ECLI:NL:RBROT:2020:9354

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
10/680153-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding en pogingen tot aanranding met gebruik van schakelbewijs

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een aanranding en drie pogingen tot aanranding. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van schakelbewijs om de verdachte te veroordelen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De feiten vonden plaats in juni 2020, waarbij de verdachte jonge vrouwen in een kwetsbare positie benaderde en hen probeerde te dwingen tot ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als overtuigend beschouwd, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn zwakbegaafdheid, en heeft besloten tot een deels voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn gedrag. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680153-20
Datum uitspraak: 16 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. L.E.J. Vleesenbeek, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, inhoudende een meldplicht en ambulante behandeling;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, waarbij kan worden aangesloten bij de voorwaarden die ook aan het reclasseringstoezicht worden verbonden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat alle vier de feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Voor het eerste feit heeft de aangeefster aangifte gedaan van aanranding. De aanranding is gezien door getuige [naam getuige] . Hij heeft een auto achtervolgd waarvan hij het kenteken heeft opgeschreven. De auto wordt later leeg aangetroffen bij de [straat] , waar de verdachte ingeschreven staat. Het moet daarom de verdachte zijn geweest die deze aanranding gepleegd heeft.
Ook ten aanzien van het tweede feit wordt aangifte gedaan van aanranding. Het signalement dat de aangeefster geeft, komt overeen met dat van de verdachte en bij de FOSLO twijfelt zij bij de foto van de verdachte.
In het derde feit wordt er aangifte gedaan door de moeder van het slachtoffer. De beschrijving die het slachtoffer geeft van de auto komt overeen met de auto van de verdachte. Zij pikt de verdachte er bovendien uit tijdens de FOSLO.
Bij het derde feit wordt er aangifte gedaan en komt het signalement dat de aangeefster van de verdachte geeft overeen met dat van de verdachte. Zij twijfelt bij de foto van de verdachte bij de FOSLO.
Binnen de tijdslijn van 11 juni 2020 zoals die geschetst wordt door de verdachte en zijn moeder, heeft de verdachte ruim de tijd gehad om de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten te plegen.
Bovendien komt de modus operandi van alle feiten overeen. Het gaat steeds om een automobilist die op klaarlichte dag meisjes aanspreekt en de weg vraagt, en die vervolgens probeert om het meisje aan te randen. Ook komt het signalement dat de meisjes geven van de dader op belangrijke punten overeen. Daarnaast komt de beschrijving die zij van de auto geven op belangrijke punten overeen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De feiten kunnen niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Wat betreft het eerste feit heeft de verdediging erop gewezen dat de aangeefster heeft verklaard dat de luchtverfrisser in de auto van de aanrander geen dennenboompje is maar iets wat op een doodshoofd leek. In de auto van de verdachte hangt juist wel een dennenboompje. De rode draad die de getuige bij de trekhaak zou hebben gezien is onderdeel van de trekhaak, en dus niets bijzonders.
Daarnaast zijn er de verklaringen van de moeder en de oma van de verdachte. Daaruit volgt dat het qua tijd niet mogelijk is geweest voor de verdachte om op de door aangeefster genoemde tijd op de plaats delict aanwezig te zijn. De moeder zegt dat zij om 13:00 uur naar huis ging van haar werk en dat de verdachte toen al bij haar thuis was. Hij is drie kwartier gebleven. Hij reed voor 14:00 uur weg. Zijn oma verklaart dat de verdachte om 13:15 uur wegging en voor 14:00 uur weer terug was. Van moeder naar oma is het ongeveer 11 minuten rijden.
Ook het tweede feit heeft de verdachte gelet op de verklaringen van moeder en oma niet kunnen plegen. De aangeefsters van het eerste en tweede feit herkennen de verdachte bovendien niet tijdens de FOSLO-confrontatie.
In de derde zaak komt de verdachte niet overeen met het door de aangeefster gegeven signalement.
In de vierde zaak wordt een vrij algemeen signalement gegeven, waarin de verdachte niet kan worden herkend.
4.1.3.
Beoordeling
Feit 1: bespreking van het bewijs
Aangeefster [naam aangeefster 1] verklaart dat zij op 11 juni 2020 omstreeks 14:00 uur op de Oostendesedijk te Oude-Tonge reed toen zij werd aangesproken door een automobilist. Hij vroeg haar naar de weg. Toen zij hem de weg wees, trok hij haar van haar fiets en ontstond er een worsteling. De man probeerde hierbij met zijn hand in de richting van haar vagina te gaan.
