ECLI:NL:RBROT:2020:9369

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
C/10/604739 / JE RK 20-2652
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift inzake ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van meerdere kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van vier kinderen en een ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 22 september 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor vier maanden. De kinderen, die in een onveilige en onleefbare situatie opgroeiden, waren tijdelijk ondergebracht in een pleegzorgvoorziening. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, heeft in het verleden moeite gehad met het bieden van een veilige omgeving voor haar kinderen, wat leidde tot eerdere ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen.

Tijdens de zitting op 2 oktober 2020 werd de moeder bijgestaan door haar advocaat, mr. M.P.G. Rietbergen. De Raad en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond waren ook aanwezig. De kinderrechter heeft de situatie van de moeder en de kinderen beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de ontwikkeling van de moeder en de kinderen, de hulpverlening die zij ontvangen, en de mogelijkheid van een thuisplaatsing in de toekomst. De kinderrechter concludeerde dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn om de veiligheid en stabiliteit te waarborgen.

De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor de duur van twaalf maanden en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor vier maanden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/604739 / JE RK 20-2652
datum uitspraak: 2 oktober 2020

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2015 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2016 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] ,

[naam kind 3] ,

geboren op [geboortedatum kind 3] 2017 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen [naam kind 3] ,

[naam kind 4] ,

geboren op [geboortedatum kind 4] 2019 te [geboorteplaats kind 4] , hierna te noemen [naam kind 4] ,

het ongeboren [naam kind 5] ,

hierna te noemen het ongeboren kind.

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
22 september 2020, ingekomen bij de griffie op 24 september 2020.
Op 2 oktober 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.P.G. Rietbergen,
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam vertegenwoordiger] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond (hierna: de GI), [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan een medewerkster van Stichting Mozaïk.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] , [naam kind 4] verblijven in een voorziening voor pleegzorg.
Bij beschikking van 10 juli 2020 zijn [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] voorlopig onder toezicht gesteld tot 10 oktober 2020.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 20 juli 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot
10 oktober 2020.
Het verzoek
De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] , [naam kind 4] en het ongeboren kind verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van vier maanden.
De standpunten
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
De kinderen groeiden op in een onleefbare, onveilige opvoedsituatie. Er was sprake van een vervuilde, onhygiënische woning. Ook bestonden er zorgen over het middelengebruik van de
(ex-)partner van de moeder, de vader van het ongeboren kind. De kinderen zijn om die reden elders geplaatst. Duidelijk is dat het de moeder boven het hoofd is gegroeid. Zij moet de tijd krijgen om haar leven en haar huishouden op orde te krijgen. Belangrijk is dat patronen worden doorbroken. Een ondertoezichtstelling is nodig om dit proces te kunnen volgen. De kinderbeschermingsmaatregelen zijn gericht op een thuisplaatsing van de kinderen. Gelet op de jonge leeftijd van de kinderen moet er op korte termijn duidelijkheid komen over hun perspectief. Bezien moet worden wat de mogelijkheden zijn van een thuisplaatsing.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en naar voren gebracht dat de moeder in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zij heeft samen met haar netwerk hard gewerkt om de woning op orde te krijgen. Ook komt zij de afspraken na en is zij bereikbaar voor de hulpverlening. Uit de urinecontroles zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen. De ontwikkeling van het ongeboren kind verloopt goed. Bezien moet worden of het de moeder lukt om deze positieve lijn vast te houden en of zij patronen kan veranderen. Er is bij de GI wel een recente Veilig Thuis melding bekend, waarbij de moeder en haar (ex-)partner betrokken waren. Er dient zicht te komen op de opvoedvaardigheden van de moeder, de hechting van de kinderen, de relatie tussen haar en haar (ex-)partner en de rol die hij gaat spelen in het leven van het ongeboren kind. In de komende tijd zal ook besproken worden op welke wijze de omgangsmomenten tussen de moeder en de kinderen kunnen worden vormgegeven.
Door en namens de moeder is ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De moeder heeft moeite gehad om te erkennen dat alles haar boven het hoofd is gegroeid. Zij durfde niet om hulp te vragen. Inmiddels heeft zij haar deur geopend, zowel voor haar familie als voor de hulpverlening. De woning van de moeder is op orde. Ook ontvangt zij hulp en ondersteuning van Stichting Mozaïk via de WMO en is sinds kort schuldhulpverlening betrokken. Na de geboorte van haar vijfde kind zal de moeder starten met behandeling bij PsyQ, waarvoor zij reeds is aangemeld. Het liefst zou de moeder de kinderen direct thuis willen hebben, maar zij ziet zelf in dat dat (te) moeilijk zal worden. Zij verzet zich daarom niet tegen de verzochte ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing.
De beoordeling
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] , [naam kind 4] en het ongeboren kind ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Het ontbrak de kinderen aan de veilige en stabiele opvoedsituatie bij de moeder. Er was onder meer sprake van een zeer onhygiënische, vervuilde woning. Ook bestonden er zorgen over het middelengebruik van de (ex-)partner van de moeder en waren er signalen van huiselijk geweld. Een positieve ontwikkeling is dat de moeder inmiddels haar netwerk en hulpverlening toelaat in haar leven en dat de woning van de moeder op orde is. Ook krijgt de moeder sinds kort hulp vanuit Stichting Mozaïk, die haar op diverse gebieden ondersteuning kan bieden, en is er schuldhulpverlening ingezet.
In de komende periode is het van belang dat de situatie van de moeder stabiliseert, dat er passende hulpverlening wordt ingezet en dat er zicht komt op haar opvoedvaardigheden. Ook dient er duidelijkheid te komen over de relatie tussen de moeder en de vader van het ongeboren kind en de rol die hij na de geboorte al dan niet gaat vervullen in de verzorging en opvoeding. Bezien moet worden of de moeder in staat is om blijvend te profiteren van de hulpverlening en of zij de ingezette positieve lijn weet vast te houden. In de komende maanden moet duidelijk worden of en op welke wijze er toegewerkt kan worden naar een thuisplaatsing van de kinderen bij de moeder. Voor nu is het van belang dat de uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] wordt voortgezet. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer acht de kinderrechter noodzakelijk om de moeder in dit proces te begeleiden en om te monitoren hoe de situatie zich verder ontwikkelt.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] , [naam kind 4] en het ongeboren kind onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b van het BW.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] , [naam kind 4] en het ongeboren kind onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van
2 oktober 2020 tot 2 oktober 2021;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 2 oktober 2020 tot 2 februari 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2020 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 oktober 2020.
De kinderrechter, mr. A.M.I. van der Does, is buiten staat de schriftelijke uitwerking van deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.