een handeling is verricht waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hij – kort gezegd – zal worden vervolgd.
De verdachte en de medeverdachten zijn in juni of juli 2016 aangehouden en voor de eerste keer verhoord door de FIOD. De rechtbank merkt, met de officier van justitie, dat moment aan als aanvangsmoment van de redelijke termijn in deze zaak. De FIOD heeft haar onderzoek op 9 januari 2017 gesloten. De zaak is vervolgens pas op 17 januari 2020 voor de eerste keer voor de rechtbank gebracht. Dit vonnis is uitgesproken op 29 oktober 2020.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De procedure heeft ruim vier jaren geduurd, waar een maximum gold van twee jaren. Deze overschrijding dient te worden gecompenseerd door vermindering van de straf. In welke mate dat gebeurt, zal hierna besproken worden.
Standpunten
Eis van de officier van justitie
In haar requisitoir heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezenverklaard en dat daarvoor een gevangenisstraf van negen maanden moet worden opgelegd.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat in strafmatigende zin moet meewegen dat de verdachte met zijn indiensttreding bij [naam bouwbedrijf] onderdeel is gaan uitmaken van een systeem (van omkoping) dat al langere tijd bestond en door een (groot) aantal betrokkenen in stand werd gehouden, waarbij de verdachte de werkwijze van zijn voorganger heeft overgenomen.
Conclusies van de rechtbank
Omkoping en valsheid in geschrifte (om omkoping af te dekken) zijn, zoals hiervoor beschreven, ernstige feiten. De rechtbank is er niet blind voor dat er jaren geleden in de bouwwereld een andere cultuur heerste met betrekking tot het fêteren van zakenrelaties, maar in de bewezenverklaarde periode was de grootschalige bouwfraude (en bijbehorende omkoping) ruimschoots aan het licht gekomen. De verdachte wist dat wat hij deed strafbaar was. Dat de verdachte waarschijnlijk niet de initiatiefnemer in het geheel is geweest, neemt de rechtbank mee bij de beoordeling, maar de omstandigheid dat hij ‘slechts’ de werkzaamheden van zijn voorganger zou hebben voortgezet, neemt de strafwaardigheid van zijn handelen niet weg. Bovendien is niet gebleken dat de omkoping ook onder zijn voorganger al deze grote omvang had.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Mede gelet op het langdurige karakter van de omkoping, zou uit het oogpunt van vergelding een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur op zijn plaats zijn. De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte echter rekening met zijn open houding, waaruit inzicht in het kwalijke van zijn handelen en spijt daarvan is gebleken, het feit dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld, zijn leeftijd en het gegeven dat de redelijke termijn is geschonden. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de strafbare feiten lang geleden hebben plaatsgevonden.
Alles tegen elkaar afgewogen is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist niet meer passend. Wel is een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats, gecombineerd met een taakstraf. De rechtbank vindt een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een taakstraf van 180 uren daarom een passende straf.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 225 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

5..De beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 29 oktober 2020.

Voetnoten

1.AMB-048 , hoofdstuk 3, paragraaf 3.1 en 3.2, pagina’s 677-679;
2.DOC-042 , pagina 3718;