Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[gedaagde sub 5 in conventie/ eiser sub 5 in reconventie],
[gedaagde sub 7 in conventie / eiser sub 7 in reconventie],
1..De procedure
- de dagvaarding van 23 april 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van SdO c.s., met producties;
- de brief van de rechtbank van 22 juli 2020 waarbij partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling;
- de conclusie van antwoord in reconventie van Heemzaethe;
- de brief van 24 augustus 2020 van mr. Van Oosten, met productie 26;
- de brief van 28 augustus 2020 van mr. Kalkwiek;
- de brief van 31 augustus 2020 van mr. Van Oosten, met productie 27;
- de brief van 31 augustus 2020 van mr. Kalkwiek, met producties 79 en 80;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 september 2020;
- de reactie op het proces-verbaal van SdO c.s. van 11 september 2020;
- de reactie op het proces-verbaal van Heemzaethe van 15 september 2020.
2..De feiten
e-mailbericht aan de algemeen directeur van Heemzaethe de heer [naam persoon 2] (hierna: [naam persoon 2] ), [gedaagde sub 5 in conventie/ eiser sub 5 in reconventie] en [gedaagde sub 7 in conventie / eiser sub 7 in reconventie] gestuurd:
ASSURANTIEKANTOOR BREUKHOVEN BVin het (…), partij 2 hierna te noemen: "SDO"
3..De vordering in conventie
4..De vordering in reconventie
Geachte heer/mevrouw,
5..De beoordeling
in conventie en in reconventie
Ook op dit punt zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden. Ter comparitie heeft de rechtbank reeds als voorlopig oordeel geuit dat op basis van de op dat moment beschikbare informatie nog niet kan worden vastgesteld dat de (indirect) bestuurders van SdO Verzekeringen en Assurantiekantoor Breukhoven een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het enkele feit dat SdO Verzekeringen en Assurantiekantoor Breukhoven niet (meer) over activa van betekenis beschikken, maakt dat niet anders. Dat zij een pandrecht hebben laten vestigen op vorderingen van SdO Verzekeringen en Assurantiekantoor Breukhoven op verzekeraars, terwijl in werkelijkheid sprake was van vorderingen van andere juridische entiteiten zodat in zoverre geen pandrecht tot stand kwam, levert in de context waarin dat heeft plaatsgevonden evenmin zonder meer een persoonlijk ernstig verwijt op.
6..De beslissing
[1861/1729]