ECLI:NL:RBROT:2020:9579

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
ROT 20/1566
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake Ziektewetuitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam als klantenservicemedewerkster, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had zich op 16 juli 2018 ziekgemeld en ontving vanaf 23 juli 2018 een Ziektewet (ZW) uitkering. Op 4 september 2019 heeft de Raad van bestuur besloten dat eiseres met ingang van 5 oktober 2019 geen recht meer had op deze uitkering. Dit besluit werd in een later stadium, op 12 februari 2020, door verweerder gehandhaafd na een bezwaarprocedure. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 8 oktober 2020 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat zij niet in staat was om te werken vanwege de noodzaak tot operaties aan beide handen wegens carpaal tunnelsyndroom. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet meer in staat was haar eigen arbeid te verrichten, maar dat verweerder terecht had geconcludeerd dat zij, rekening houdend met haar beperkingen, in staat was om met gangbare arbeid ten minste 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank heeft de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige als zorgvuldig en volledig beoordeeld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de door verweerder geduide functies, met uitzondering van de functie van Medewerker bibliotheek, geschikt zijn voor eiseres. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van de Raad van bestuur om de ZW-uitkering te beëindigen, in stand blijft. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/1566

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 oktober 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

Bij besluit van 4 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 5 oktober 2019 geen recht meer heeft op uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 12 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is werkzaam geweest als klantenservicemedewerkster voor 20-28 uur per week (haar eigen arbeid). Op 16 juli 2018 heeft eiseres zich voor dit werk ziekgemeld vanwege klachten in de onderarm en rug. Op 22 juli 2018 is eiseres ziek uit dienst getreden. Bij besluit van 25 juli 2018 is eiseres met ingang van 23 juli 2018 een ZW-uitkering toegekend.
2. Op 16 juli 2019 heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden in het kader van de zogenoemde Eerstejaars ZW-Beoordeling (EZWB). In de naar aanleiding daarvan opgemaakte rapportage heeft verweerders verzekeringsarts overwogen dat eiseres pijnklachten heeft in haar onderarm en rug. Ook heeft eiseres last van spanningen als gevolg van een ongeluk waar haar dochter bij betrokken was. Ernstige beperkingen hiervoor heeft de verzekeringsarts niet verdedigbaar geacht, wel dient rekening te worden gehouden met een kwetsbare rechterelleboog en licht verminderde stressbestendigheid. Eiseres is aangewezen op werkzaamheden die voldoen aan hetgeen is vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 juli 2019, geldig per die datum. Daarin zijn onder meer beperkingen aangegeven ten aanzien van de rubrieken 1. Persoonlijk functioneren,
3. Aanpassing aan fysieke omgevingseisen en 4. Dynamische handelingen.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens op basis van de mogelijkheden en beperkingen geconcludeerd dat eiseres niet meer in staat is haar eigen arbeid te verrichten. Wel heeft de arbeidsdeskundige met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres een aantal gangbare functies geduid, namelijk Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), Monteur printplaten (SBC-code 267051) en Medewerker bibliotheek (SBC-code 315131). Aanvullend zijn de volgende functies geduid: Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 242030) en Telefonisch verkoper (outbound) (SBC-code 315173). Op basis van de mediaanfunctie (de middelste van de eerste drie functies, monteur printplaten) heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat eiseres meer dan 65% van het loon kan verdienen dat zij verdiende voordat zij ziek werd, te weten 100%.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen en bepaald dat eiseres per 5 oktober 2019 niet meer in aanmerking komt voor een ZW-uitkering, op de grond dat eiseres met ingang van 16 juli 2019 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende met haar arbeid voordat zij ziek werd.
3. In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapportage van 3 februari 2020 overwogen dat het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig is geweest en dat haar niet is gebleken dat de verzekeringsarts een onjuist beeld heeft gehad van de gezondheidstoestand van eiseres. Bij eiseres is inmiddels de diagnose carpaal tunnelsyndroom gesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat deze diagnose past bij de eerder vastgestelde beperkingen van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen aanleiding gezien om van het medische oordeel van de primaire verzekeringsarts af te wijken.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 11 februari 2020 geconcludeerd dat de functie Medewerker bibliotheek niet passend is voor eiseres, omdat daarin de belastbaarheid van eiseres ten aanzien van het
itemconflicthantering wordt overschreden. De functie is door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep verworpen. De overige functies zijn onverminderd geschikt voor eiseres. Op basis van de onveranderde mediaanfunctie is eiseres volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nog steeds in staat om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen, te weten 100%.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd, onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe aan dat zij niet in staat is werk te kunnen verrichten, omdat zij aan beide handen geopereerd moet worden vanwege het carpaal tunnelsyndroom.
5. Bij de beoordeling van het beroep zijn in het bijzonder de volgende bepalingen van belang.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
6. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres niet meer in staat is haar eigen arbeid te verrichten. De datum in geding (de datum waarop de ZW-uitkering met inachtneming van de toepasselijke uitlooptermijn eindigt) is 5 oktober 2019. De rechtbank zal daarom beoordelen of verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is vanaf die datum met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
7. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd is gebaseerd op dossieronderzoek (waaronder de anamnese, eigen onderzoek door de verzekeringsarts, datgene wat in bezwaar is aangevoerd en door eiseres overgelegde informatie van de behandelend sector). Het onderzoek heeft daarmee op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
De rechtbank is verder niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres op of rondom 5 oktober 2019. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in dit verband in de rapportage van
3 februari 2020 inzichtelijk gemotiveerd dat de diagnose carpaal tunnelsyndroom weliswaar nog niet bekend was ten tijde van de beoordeling door de verzekeringsarts, maar dat in de vastgelegde FML wel rekening is gehouden met de klachten van eiseres aan haar rechterarm. De belastbaarheid als gevolg van deze diagnose is niet veranderd en past bij de in de FML opgenomen beperkingen. Verder waren de rugklachten volgens eiseres in haar gronden van bezwaar al in september 2019 en daarmee voor de datum in geding afgenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op grond hiervan geen aanleiding gezien om de FML aan te passen. Voorts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk toegelicht dat de FML nadrukkelijk geen weergave van klachten betreft, maar het resultaat is van een medische beoordeling. Eiseres heeft in beroep geen nadere medische gegevens verstrekt die aanknopingspunten bieden voor twijfel aan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. De rechtbank is niet gebleken dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt, zodat deze functies worden geacht geschikt te zijn voor eiseres.
Verder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep inzichtelijk toegelicht dat en waarom de geduide functies met uitzondering van die functie die hij heeft laten vervallen geschikt zijn voor eiseres. Eiseres is hiertegen in beroep niet opgekomen.
7. Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de geduide functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat eiseres verdiende voordat zij ziek werd, geeft een verdiencapaciteit van meer dan 65%. Verweerder heeft daarom terecht bepaald dat eiseres met ingang van 5 oktober 2019 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
8. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. van der Sluis, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is gedaan op 9 oktober 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.