Aangeefster verklaart over de man die haar heeft aangerand dat hij ongeveer een kop boven haar uitstak en dat zij 1,80 meter lang is. De man had een blanke huidskleur en een slank postuur. Hij reed in een zwarte auto, die leek op een Golf of een Polo, waarvan het nummerbord begon met een 4.
Op het moment dat de man de aangeefster probeerde aan te randen, reed getuige [naam getuige] langs in zijn auto. De man stapte hierop in zijn auto en reed weg. De getuige besloot de man te achtervolgen. Hij zag dat het kenteken van de auto [kentekennummer] was. Wanneer de politie de gegevens van deze auto opvraagt bij het RDW, blijkt dat de auto op de naam van de verdachte staat. De verdachte wordt hierop aangehouden.
De verdachte ontkent dit feit. Hij verklaart dat hij op 11 juni 2020 na 13:15 uur van het huis van zijn oma naar het huis van zijn moeder is gereden. Hij verklaart dat behalve zijn oom niemand gebruik maakt van zijn auto. Zijn oom is ongeveer 1,75 meter lang.
Beoordeling feit 1
Gelet op de verklaringen van de aangeefster en van een onafhankelijke getuige, staat vast dat de auto van de verdachte als de auto van de aanrander is waargenomen. De verdachte is blijkens zijn verklaring, naast zijn oom, de enige die in de auto rijdt. De oom is een stuk kleiner dan de verdachte en voldoet daarom niet aan het signalement zoals dit is gegeven door de aangeefster, terwijl de verdachte wel aan dit signalement voldoet.
De tijdsindicaties die door de moeder en de oma worden gegeven spreken elkaar tegen. De verklaringen van de getuigen vormen daarom geen sluitend alternatief voor het antwoord op de vraag waar de verdachte zou zijn geweest op het moment van de aanranding. Zo zegt de oma van de verdachte dat hij om 13:15 uur naar zijn moeder is vertrokken en dat hij voor 14:00 uur terug bij haar thuis was, terwijl de moeder verklaart dat hij voor 13:05 uur bij haar is aangekomen, dat hij drie kwartier is gebleven en dat hij voor 14:00 uur bij haar is vertrokken. Dit terwijl het van het huis van de moeder van de verdachte een kwartier rijden is naar het huis van de oma van de verdachte. Bovendien verklaart de oma dat de verdachte na zijn thuiskomst niet meer is weggegaan en heeft de verdachte op zitting verklaard dat hij nog wel weg is gegaan.
Dit alles maakt dat het niet anders kan dan dat het de verdachte is geweest die de onder 1 ten laste gelegde aanranding heeft begaan. Dat de aangeefster de luchtverfrisser verkeerd beschrijft, doet onvoldoende af aan haar verklaring. Er hing een luchtverfrisser in de auto van de verdachte. Tegenover de vergissing wat voor soort verfrisser het was, staat het feit dat de getuige het kenteken heeft genoteerd en ook heeft gezien dat er een rood draad aan de trekhaak zit. Een dergelijk rood draad is ook door de politie gezien aan de auto van de verdachte. Dit rode draad is zo’n specifiek detail dat het een vergissing ten aanzien van het kenteken redelijkerwijs uitsluit. De rechtbank verwerpt het verweer.
Feiten 2, 3 en 4: bespreking van het bewijs
Ter zake van het tweede feit is aangifte gedaan van aanranding. Aangeefster [naam aangeefster 2] verklaart dat zij op 11 juni 2020 omstreeks 14.30 uur fietste in Oude Tonge in de buurt van de overgang tussen de Oostendesedijk en de Tilsedijk. Zij werd aangesproken door een man die reed in een donkere auto, lijkend op een Golf, die iets aan haar wilde vragen. Toen zij hier niet op inging, zei de man dat ze moest instappen omdat hij haar wilde neuken. Uiteindelijk sloeg de motor van de man af, en is hij niet meer achter haar aangereden.
De moeder van slachtoffer [naam slachtoffer 1] heeft namens het slachtoffer aangifte gedaan van het derde feit. Het slachtoffer liep op 27 mei 2020 met haar pony in de buurt van de Oostmoersedijk. Zij werd aangesproken door een automobilist die haar om de weg vroeg. De automobilist pakte haar vervolgens vast aan haar arm en raakte haar aan bij haar kruis. Haar pony schrok en maakte een sprong, waarna de man losliet. Het slachtoffer is vervolgens in een FOSLO-confrontatie geconfronteerd met een aantal foto’s, waaronder de foto van de verdachte. Zij wees de verdachte aan als de man die haar heeft aangerand.
