2.3.In de beschikking staat dat als peildatum heeft te gelden:
- voor de
omvangvan de gemeenschap: 21 maart 2018 (datum indien verzoekschrift tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap);
- voor de
waardevan de goederen van de gemeenschap: het moment van feitelijke verdeling, tenzij partijen anders zijn overeengekomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard;
“2.9.6. Volgens partijen dan wel één van hen bestaat de gemeenschap op de peildatum uit de volgende bestanddelen:
a. de echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaats] , [adres] ;
b. de aan de echtelijke woning verbonden hypothecaire geldlening;
c. de inboedelgoederen;
d. de waarde van de auto van het merk [auto 1] , kenteken [kentekennummer 1] ;
e. de waarde van de auto van het merk [auto 2] , kenteken [kentekennummer 2] ;
f. het saldo van de bankrekening bij ABN AMRO Bank met rekeningnummer
[bankrekeningnummer 1] , ten name gesteld van partijen;
g. het saldo van de bankrekening bij ABN AMRO Bank met rekeningnummer
[bankrekeningnummer 2] , ten name gesteld van partijen;
h. het saldo van de bankrekening bij ABN AMRO Bank met rekeningnummer
[bankrekeningnummer 3] , ten name gesteld van partijen;
i. het saldo van de bankrekening bij Rabobank met rekeningnummer
[bankrekeningnummer 4] , ten name gesteld van de man;
j. het saldo van de bankrekening bij Rabobank, waarvan het rekeningnummer eindigt op 122, ten name gesteld van de vrouw;
k. de activa en passiva, behorende bij de eenmanszaak van de vrouw;
l. de schuld dan wel teruggave uit hoofde van de inkomstenbelasting 2017;
m. de schuld uit hoofde van de inkomstenbelasting 2018;
n. de schuld uit hoofde van de bijdrage ZVW 2017.
2.9.7.De vrouw wenst de woning toegedeeld te krijgen, waartegen de man op zich geen bezwaren heeft geuit. Partijen zijn het niet eens over de waarde van de woning, zodat de rechtbank van oordeel is dat de woning (opnieuw) dient te worden getaxeerd. Het taxatierapport uit 2017 is zodanig gedateerd dat dit geen reëel uitgangspunt vormt voor de waarde van de woning. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat makelaar Stad en Land de woning bindend zal taxeren. De vrouw krijgt vervolgens twee maanden vanaf de datum van het taxatierapport de gelegenheid de benodigde financiering te regelen voor toedeling van de woning aan haar.
De vrouw dient de hypotheekschuld ten tijde van de toedeling van de woning aan haar voor haar rekening te nemen. Voor zover de hypotheekschuld per die datum lager is dan de taxatiewaarde van de woning is sprake van een overwaarde, waarvan de vrouw de helft aan de man dient te voldoen. Voor zover de hypotheekschuld per die datum hoger is dan de taxatiewaarde is sprake van een onderwaarde, die beide partijen ieder voor de helft dienen te dragen.
Binnen drie maanden na de datum van het taxatierapport dient de woning aan de vrouw te worden toegedeeld en indien dit niet haalbaar blijkt en partijen hierover geen nadere afspraken kunnen maken dient de woning te worden verkocht.
Ter zitting is gebleken dat partijen er niet in zullen slagen het verkooptraject in onderling overleg te regelen, zodat de rechtbank een stappenplan zal formuleren.
De rechtbank bepaalt dat een en ander geschiedt op de volgende wijze.
