ECLI:NL:RBROT:2020:9344

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
10/661024-20 / vordering TUL: 10/811033-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor straatroof met geweld en bedreiging

Op 7 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof met geweld. De verdachte had op 21 februari 2020 in Capelle aan den IJssel een tas en een pet van het slachtoffer weggenomen, waarbij hij geweld en bedreiging met een mes gebruikte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal, die voorafgegaan was door geweld en bedreiging. De verdachte had het slachtoffer gevraagd om hem met de scooter naar de supermarkt te brengen, maar onderweg bedreigde hij het slachtoffer en beroofde hem. Het slachtoffer kon de diefstal van zijn scooter voorkomen door de sleutels in de sloot te gooien. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen inzicht had gegeven in zijn handelen en dat hij geen enkele motivatie toonde voor begeleiding. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 730,- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, omdat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit had gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661024-20
Parketnummer vordering TUL: 10/811033-18
Datum uitspraak: 7 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol, detentiecentrum,
gemachtigd raadsvrouw mr. D.S. Lösing, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/811033-18.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte in het bezit was van twee rijbewijzen die niet van hem waren, waarvan de ene was gestolen en de andere was vermist. De verdachte heeft aangegeven dat hij niet weet hoe deze rijbewijzen in zijn bezit zijn geraakt, zodat ervan uit dient te worden gegaan dat hij ze heeft gevonden en ze zich wederrechtelijk heeft toegeëigend zodat sprake is van verduistering.
4.1.2.
Beoordeling
Dat er twee rijbewijzen van anderen bij de verdachte zijn aangetroffen, roept weliswaar vragen op, maar op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op het wederrechtelijk toeëigenen van de rijbewijzen dan wel dat hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat sprake was van door misdrijf verkregen goederen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verklaring van de aangever dat hij door de verdachte zou zijn beroofd, geslagen en bedreigd met een mes niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Dat de verdachte mogelijk bij het metrostation aanwezig is geweest, levert geen bewijs op dat hij zich ook schuldig heeft gemaakt aan een straatroof, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
Op 21 februari 2020 heeft de aangever aangifte gedaan van een straatroof. Hij werd diezelfde avond bij metrostation Capelsebrug aangesproken door een jongen die hij niet kende met de vraag of hij hem naar de Plus wilde brengen. Deze jongen is vervolgens bij hem achter op de scooter gestapt en even later heeft de straatroof door hem plaatsgevonden.
Naar aanleiding van de aangifte zijn de camerabeelden van metrostation Capelsebrug door de politie bekeken. Op de beelden zijn de aangever en een persoon, die door de politie wordt aangeduid als ‘verdachte 1’, te zien. Op de beelden is ook te zien dat omstreeks 21:10:26 uur de aangever en verdachte 1 achter de ruiten van het metrostation langs uit beeld verdwijnen en dat omstreeks 21:11:10 uur de aangever op een scooter met verdachte 1 achterop wegrijdt. Van de beelden in het metrostation zijn prints gemaakt die aan twee wijkagenten zijn getoond. Beiden herkennen de verdachte op de foto. Zij herkennen hem omdat zij de verdachte meerdere malen hebben gesproken, omdat hij deel uitmaakte van een overlast gevende jongerengroep. Tot slot heeft de aangever tijdens een meervoudige fotoconfrontatie de foto van de verdachte aangewezen als zijnde de dader.
Gelet op het voorgaande staat het voor de rechtbank niet alleen vast dat de verdachte die avond bij het metrostation is geweest, maar ook dat het de verdachte is geweest die op 21 februari 2020 bij de aangever achterop de scooter is gestapt. Voor wat betreft datgene wat nadien heeft plaatsgevonden, geeft het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting voor de rechtbank aanleiding te twijfelen aan de verklaring van aangever in zijn aangifte, die wordt bevestigd door de camerabeelden en het bij aangever aangetroffen letsel. Het verweer wordt verworpen.
4.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan hetgeen onder 1 is tenlastegelegd.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 21 februari 2020 te Capelle aan den IJssel op of aan de openbare weg, te weten het Molenpad , een tas (Louis Vuitton) met inhoud en een pet (Gucci toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- een mes te tonen aan die [naam slachtoffer 1] en
- een arm om de nek van die [naam slachtoffer 1] te klemmen en
- die [naam slachtoffer 1] tegen het lichaam te trappen en
- vervolgens die [naam slachtoffer 1] op het gezicht te slaan, waardoor die [naam slachtoffer 1] op de grond viel en
- vervolgens die [naam slachtoffer 1] meermalen op het hoofd en het lichaam te slaan , terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag en
- die tas van [naam slachtoffer 1] vast te pakken envervolgens meermalen aan die tas te trekken en
- die pet van het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te pakken en
- die [naam slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Stoppen, ik heb een pistool bij me" en "Afstappen. Je moet je spullen afstaan" en "Geef je sleutels" en "Ik wil je niet slaan. Daar ben ik te oud voor. Geef al je spullen. Doe je tas af".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof met geweld op de openbare weg. De verdachte is onder valse voorwendselen bij het slachtoffer achterop de scooter gestapt en heeft daarmee misbruik gemaakt van iemand die hem juist hielp door hem een lift te geven. Tijdens de rit heeft de verdachte het slachtoffer ernstig te grazen genomen door niet alleen diens pet en tas met inhoud af te nemen, maar daarbij ook geweld te gebruiken, een mes te tonen en te dreigen met een vuurwapen. Het slachtoffer heeft hierbij letsel opgelopen.