Ter zake van het vierde feit heeft aangeefster [naam aangeefster 3] aangifte gedaan. Zij verklaart dat zij op een dijk vanuit Middelharnis richting Stad aan ’t Haringvliet reed toen zij werd aangesproken door een automobilist. Hij vroeg haar om de weg. Toen ze zei dat ze de weg niet wist, vroeg de man of zij met hem wilde neuken. Zij begon te gillen en fietste weg. Zij verklaart dat de man kort haar had en een blanke huidskleur.
Beoordeling feiten 2, 3, en 4
Ten aanzien van al deze feiten geldt dat er naast de verklaringen van de aangeefsters geen ondersteunende bewijsmiddelen uit een andere bron bestaan in het dossier, waardoor er, als de feiten op zichzelf worden bekeken, voor elk van de feiten onvoldoende wettig bewijs is om tot een veroordeling te komen. Hier staat echter tegenover dat in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het tenlastegelegde kan opleveren. Eenzelfde modus operandi kan als steunbewijs voor een ander, soortgelijk strafbaar feit dienen. De rechtbank overweegt tegen die achtergrond het volgende.
Wanneer gekeken wordt naar de verklaringen van de aangeefsters in de onderhavige zaken, ziet de rechtbank grote overeenkomsten met de reeds onder 1 bewezenverklaarde poging aanranding. Zo worden alle aangeefsters door de dader aangesproken in de buurt van Oude Tonge. Zij zijn alleen; op de fiets of met een pony. De dader komt aanrijden in de auto, stopt en benadert de aangeefsters met een vraag. In drie van de vier gevallen vraagt hij naar de weg. Vervolgens probeert de man de slachtoffers aan te randen door naar hen te grijpen, wat hem in één van de gevallen ook daadwerkelijk is gelukt. De incidenten vinden plaats in dezelfde – korte – periode van twee weken; één van de aangeefsters wordt zelfs op dezelfde dag aangesproken als het slachtoffer van het eerste feit. De aangeefsters verklaren allemaal over een blanke automobilist met kort haar en een slank postuur. Aangeefster [naam aangeefster 3] verklaart net als aangeefster [naam aangeefster 1] over een zwart shirt en een groene joggingbroek. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard op 11 juni een dergelijke outfit te hebben gedragen. Ook verklaren meerdere aangeefsters dat de automobilist rijdt in een donkerkleurige auto.
Dit alles maakt dat er bij de onder 2, 3, en 4 ten laste gelegde feiten sprake is van een werkwijze die op essentiële punten overeenkomt met de werkwijze die is gevolgd bij het onder 1 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit. De rechtbank overweegt daarbij dat het hoogst onwaarschijnlijk te achten is dat een andere persoon met een zelfde signalement, in dezefde (korte) tijdsperiode, binnen een geografisch beperkt fysiek gebied de feiten waarvan aangeefsters onafhankelijk van elkaar melding hebben gemaakt, heeft begaan. Op grond daarvan en gezien de overeenkomsten in gebruikte bewoordingen en gedragingen, acht de rechtbank alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde merkt de rechtbank op dat de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht, gezien de woorden van de verdachte en zijn pogingen om dichtbij het slachtoffer te komen.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Voor feit 2 betreft dit de primaire variant van de tenlastelegging.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 11 juni 2020 te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of andere feitelijkheden iemand, te weten [naam slachtoffer 2] , te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- die [naam slachtoffer 2] heeft aangesproken,
- naar die [naam slachtoffer 2] is toegelopen,
- die [naam slachtoffer 2] onverhoeds heeft beetgepakt,
- die [naam slachtoffer 2] van haar fiets heeft getrokken en
- met zijn hand een beweging in de richting van de vagina van die [naam slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 11 juni 2020 te Den Bommel, gemeente Goeree-Overflakkee, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door andere feitelijkhedenen bedreiging met geweld , te weten [naam slachtoffer 3] , te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- die [naam slachtoffer 3] heeft aange
sproken,
- met zijn, verdachtes, auto dichter bij die [naam slachtoffer 3] kwam rijden en
- ( dreigend) die [naam slachtoffer 3] heeft toegevoegd de woorden: "Instappen. Ik wil je neuken, anders heb je een probleem", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 27 mei 2020 te Stad aan 't Haringvliet, gemeente Goeree-Overflakkee, door geweld enandere feitelijkheden iemand, te weten [naam slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het plaatsen van zijn, verdachtes, hand in het kruis van die [naam slachtoffer 1] ,
het geweld en
deandere feitelijkheden hebben bestaan uit het
- aanspreken van die [naam slachtoffer 1] ,
- vragen aan die [naam slachtoffer 1] of zij dichter bij wilde komen,
- onverhoeds vastpakken van die [naam slachtoffer 1] bij haar arm,
- naar zich toetrekken van die [naam slachtoffer 1]
4.