Binnen twee weken nadat duidelijk is dat de vrouw toedeling van de woning aan haar niet kan financieren of binnen twee weken nadat de termijn is verstreken om de woning aan de vrouw toegedeeld te krijgen, selecteert de vrouw drie NVM-makelaarskantoren en stuurt deze selectie naar de man. Na ontvangst daarvan kiest de man binnen één week uit die selectie de verkopende makelaar. Daarna verrichten partijen zo spoedig mogelijk de volgende handelingen:
- invullen en ondertekenen van door de makelaar geleverde formulieren ten behoeve van de opdracht tot verkoop,
- aanleveren van door de makelaar verzochte documenten;
- betaling van hun deel van de aanbetaling aan de makelaar, binnen de gestelde betalingstermijn van de makelaar,
- leveren van een set sleutels aan de makelaar, binnen de door de makelaar gestelde termijn,
- meewerken aan het bepalen van de verkoopprijs of de vraag- en laatprijs, binnen de door de makelaar gestelde termijn,
- meewerken aan geplande bezichtigingen,
- zorgen dat huis en tuin verzorgd ogen voor iedere bezichtiging,
- alle andere handelingen die noodzakelijk zijn voor de verkoop en oplevering van de woning, waartoe zowel door de makelaar als in een later stadium door de notaris verzocht wordt, binnen de door hen gestelde termijnen,
- het tekenen van de koopovereenkomst,
- het meewerken aan de levering van de echtelijke woning via de notaris, waaronder het tekenen van de transportakte of een volmacht binnen de door de notaris gestelde termijn.
Bij dit alles geldt nog het volgende:
- voor het geval partijen niet in onderling overleg tot overeenstemming komen over de te hanteren verkoopprijs en of de vraag- en laatprijs, zal de makelaar deze bindend vaststellen, alsmede een eventuele wijziging van de te hanteren vraag- en laatprijs in geval verkoop uitblijft,
- in het geval de makelaar de verkoopprijs en/of vraag- en laatprijs bindend heeft vastgesteld, hanteren partijen deze bij de verkoop van de echtelijke woning aan een derde,
- partijen dragen de aan de verkoop verbonden kosten ieder bij helfte,
- als de makelaar de opdracht tot verkoop van de echtelijke woning teruggeeft wegens gebrek aan medewerking van de zijde van een van partijen, voldoet de niet-meewerkende partij de kosten die de makelaar in rekening brengt. Dit geldt ook voor schade en of extra onkosten veroorzaakt door het niet-meewerken van een partij bij de afwikkeling bij de notaris en door het niet correct opleveren van het huis aan kopers,
- met de verkoopopbrengst van de woning en de opbrengst van de polissen die zijn gekoppeld aan de hypothecaire lening wordt de hypothecaire lening afgelost. Als na aflossing een hypothecaire schuld resteert, dragen partijen deze gelijkelijk. Als na aflossing een overwaarde resteert, verdelen partijen deze gelijkelijk.
De man heeft zijn verzoek tot vervangende toestemming ten aanzien van de verkoop van de woning ingetrokken, zodat dit zal worden afgewezen.
2.9.8.Partijen maken over en weer aanspraak op inboedelgoederen die de ander onder zich zou hebben. Zij ontkennen over en weer de door ieder van hen geclaimde goederen onder zich te hebben.
Omdat partijen hun stellingen onvoldoende hebben onderbouwd en vast staat dat iedere partij een bepaald gedeelte van de inboedelgoederen heeft behouden, zal de rechtbank aan iedere partij toedelen wat hij of zij aan inboedelgoederen onder zich heeft, zonder verdere verrekening.
2.9.9.Tussen partijen staat vast dat de auto’s voor de peildatum ten name van de moeder van de vrouw zijn gesteld. Volgens de man heeft de vrouw hiermee de auto’s aan de gemeenschap onttrokken. De vrouw voert aan dat dit alles in onderling overleg is gebeurd, hetgeen de man betwist.
De rechtbank begrijpt het standpunt van de man als een beroep op artikel 1:164 BW; benadeling van de gemeenschap in verbinding met artikel 1:80b BW en artikel 1:80e lid 1 BW op grond waarvan de bepalingen voor echtgenoten van overeenkomstige toepassing zijn op geregistreerd partners. Dit artikel bepaalt dat indien een tussen de echtgenoten bestaande gemeenschap van goederen door één van hen is benadeeld doordat hij na de aanvang van het geding of binnen zes maanden daarvóór – onder meer – rechtshandelingen als bedoeld in artikel 1:88 BW zonder de vereiste toestemming heeft verricht, hij gehouden is de aangerichte schade aan de gemeenschap te vergoeden. Gelet op de betwisting van de man, heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat één van de auto’s is overgedragen ter voldoening van een schuld die de man bij de ouders van de vrouw zou hebben gehad. De rechtbank gaat er daarom van uit dat met het op naam van haar moeder zetten van de auto’s, de vrouw de auto’s aan haar moeder heeft geschonken. Op grond van artikel 1:88 lid 1 sub b BW heeft een echtgenoot toestemming nodig van de andere echtgenoot voor het doen van giften, met uitzondering van de gebruikelijke, niet bovenmatige. De man heeft betwist dat de auto’s aan de ouders van de vrouw zijn overgedragen na onderling overleg tussen partijen en de vrouw heeft haar standpunt niet nader onderbouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vrouw de auto’s zonder de daartoe vereiste toestemming van de man aan haar ouders heeft geschonken, zodat zij de aan de gemeenschap aangerichte schade dient te vergoeden.
