ECLI:NL:RBROT:2020:9682

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
10/993011-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een zaak van witwassen met betrekking tot onroerend goed en geldbedragen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van witwassen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 september en 1 oktober 2020, met de uitspraak op 29 oktober 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of moest vermoeden dat het geld dat gebruikt werd voor de verbouwing van haar woning en het opknappen van een plezierjacht afkomstig was van een misdrijf. De verdachte had verklaard dat zij dacht dat de verbouwing gefinancierd werd uit eigen middelen en dat zij de financiële zaken aan haar man had toevertrouwd. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging, maar dat de beschuldiging van opzetwitwassen niet bewezen kon worden. De verdediging had betoogd dat de omkoping waar haar medeverdachte van werd verdacht verjaard was, maar dit had geen invloed op de ontvankelijkheid van de officier van justitie in deze zaak. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist dat de gelden een criminele herkomst hadden, en sprak haar vrij van de tenlastelegging.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM
Team straf 1
Parketnummer: 10/993011-17
Datum uitspraak: 29 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] .
Raadsman van de verdachte: de heer mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht
Officier van justitie: mevrouw mr. H.C. Vermaseren
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 30 september en 1 oktober 2020.
Kern van dit vonnis
De verdachte wordt in dit vonnis vrijgesproken van de beschuldiging dat zij een deel van haar woning, inboedel en een geldbedrag heeft witgewassen. De rechtbank is er onvoldoende van overtuigd geraakt dat de verdachte wist of moest vermoeden dat het geld waarmee - kort gezegd - de verbouwing van de woning en het opknappen van het plezierjacht werd betaald, afkomstig was van een misdrijf. Het is niet onaannemelijk dat de verdachte daar niet van wist.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdachte wordt beschuldigd van het samen met iemand anders witwassen van een deel van haar woning, inboedel en een geldbedrag. De volledige tekst van de beschuldiging zoals deze door de officier van justitie is opgeschreven in de tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank moet op de eerste plaats beoordelen of de officier van justitie de verdachte nog voor alle feiten mag vervolgen. De rechtbank vindt van wel. Die beslissing wordt in hoofdstuk 2 van dit vonnis uitgelegd.
De rechtbank vindt de beschuldiging niet bewezen en spreekt de verdachte vrij. De argumenten die tot die beslissing hebben geleid zijn in hoofdstuk 3 van dit vonnis uiteengezet.
Hoofdstuk 4 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

1..De beschuldiging in de tenlastelegging

zij, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 april 2009 tot en met 4 juli 2016 te [plaats delict] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (van) onderstaand(e) voorwerp(en) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en)/geldbedrag(en) was, en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, en/of van onderstaand(e) voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, te weten
  • een (deel van de) onroerende zaak/woning gelegen aan de [adres] te [plaats delict] , bestaande uit een trap (p. 678) en/of een natuurstenen vloer (p. 695) en/of een open haard (p. 696) en/of een keuken (p. 710 e.v.) en/of een badkamer (p. 697), en/of
  • zonwering en/of gordijnen en/of luxaflex (p. 697 en 698), en/of,
  • een geldbedrag van euro 64.500 (DOC-133 en p. 903-904),
terwijl zij verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair,
zij, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 april 2009 tot en met 4 juli 2016, te [plaats delict] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (van) onderstaand(e) voorwerp(en) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de
voorwerp(en)/geldbedrag(en) was, en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, en/of van onderstaand(e) voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, te weten
  • een (deel van de) onroerende zaak/woning gelegen aan de [adres] te [plaats delict] , bestaande uit een trap (p. 678) en/of een natuurstenen vloer (p. 695) en/of een open haard (p. 696) en/of een keuken (p. 710 e.v.) en/of een badkamer (p. 697), en/of
  • zonwering en/of gordijnen en/of luxaflex (p. 697 en 698), en/of,
  • een geldbedrag van euro 64.500 (DOC-133 en p. 903-904),
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) redelijker moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Vordering van de officier van justitie
In haar requisitoir heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de verdachte van het opzettelijk witwassen moet worden vrijgesproken en dat het subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen kan worden bewezenverklaard.
2.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de raadsman van haar medeverdachte echtgenoot dat de omkoping waar hij van wordt verdacht verjaard is.
Beoordeling
Een eventuele verjaring van de omkoping in de zaak van de medeverdachte raakt de ontvankelijkheid van de officier van justitie voor het ten laste gelegde witwassen niet. Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat ook het witwassen is verjaard, dan heeft de verdediging dit verweer onvoldoende onderbouwd.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

3..Het bewijs

De verdachte zal worden vrijgesproken van de beschuldiging dat zij een deel van haar woning, inboedel en een geldbedrag heeft witgewassen.
De vrijspraak van het primair ten laste gelegde opzetwitwassen wordt niet gemotiveerd omdat de verdediging en de officier van justitie het op dit punt met elkaar eens waren. De rechtbank sluit zich hierbij aan. Voor het subsidiair ten laste gelegde ligt dat anders en deze vrijspraak zal nader worden toegelicht.
De rechtbank is er anders dan de officier van justitie onvoldoende van overtuigd geraakt dat de verdachte moest vermoeden dat het geld waarmee - kort gezegd - de verbouwing van de woning en het plezierjacht werd betaald, afkomstig was van een misdrijf.
Het moet de officier van justitie worden toegegeven dat het dossier aanwijzingen bevat dat de verdachte niet volledig blanco was over de positie die haar man bekleedde bij het ziekenhuis waar hij werkte en in welke relatie hij stond met aannemers in de bouwwereld. Ook wist zij bijvoorbeeld dat er voor de verbouwing van de woning ‘kortingen’ werden verstrekt door leveranciers van goederen voor de verbouwing. Maar die wetenschap maakt nog niet dat zij ‘moest vermoeden’ dat de verbouwing werd betaald met geld afkomstig uit een misdrijf. De verdachte heeft dergelijke wetenschap steeds ontkend en ook verklaard dat zij in de veronderstelling verkeerde dat de verbouwing werd gefinancierd uit eigen middelen en dat zij de familiefinanciën aan haar man overliet. Dat de verdachte op de hoogte was van het financiële wel en wee binnen het gezin is onvoldoende komen vast te staan. Dat de mogelijkheid van financiering uit eigen middelen inderdaad bestond, is gebleken uit de door de officier van justitie op de zitting overgelegde belastingaangifte over 2009.
Het is niet onaannemelijk dat de verdachte niet wist hoe haar echtgenoot de verbouwing van de woning en het opknappen van de boot financierde en bovenal niet dat dat geld een criminele herkomst had.

4..De beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 29 oktober 2020.