ECLI:NL:RBROT:2020:9525

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
C/10/597580 / JE RK 20-1526
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 september 2020 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder, terwijl [voornaam minderjarige] bij de grootvader verblijft. Eerder, op 9 juni 2020, was [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld en was er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 9 oktober 2020. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om verlenging van deze machtiging voor een periode van twaalf maanden, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de machtiging inmiddels is vervallen omdat deze niet ten uitvoer is gelegd binnen de gestelde termijn van drie maanden.

De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] besproken, waarbij werd opgemerkt dat zij zelfbepalend gedrag vertoont en een schoolachterstand heeft. De grootvader werd als onvoldoende open voor hulpverlening gezien, en er was een gebrek aan communicatie tussen de ouders en de grootvader. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat alle betrokkenen samenwerken om de zorgen over [voornaam minderjarige] weg te nemen. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen, omdat een vervallen machtiging niet kan worden verlengd. De kinderrechter heeft alle betrokkenen aangespoord om gezamenlijk in te zetten op een goede toekomst voor [voornaam minderjarige].

De beschikking is mondeling gegeven door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/597580 / JE RK 20-1526
datum uitspraak: 25 september 2020

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2003 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

[naam grootvader] ,

de grootvader moederzijde, hierna te noemen de grootvader, wonende te [woonplaats].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de brief met bijlagen van de Raad van 14 september 2020, ingekomen bij de griffie op
16 september 2020.
Op 25 september 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de grootvader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster] ,
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond, hierna te noemen de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [voornaam minderjarige] verblijft bij de grootvader.
Bij beschikking van 9 juni 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 9 juni 2021. Tevens is een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend tot 9 oktober 2020. Het overige verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van twaalf maanden. Thans resteert nog de periode tot 9 juni 2021.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] zijn onverminderd aanwezig. [voornaam minderjarige] laat zelfbepalend gedrag zien en heeft een schoolachterstand. Ook worden door het wijkteam zorgen over de opvoedsituatie bij de grootvader geuit. Daarnaast staat de grootvader onvoldoende open voor de hulpverlening. [voornaam minderjarige] zit klem tussen haar vader, haar moeder en haar grootvader. De machtiging tot uithuisplaatsing is tot op heden nog niet gebruikt. Het is van belang dat de ouders, grootvader en [voornaam minderjarige] door de GI worden gemotiveerd om mee te werken aan een zelfstandig wonen traject.

De standpunten

De GI heeft het verzoek van de Raad ondersteund en daaraan het volgende toegevoegd. In de afgelopen periode hebben zorgelijke gebeurtenissen plaatsgevonden. Er is sprake van een gebrek aan communicatie tussen de vader, de moeder en de grootvader, waarvan door [voornaam minderjarige] gebruik wordt gemaakt. Een kamertrainingscentrum wordt het meest passend geacht om [voornaam minderjarige] voor te bereiden op de toekomst.
De grootvader heeft aangegeven dat [voornaam minderjarige] fouten heeft gemaakt, maar inmiddels werkt zij hard aan haar toekomst. Zo gaat [voornaam minderjarige] naar haar stage en komt zij op tijd thuis. Het is niet in het belang van [voornaam minderjarige] dat zij uit huis wordt geplaatst.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265c, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek vervalt een machtiging tot uithuisplaatsing indien deze na verloop van drie maanden niet ten uitvoer is gelegd. De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 juni 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend. Echter, tot op heden is deze machtiging tot uithuisplaatsing niet tenuitvoergelegd, waardoor deze inmiddels is vervallen. Een machtiging tot uithuisplaatsing die is vervallen, kan niet worden verlengd. Het verzoek zal worden afgewezen.
De kinderrechter vraagt alle betrokkenen om samen op te trekken om de zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] weg te nemen. Er lijkt sprake te zijn van een kentering in het gedrag van [voornaam minderjarige] . Zij gaat inmiddels naar school en loopt met plezier stage bij de Wibra. Het is van belang dat alle betrokkenen zich gezamenlijk inzetten voor een zo goed mogelijke toekomst voor [voornaam minderjarige] .

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af, voor zover daar niet eerder op is beslist.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.J. van Bergeijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op
25 september 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 oktober 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.