ECLI:NL:RBROT:2020:937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
C/10/588174 / JE RK 19-3799
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van meerdere minderjarigen in het kader van opvoedingsproblemen en zorgsituaties

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2020 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van zes minderjarigen, die onder toezicht zijn gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen, met name over de opvoedsituatie bij de moeder. De moeder, die alleen de zorg voor de kinderen draagt, werd als ambivalent ten aanzien van hulpverlening ervaren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, mede door gedragsproblemen en gezondheidskwesties. De moeder heeft niet voldoende inzicht in de zorgen rondom haar kinderen en er is een risico dat zij niet de benodigde hulp zal aanvaarden. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de juiste hulp in te zetten en de opvoedsituatie te monitoren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/588174 / JE RK 19-3799
datum uitspraak: 31 januari 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2004 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2006 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,
[naam minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2010 te [geboorteplaats minderjarige 3] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] ,
[naam minderjarige 4],
geboren op [geboortedatum minderjarige 4] 2012 te [geboorteplaats minderjarige 4] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 4] ,
[naam minderjarige 5],
geboren op [geboortedatum minderjarige 5] 2018 te [geboorteplaats minderjarige 5] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 5] ,
[naam minderjarige 6],
geboren op [geboortedatum minderjarige 6] 2018 te [geboorteplaats minderjarige 6] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 6] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 13 december 2019, ingekomen bij de griffie op 18 december 2019,
- de fax van mr. Boekhout met producties 1 en 2 van 22 januari 2020, ingekomen bij de griffie op 22 januari 2020,
- de fax van mr. Boekhout met productie 3 van 23 januari 2020, ingekomen bij de griffie op 23 januari 2020,
- de ter zitting overgelegde brief van de moeder.
Op 23 januari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , die voorafgaand aan de zitting zijn gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J.J. Boekhout,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] , [voornaam minderjarige 5] en [voornaam minderjarige 6] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] , [voornaam minderjarige 5] en [voornaam minderjarige 6] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] , [voornaam minderjarige 5] en [voornaam minderjarige 6] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad maakt zich zorgen over de ontwikkeling van alle kinderen. De zorgen zijn met name gelegen in de opvoedsituatie. Er is sprake van weinig structuur en stabiliteit. Met name [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] vertonen zelfbepalend gedrag en hebben problemen met de schoolgang. Daarnaast is er bij [voornaam minderjarige 4] sprake van een ernstige vorm van epilepsie en heeft zij in 2018 een hartstilstand gehad. Hierna heeft zij niet de juiste behandeling gehad. De moeder is overbelast. De moeder is ambivalent ten aanzien van hulpverlening. Zij wil enkel meewerken als ze daar zelf de noodzaak van inziet. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de juiste hulp in te zetten en om regie te nemen.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De GI wil zich in het kader van een ondertoezichtstelling met name gaan richten op het brengen van stabiliteit, rust en structuur in de thuissituatie. Daarnaast moet er zicht zijn op de schoolgang van de kinderen en moet de schoolgang worden gecontinueerd. Als laatste moet ook de gezondheid van de kinderen in de gaten gehouden worden. Hulp vanuit het wijkteam is aanwezig in het gezin, maar de moeder is ambivalent jegens hulpverlening. Het risico bestaat dat de moeder de hulp niet langer zal aanvaarden als geen sprake meer is van dwang/drang.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De moeder is betrokken bij haar kinderen en stimuleert hen in wat bevorderlijk is voor hun ontwikkeling. De moeder is niet overbelast en niet onbekwaam. De moeder begrijpt de zorgen ten aanzien van [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] , [voornaam minderjarige 5] en [voornaam minderjarige 6] niet. Ondanks dat de tweeling te vroeg is geboren, zijn er geen zorgen over hen. De moeder heeft inzicht in de ziekte van [voornaam minderjarige 4] . [voornaam minderjarige 4] staat onder medische controle. Over [voornaam minderjarige 3] zijn evenmin zorgen. De moeder begrijpt de zorgen over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wel. Vanwege de problematiek van [voornaam minderjarige 1] is de moeder opgedragen MST-PB te volgen. Hier heeft zij aan meegewerkt, totdat haar werd opgedragen haar zoon met een camera te bespieden. De therapie is toen beëindigd. Inmiddels is het reclasseringstoezicht van [voornaam minderjarige 1] afgerond, heeft hij twee baantjes en kan hij hopelijk starten op het mbo. Ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] erkent de moeder wel ondersteuning nodig te hebben voor zijn opvoeding. Daarvoor heeft zij het wijkteam ingeschakeld en loopt er een aanmelding bij Riagg voor een psycholoog. De moeder heeft een sterk netwerk en staat open voor hulpverlening, zolang dit de juiste trajecten zijn die aansluiten bij de behoeftes van de kinderen. Namens de moeder wordt verzocht het verzoek van de Raad af te wijzen, dan wel voor een kortere periode toe te wijzen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] , [voornaam minderjarige 5] en [voornaam minderjarige 6] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De moeder heeft een groot gezin met zes kinderen voor wie zij alleen de zorg en opvoeding draagt. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] vertonen gedragsproblemen en zijn allebei met politie in aanraking geweest. Beiden accepteren geen gezag van zowel de moeder als leraren op school. De moeder lijkt hen hierin onvoldoende te kunnen sturen. [voornaam minderjarige 1] kampt daarnaast met sikkelcelanemie waardoor hij een kwetsbare gezondheid heeft die goed in de gaten gehouden moet worden. Bij [voornaam minderjarige 2] zijn er zorgen over zijn gehechtheidsontwikkeling. Hij lijkt niet gehecht te zijn aan zijn moeder. [voornaam minderjarige 2] is gediagnosticeerd met ADHD, maar deze diagnose wordt door de moeder niet erkend. [voornaam minderjarige 3] lijkt zich niet heel erg te hechten aan haar moeder. Dit maakt dat er zorgen zijn over haar identiteitsontwikkeling. [voornaam minderjarige 4] kampt met een ernstige vorm van epilepsie, waardoor zij een hartstilstand heeft gehad. De moeder heeft destijds onjuist gehandeld waardoor bij [voornaam minderjarige 4] sprake is van een cognitieve achteruitgang. De tweeling is prematuur geboren. Mede daardoor en gelet op hun nog zeer jonge leeftijd zijn zij erg kwetsbaar en gebaat bij structuur en stabiliteit.
Gelet op de individuele zorgen van de kinderen wordt er veel van de moeder gevraagd en is het onduidelijk of de moeder in staat is haar aandacht evenredig over alle kinderen te verdelen. Het is zorgelijk dat de moeder enkel inziet dat hulp voor [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk is, terwijl ook hulp voor de andere kinderen ingezet dient te worden. De moeder lijkt de overige zorgen te bagatelliseren en te ontkennen. De kinderen dienen op te groeien in een stabiele en veilige opvoedsituatie waar zij allen toekomen aan hun ontwikkeling en de voor hen noodzakelijke hulp krijgen. Naast hulp voor de kinderen is het ook van belang dat voor de moeder hulp wordt ingezet om inzicht te krijgen in haar rol als opvoeder, om beter aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen en haar draagkracht te vergroten. Door de ambivalente houding van de moeder is in het vrijwillig kader adequate hulpverlening onvoldoende van de grond gekomen, waardoor een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om noodzakelijk hulp in te zetten en de opvoedsituatie te kunnen monitoren.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] , [voornaam minderjarige 5] en [voornaam minderjarige 6] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] , [voornaam minderjarige 5] en [voornaam minderjarige 6] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam met ingang van 31 januari 2020 tot 31 januari 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Jordaan, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.