ECLI:NL:RBROT:2020:9614
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot faillietverklaring wegens gebrek aan baten en misbruik van recht
Op 5 augustus 2020 heeft de aangever een verzoek tot faillietverklaring ingediend bij de rechtbank. De behandeling van dit verzoek vond plaats op 29 september 2020, maar werd uitgesteld naar 6 oktober 2020 vanwege het ontbreken van contactinformatie van de aangever. Tijdens de zitting op 6 oktober 2020 werd de aangever telefonisch gehoord, waarbij zijn advocaat, mr. W.L. Bouritius, optrad. De rechtbank moest beoordelen of er voldoende baten aanwezig waren om de kosten van het faillissement te dekken, zoals vereist door de Faillissementswet.
De rechtbank concludeerde dat de aangever niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat er baten aanwezig waren die de kosten van het faillissement konden dekken. De aangever verkeerde in een toestand van betalingsonmacht, maar er was geen bewijs dat er voldoende vermogen beschikbaar zou zijn voor de curator in een faillissement. De rechtbank wees ook op het feit dat de aangever eerder failliet was verklaard en dat dit faillissement was opgeheven wegens gebrek aan baten. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek tot faillietverklaring misbruik van recht opleverde, aangezien er geen gerechtvaardigd belang was voor de aangever om een faillissement aan te vragen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afgewezen, met de overweging dat de aangever geen alternatieven had aangedragen om zijn financiële situatie te verbeteren. De rechtbank benadrukte dat het opereren als zaakwaarnemer van een gefailleerde niet tot de taken van een curator behoort, wat ook een reden was om het verzoek af te wijzen.