De [auto 2] is op 28 november 2017 gekocht voor een bedrag van € 20.345,-, zo stelt de man. Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat voor de auto zelf een bedrag betaald is van
€ 19.950,- en dat verder nog wat kosten in rekening zijn gebracht, waarna het totaal verschuldigde bedrag € 20.345,- was. De rechtbank is van oordeel dat uitgegaan moet worden van € 19.950,-, aangezien dit bedrag voor de auto is betaald. Gelet op de zeer korte periode waarna de auto vervolgens door de vrouw aan haar ouders is overgedragen (enkele weken), acht de rechtbank het redelijk de waarde van de auto op dit bedrag te stellen.
Met betrekking tot de [auto 1] stelt de rechtbank de waarde op € 3.750,-, aangezien dit bedrag blijkt uit het door de vrouw overgelegde taxatierapport. De man heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld waarom niet van dit rapport uitgegaan zou kunnen worden. De door de man overgelegde e-mail, op grond waarvan de man uitgaat van een waarde van € 6.500,-, heeft betrekking op de inruilwaarde van de auto en de wijze waarop tot dit bedrag is gekomen is niet onderbouwd. Hetgeen hiervoor is overwogen heeft tot gevolg dat de vrouw gehouden is een bedrag van € 23.700,- aan de gemeenschap dient te vergoeden. Per saldo betekent dit dat de vrouw nog een bedrag van € 11.850,- aan de man dient te voldoen.
2.9.10.Partijen zijn het erover eens dat de saldi op de peildatum, te weten 21 maart 2018, bij helfte verdeeld worden. Ieder van partijen zet de bankrekening op zijn of haar naam voort. De bankrekeningen die op naam van beide partijen gesteld zijn, zullen worden opgeheven.
Ten aanzien van de zakelijke bankrekening van de man zal hierna een oordeel worden gegeven. De rechtbank ziet in het standpunt van de man geen aanleiding de peildatum op een andere dan de datum van indiening van het verzoek te stellen.
De rechtbank is uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet duidelijk geworden of de door de man genoemde bankrekening van de vrouw bij Rabobank, eindigend op 122, tot de gemeenschap behoort. Voor zover deze bankrekening op de peildatum bestond, dient het saldo van deze bankrekening op de peildatum bij helfte gedeeld te worden. De vrouw dient de helft van het betreffende saldo aan de man te betalen en de vrouw zal de bankrekening voortzetten.
2.9.11.De man stelt dat de waarde van de onderneming dient te worden bepaald en maakt aanspraak op de helft van deze waarde. Ter zitting is gebleken dat de vrouw een aantal fotolenzen heeft, dan wel had, en dat deze, alsmede nog een aantal andere materialen die bedoeld zijn voor het maken van foto’s, op de inboedellijst van de man vermeld staan.
Hiervoor is onder rechtsoverweging 2.9.8. een oordeel gegeven over de inboedelgoederen, waaronder dus ook de aan de fotoactiviteiten van de vrouw verbonden goederen. Gesteld noch gebleken is dat er nog overige activa zijn of dat er passiva zijn die aan de onderneming verbonden zijn. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat met de verdeling van de inboedel ook de activa behorende bij de onderneming van de vrouw verdeeld zijn. Het verzoek van de man zal worden afgewezen.
2.9.12.Aangezien een eventuele teruggave dan wel schuld uit hoofde van de inkomstenbelasting 2017 betrekking heeft op een periode waarin de gemeenschap tussen partijen nog bestond, dienen partijen de teruggave bij helfte te verdelen en de schuld ieder bij helfte te dragen.
