Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 2 april 2020, met producties 1 tot en met 13,
- de beslagstukken,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 3,
- de akte ter gelegenheid van comparitie van partijen, tevens akte houdende overlegging producties van [eiseres] , met producties 14 tot en met 17,
- de bij brief van 20 augustus 2020 toegezonden productie 4 van [gedaagde] ,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 31 augustus 2020 en de ten behoeve van de zitting overgelegde spreekaantekeningen van mr. Stekelenburg.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
Boeterente
“over de periode vanaf de betreffende vervaldatum tot de datum van betaling van het volledige bedrag, in welk verband een gedeelte van een maand wordt beschouwd als een hele maand en zal steeds als rente verschuldigd is uit hoofde van artikel 2 van deze Leningovereenkomst worden berekend”.Uit hetgeen onder 4.9 is overwogen, volgt dat de rente voor januari 2020 is voldaan op 2 maart 2020. Dat betekent dat [gedaagde] ten aanzien van de maand januari 2020 een boeterente is verschuldigd over de periode 1 februari 2020 tot en met 31 maart 2020.
“Gezien deze betalingsverplichting uwerzijds gaat cliënte hierbij (…) over tot verrekening (…) de nog uitstaande lening in [gedaagde] (…)”niet als mededeling van de schuldenaar in de zin van artikel 6:80 lid 1 onder b BW worden beschouwd.
€ 6.198,00(2 punten × tarief VII à € 3.099,00 per punt)