hij op 30 mei 2020 te Stad aan 't Haringvliet, gemeente Goeree-Overflakkee, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of andere feitelijkheden iemand, te weten [naam slachtoffer 4] , te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- in de richting van die [naam slachtoffer 4] is gelopen en voor die [naam slachtoffer 4] stil is gaan staan enaldus die [naam slachtoffer 4] de doorgang heeft verhinderd,
- die [naam slachtoffer 4] heeft toegevoegd de woorden: "Wil je anders met me neuken?", en
- die [naam slachtoffer 4] onverhoeds) bij haar T-shirt onder haar borsten heeft vastgegrepen en vervolgens aan dat T-shirt heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid

2..poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid

3..poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid

4..feitelijke aanranding van de eerbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aanranding en daarnaast aan drie pogingen tot aanranding. Hij heeft de slachtoffers geprobeerd te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De slachtoffers – alle vier jonge vrouwen of meisjes – waren alleen, in dunbevolkt, landelijk gebied, en bevonden zich daardoor in een kwetsbare positie. De verdachte heeft misbruik gemaakt van deze kwetsbare positie. Hij heeft hen geprobeerd aan te raken terwijl zij dit niet wilden. Dat het in drie van de gevallen niet daadwerkelijk tot een aanranding is gekomen, is geenszins aan de gedragingen van de verdachte te danken.
De verdachte heeft door zijn handelen zijn slachtoffers grote schrik en angst aangejaagd en hun lichamelijke integriteit aangetast. Deze zeer vervelende ervaringen hebben een belemmerende werking op het doen en laten van de slachtoffers. Ook in de samenleving worden deze feiten als beangstigend ervaren, het veiligheidsgevoel van veel mensen wordt hierdoor geraakt. Het is voorstelbaar dat de slachtoffers nog geruime tijd last hebben (gehad) van deze ervaring. In het geval van slachtoffers [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 2] blijkt dit ook het geval te zijn, nu zij op zitting dan wel in de schriftelijke slachtofferverklaring hebben verteld dat zij nog steeds de gevolgen ondervinden van de gebeurtenissen. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten dan ook zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 september 2020. Op grond van de recente NIFP-rapportage adviseert de reclassering om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling.
Psychiater dr. D.J. Vinkers heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 september 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is sprake van zwakbegaafdheid bij de verdachte, maar omdat hij de feiten ontkent, kan niet worden bepaald in hoeverre deze zwakbegaafdheid doorwerkt in de ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft weinig ziektebesef en is niet erg gemotiveerd voor behandeling, maar hij accepteert eventueel toezicht en begeleiding wel. Daarom wordt geadviseerd om hem onder de behandeling van een polikliniek zoals De Waag te stellen om hem, ter voorkoming van recidive, te ondersteunen in zijn leven en hem te begeleiden op het gebied van seksualiteit en relaties.
Psycholoog dr. R.A.R. Bullens heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 23 september 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte wordt zwakbegaafdheid vastgesteld. Daarbij valt op dat hij een disharmonisch profiel heeft waarbij hij sterker is in verbaal begrip. Er wordt geen ziekelijke stoornis vastgesteld. Ondanks dat wordt er wel een zorgnoodzaak gezien. De verdachte ontkent dat er problemen spelen, terwijl zijn moeder stelt dat die er wel zijn. In zijn verhaal worden ook de nodige inconsistenties waargenomen. De verdachte zou daarom baat hebben bij reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf.
De verdediging heeft verzocht om, wanneer er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, deze gelijk te stellen aan de duur van het voorarrest. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding. De ernst van de feiten acht de rechtbank daarvoor te groot. Bovendien gaat het om een substantieel aantal van deze feiten.
De officier van justitie heeft verzocht om oplegging van een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering deze heeft geadviseerd. Gelet op de gebruikelijk opgelegde staffen in dit soort zaken zal de rechtbank niet meegaan in deze eis en overgaan tot het opleggen van een gevangenisstraf van meer beperkte duur.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De door de officier van justitie voorgestelde duur van de gevorderde proeftijd acht de rechtbank niet passend bij de aard en ernst van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal de proeftijd stellen op drie jaar.