2.9.13.Voor zover een teruggave of een aanslag betrekking heeft op de periode tot de peildatum (21 maart 2018) dienen partijen deze bij helfte te delen, dan wel te dragen. De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen wie welk bedrag verschuldigd is aan wie.
2.9.14.Aangezien de aanslag ZVW betrekking heeft op het jaar 2017, te weten vóórdat de gemeenschap ontbonden is, dienen partijen deze schuld ieder bij helfte te dragen.
2.9.15.De wijze van verdeling van de gemeenschap zal gelast worden zoals hiervoor onder de rechtsoverwegingen 2.9.4. tot en met 2.9.14 is weergegeven.
2.9.16.De man stelt dat de vrouw opnames heeft gedaan van de zakelijke bankrekening (hiervoor onder g. genoemd) van de man en dat de vrouw deze bedragen dient terug te boeken op de bankrekening van de man. Het betreft de volgende bedragen:
- € 984,- op 9 januari 2018;
- € 6.615,- op 3 april 2018;
- € 1.116,- op 8 november 2018.
Tevens heeft de vrouw kort voor de aanvang van de procedure een bedrag van € 1.000,- overgemaakt op haar privébankrekening.
2.9.17.De vrouw voert gemotiveerd verweer. De vrouw betwist dat zij bedragen heeft weggesluisd. De vrouw heeft bedragen opgenomen, omdat de man vanaf april 2018 geen enkele bijdrage meer voldeed in de woonlasten.
2.9.18.Met betrekking tot de opname die is gedaan vóór de peildatum (21 maart 2018) is de rechtbank van oordeel dat er geen grondslag bestaat op grond waarvan de vrouw die aan de man moet voldoen. De saldi op de bankrekeningen worden immers per de peildatum bij helfte tussen partijen verdeeld en ten tijde van die opname was de gemeenschap nog niet ontbonden. Voor het oordeel dat de vrouw de gemeenschap zou hebben benadeeld, heeft de man onvoldoende gesteld.
Ten aanzien van de opnames die hebben plaatsgevonden ná de peildatum bestaat eveneens geen grondslag om deze alsnog aan de man te voldoen. Tijdens het geregistreerd partnerschap zijn partijen gehouden elkaar het nodige te verschaffen (artikel 1:81 in verbinding met artikel 1:80b BW). De man heeft niet betwist dat hij vanaf april 2018 geen enkele bijdrage meer heeft geleverd aan de woonlasten, terwijl hij wel voor de helft eigenaar van de woning was. Dat de vrouw die opnames heeft gebruikt om de woonlasten voor zover die voor rekening kwamen van de man, te betalen, heeft de man niet betwist. Daarbij heeft de rechtbank geen volledig inzicht in de financiële huishoudingen van partijen van ná de peildatum, zodat op basis daarvan ook niet kan worden vastgesteld of de één meer heeft voldaan dan de ander hetgeen wellicht nog tot enige verrekening aanleiding zou kunnen geven. Het verzoek van de man zal worden afgewezen.
Stornering automatische incasso’s
2.9.19.De man heeft gesteld dat de vrouw automatische incasso’s heeft laten storneren, waardoor een betalingsachterstand is ontstaan. De man stelt deze schuld te hebben afgelost met zijn vakantiegeld en maakt aanspraak op de helft van dit bedrag.
2.9.20.De man heeft nagelaten te stellen welk bedrag hij van de vrouw vordert. Dit heeft tot gevolg dat zijn verzoek onvoldoende concreet is, zodat dit zal worden afgewezen.
2.9.21.De vrouw verzoekt te bepalen dat de man gehouden is de helft van de lasten van de echtelijke woning te voldoen totdat de woning op naam van de vrouw is gesteld, althans is verkocht.
2.9.22.De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de vrouw onvoldoende concreet is. Zo is niet duidelijk welk bedrag de vrouw van de man wenst te ontvangen en op welke lasten haar verzoek ziet. Bovendien volgt reeds uit de wet dat indien sprake is van een gemeenschap de daaraan verbonden lasten door ieder bij helfte gedragen dienen te worden, zodat de vrouw ook geen belang heeft bij haar verzoek. Het verzoek van de vrouw zal daarom worden afgewezen.