De verdachte heeft geen enkel inzicht gegeven in zijn eigen handelen. Hij heeft zich niets gelegen laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer en was kennelijk slechts uit op financieel gewin. Dit rekent de rechtbank hem zeer zwaar aan.
Het is algemeen bekend dat dergelijke gewelddadige straatroven niet alleen ernstige gevolgen kunnen hebben voor het slachtoffer, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken in de samenleving.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
15 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit en een geweldsmisdrijf. Tevens loopt de verdachte in twee proeftijden van voorwaardelijk opgelegde straffen, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een drietal rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 juli 2020, 27 juli 2020 en 30 september 2020.
Uit het reclasseringsadvies van 23 juli 2020 volgt dat de verdachte een beeld neerzet van een positief maatschappelijk functioneren, maar dat hij geen zinvolle dagbesteding en inkomen heeft. Hij heeft een lopend (schorsings)toezicht bij de reclassering met elektronische controle. De behandeling bij De Waag is stopgezet en betrokkene zet zich onvoldoende actief in om zijn leefgebieden op orde te krijgen. De reclassering acht nader diagnostisch onderzoek van belang, maar daarvoor heeft de verdachte zich niet gemotiveerd getoond en de reclassering acht de kans van slagen hiervan dan ook laag.
Uit het reclasseringsadvies opheffing schorsing voorlopige hechtenis van 27 juli 2020 volgt dat, nadat de reclassering in mei 2020 een advies herroeping schorsing had geschreven, in juni, nadat de verdachte werd heengezonden, het toezicht weer is oppakt. Verdachte meldde zich vervolgens twee maal ziek en werd op 8 juli 2020 door de reclassering voor het laatst gesproken. Op 25 juli 2020 knipte hij zijn enkelband door en onttrok zich daarmee aan het toezicht.
Uit het afloopbericht toezicht (voortijdige negatieve beëindiging) van 30 september 2020 volgt dat na het doorknippen van de enkelband door de verdachte hij er door de reclassering is gewezen dat hij zich moest melden bij de politie. De verdachte gaf aan dat niet te zullen doen. Het reclasseringstoezicht verliep zeer moeizaam. De verdachte stelde zich niet begeleidbaar op. Er zijn geen positieve ontwikkelingen gemaakt op het gebied van inkomen, dagbesteding of inzicht in eigen handelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Gelet op de houding van de verdachte, het niet tonen van enige motivatie voor wat betreft begeleiding en het onttrekken aan het toezicht, is er geen enkele reden deze straf deels voorwaardelijk op te leggen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De ernst van het feit, het toegepaste geweld en het tonen van een wapen zijn, naast de recidive, strafverzwarend.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 1] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.740,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering bij gebrek aan onderbouwing niet-ontvankelijk is.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de niet ontvankelijkheid van de vordering bepleit. Subsidiair is de vordering betwist.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen, zij het dat met betrekking tot een aantal opgevoerde posten een gedeelte wordt toegewezen en een gedeelte niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat rekening wordt gehouden met waardevermindering, dan wel omdat er geen causaal verband is met het bewezenverklaarde feit voor wat betreft de schade aan de scooter. De rechtbank wijst toe een bedrag van in totaal € 730,- dat als volgt is opgebouwd:
pet (Gucci) € 125,-
tas (Louis Vuitton) € 250,-
powerbank € 25,-
parfum Dsquared € 35,-
rekenmachine € 100,-
identiteitsbewijs en rijbewijs € 95,-
vervangen sleutels € 100,-.
Voor het overige levert de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 februari 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij (deels) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 730,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 29 maart 2019 van de kinderrechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het medeplegen van mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie 38 dagen, waarvan een gedeelte, groot 20 dagen, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 13 april 2019.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat vordering tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf zal worden toegewezen.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van het aflopen van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde jeugddetentie in de vorm van een gevangenisstraf.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij , te betalen een bedrag van
€ 730,- (zegge: zevenhonderddertig euro)aan materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 730,-(hoofdsom,
zegge: zevenhonderddertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
14 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
20 dagen, van de bij vonnis van 29 maart 2019 van de kinderrechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie in de vorm van een gevangenisstraf van
20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. mr. A.A. Kalk en K. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2020 te Capelle aan den IJssel op of aan de
openbare weg, te weten het Jasmijnpad en/of het Molenpad , een tas (Louis Vutton) met inhoud en/of een pet (Gucci), in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de
vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- een mes te tonen aan die [naam slachtoffer 1] en/of
- een arm om de nek en/of hals van die [naam slachtoffer 1] te klemmen en/of
- die [naam slachtoffer 1] tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer 1] in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan
en/of te stompen, waardoor die [naam slachtoffer 1] op de grond viel en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd
en/of het lichaam te slaan en/of te stompen, terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond
lag en/of
- die tas van [naam slachtoffer 1] vast te pakken en/of (vervolgens) meermalen aan die tas
te trekken en/of
- die pet van het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te pakken en/of
- die [naam slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Stoppen, ik heb een pistool bij me"
en/of "Afstappen. Je moet je spullen afstaan" en/of "Geef je sleutels" en/of
"Ik wil je niet slaan. Daar ben ik te oud voor. Geef al je spullen. Doe je tas
af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
Primair
hij op of omstreeks 27 mei 2020 te Rotterdam opzettelijk een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 mei 2020 te Rotterdam, een of meer goederen, te weten een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;