De officier van justitie heeft ook gevorderd om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen aan de verdachte, en bij het opleggen van die maatregel aan te sluiten bij de voorwaarden die aan het reclasseringstoezicht worden verbonden. De rechtbank ziet onvoldoende rechtvaardiging om additioneel aan de hiervoor beschreven straf en voorwaarden zodanig langdurig toezicht op te leggen. De feiten rechtvaardigen niet een zodanig zware ingreep.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vordering [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt om toewijzing van de vordering. Zij vordert daarnaast toewijzing van de wettelijke rente vanaf 11 juni 2020 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de vordering af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
8.1.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 juni 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.2.
Vordering [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.500,00 aan immateriële schade.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt om toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 500,00. Zij vordert daarnaast toewijzing van de wettelijke rente vanaf 11 juni 2020 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vordert dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de vordering af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Daarbij wordt opgemerkt dat het gevorderde bedrag buiten alle proporties is en de beoordeling van de vordering een te zware belasting voor het strafproces vormt.
8.2.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 juni 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, onder 2 primair, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich binnen de hem opgelegde termijn bij Reclassering Nederland te Rotterdam en blijft zich hierna melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen voor zijn seksueel grensoverschrijdende gedrag door polikliniek 'De Waag' of een soortgelijke (forensische) zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Deze behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt, betrokkene houdt zich aan de aanwijzingen die desbetreffende zorgverlener geeft voor de behandeling en het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf vanaf 11 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 500,00 (hoofddsom, zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
10 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf vanaf 11 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 500,00 (hoofdsom, zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
10 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. P.L. van Dijken en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.A.C. van Mulbregt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en / of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 2] , te dwingen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- die [naam slachtoffer 2] heeft aangesproken,
- naar die [naam slachtoffer 2] is toegelopen,
- die [naam slachtoffer 2] onverhoeds heeft beetgepakt,
- die [naam slachtoffer 2] van haar fiets heeft getrokken en/of
- met zijn hand(en) een beweging in de richting van de/het vagina/kruis van die [naam slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te Den Bommel, gemeente Goeree-Overflakkee, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en / of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 3] , te dwingen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- die [naam slachtoffer 3] heeft aangeproken,
- met zijn, verdachtes, auto dichter bij die [naam slachtoffer 3] kwam rijden en/of daarmee de doorgang van die [naam slachtoffer 3] heeft gehinderd en/of
- ( dreigend) die [naam slachtoffer 3] heeft toegevoegd de woorden: "Instappen. Ik wil je neuken, anders heb je een probleem", althans woorden van gelijke strekking en/of aard, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te Den Bommel, gemeente Goeree-Overflakkee, [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met
- verkrachting, en/of
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of - gijzeling, en/of
- zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Instappen. Ik wil je neuken, anders heb je een probleem", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 27 mei 2020 te Stad aan 't Haringvliet, gemeente Goeree-Overflakkee, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het onverhoeds vastpakken/vastgrijpen van die [naam slachtoffer 1] in haar kruis, althans het plaatsen van zijn, verdachtes, hand in het kruis van die [naam slachtoffer 1] ,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- aanspreken van die [naam slachtoffer 1] ,
- vragen aan die [naam slachtoffer 1] of zij dichter bij wilde komen,
- onverhoeds vastpakken van die [naam slachtoffer 1] bij haar (linker)arm,
- naar zich toetrekken van die [naam slachtoffer 1] en/of
- onverhoeds vastpakken/vastgrijpen van die [naam slachtoffer 1] in haar kruis, althans het plaatsen van zijn, verdachtes, hand in het kruis van die [naam slachtoffer 1] ;
4.
hij op of omstreeks 30 mei 2020 te Stad aan 't Haringvliet, gemeente Goeree-Overflakkee, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en / of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 4] , te dwingen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- in de richting van die [naam slachtoffer 4] is gelopen en/of voor die [naam slachtoffer 4] stil is gaan staan en/of (aldus) die [naam slachtoffer 4] de doorgang heeft verhinderd/gehinderd,
- die [naam slachtoffer 4] heeft toegevoegd de woorden: "Wil je anders met me neuken?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [naam slachtoffer 4] (onverhoeds) bij haar T-shirt (onder haar borsten) heeft vastgegrepen en/of (vervolgens) aan dat T-shirt heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.