ECLI:NL:RBROT:2020:9330

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
10/212992-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en mishandeling na uitgaan met vrijspraak voor zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 15 oktober 2020, stond de verdachte terecht voor openlijk geweld en mishandeling. De feiten vonden plaats op 26 oktober 2018 te Rotterdam, waar de verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]. De officier van justitie eiste een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het causale verband tussen de handelingen van de verdachte en het letsel van de slachtoffers, wat leidde tot vrijspraak voor de zware mishandeling. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte wel degelijk openlijk geweld had gepleegd en hem daarvoor schuldig bevond. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], voor de geleden materiële en immateriële schade, met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/212992-18
Datum uitspraak: 15 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] in [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. D.J. Moll, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde openlijk geweld om de reden dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte onderdeel uit maakte van de groep en hij geen bijdrage heeft geleverd aan het uitgeoefende geweld.
Verder kan niet worden bewezen dat de onder 2 ten laste gelegde mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de eenvoudige mishandeling.
Standpunt officier van justitie
De verdachte was onderdeel van de groep die openlijk geweld heeft gepleegd en heeft daaraan ook een bijdrage geleverd. Er kan niet worden vastgesteld dat het letsel van de aangever [naam slachtoffer 1] is ontstaan door het handelen van deze verdachte. Daarom kan het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevolg, te weten (zwaar) lichamelijk letsel, niet worden bewezen. Wel kan er worden bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld.
Beoordeling
Bijdrage aan de openlijke geweldpleging
Uit het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden blijkt dat de verdachte zich ten tijde van het geweld in de groep bevond. Verbalisant [naam verbalisant] zag namelijk een persoon uit de groep achter [naam slachtoffer 1] aanrennen en een slaande beweging maken. Na onderzoek bleek de persoon die [naam slachtoffer 1] sloeg verdachte [naam verdachte] te zijn. Ook heeft de verdachte zelf verklaard dat hij en [naam slachtoffer 1] dicht op elkaar stonden, dat de situatie steeds opgefokter werd, dat [naam medeverdachte] naast hem stond en er ook steeds meer mensen omheen kwamen staan. De verdachte heeft de confrontatie opgezocht, waarna er openlijk geweld tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] is gepleegd. De verdachte heeft zich op dat moment niet gedistantieerd van de groep. Aldus heeft hij door zijn voortgezette aanwezigheid in de groep gezorgd voor de getalsvermeerdering van die groep en heeft hij actief bijgedragen aan het ontstaan en het verder escaleren van het openlijk geweld. Bovendien was het juist de verdachte die, nadat [naam slachtoffer 1] zich losmaakte van de groep, achter hem aanging en hem zodanig sloeg dat hij op de grond viel. Vervolgens is de geweldpleging tegen [naam slachtoffer 1] doorgegaan. Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet alleen aanwezig was in de groep en deze getalsmatig heeft versterkt, maar ook dat hij door zo te handelen opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Dat niet kan worden vastgesteld wie uit de groep welke handelingen heeft verricht tegen wie, is gelet op het karakter van de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging niet relevant.
De rechtbank is met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden bewezen dat het letsel van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] in causaal verband staat met de concrete gedragingen van deze verdachte. Dat betekent dat de verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde lichamelijke gevolgen van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] .
Mishandeling
De rechtbank zal de verdachte daarom eveneens vrijspreken van het bestanddeel dat de mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft. Wel vindt de rechtbank bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem een klap te geven waardoor die [naam slachtoffer 1] ten val is gekomen.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] . Ook is bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld.
Niet bewezen is dat er door die mishandeling zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 26 oktober 2018 te Rotterdam met anderen, op de openbare weg, te weten de Coolsingel openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
- duwen tegen die [naam slachtoffer 1] en
- meermalen slaan en schoppen tegen het hoofd en lichaam van die [naam slachtoffer 1] en
- slaan tegen die [naam slachtoffer 1] , waardoor die [naam slachtoffer 1] op de grond is gevallen en
- meermalen slaan tegen het lichaam, van die [naam slachtoffer 2]
2
hij op 26 oktober 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] te slaan, waardoor die [naam slachtoffer 1] op de grond is gevallen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Feit 2: mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld en mishandeling. Dit zijn ernstige feiten, omdat geweld tegen personen inbreuk maakt op hun lichamelijke integriteit. Kwalijk is ook dat het geweld heeft plaatsgehad op een plek waar op dat moment veel uitgaanspubliek aanwezig was. Zij hebben ongewild getuige moeten zijn van het geweld. Dit soort feiten versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid van die getuigen in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij op het moment dat het slachtoffer zich distantieerde van het geweld, achter het slachtoffer aanliep en hem van achteren neersloeg.
Uit het dossier komt daarnaast naar voren dat het slachtoffer [naam slachtoffer 1] bij het ontstaan van het openlijke geweld een uitdagende en daarmee escalerende rol heeft gespeeld. Dat is op geen enkele wijze een rechtvaardiging voor het handelen van de verdachte, maar wel een factor die de rechtbank meeweegt in de strafoplegging.
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Reclassering Nederland heeft op 17 juni 2019 een rapport over de verdachte opgemaakt. De reclassering schat het gevaar op herhaling in als gemiddeld en adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen. Verder blijkt uit dit rapport dat de verdachte zijn leven goed op orde heeft. Op 13 februari 2020 heeft de reclassering nader gerapporteerd. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte zich in de afgelopen twee jaar aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en dat hij een behandeling heeft afgerond om op een juiste wijze met agressie en frustratie om te gaan. De psychiater en de psycholoog constateren dat het gevaar op herhaling zeer laag is.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf passend. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8..Vorderingen benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

Benadeelde partij [naam slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij [naam slachtoffer 2] vordert een vergoeding van € 209,68 aan materiële schade en een vergoeding van € 350,00 aan immateriële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding in geval van een bewezenverklaring door de verdediging niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 oktober 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 559,68, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij [naam slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 1] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 18.885,53 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De gevorderde schade is een rechtstreeks gevolg van de onder 1 of 2 ten laste gelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen. Ook dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Standpunt verdediging
Het gevorderde smartenbedrag is niet onderbouwd met medische stukken en dient daarom te worden afgewezen. Namens de benadeelde partij is een normbedrag opgevoerd voor studievertraging. Niet is onderbouwd dat de studievertraging is ontstaan door het handelen van de verdachte en daarom moet deze post worden afgewezen. Ten aanzien van de jas is er geen aankoopbon overgelegd waaruit blijkt wat de aanschafwaarde van de jas was en daarom moet ook deze post worden afgewezen. Het gevorderde bedrag voor huishoudelijke hulp is een normbedrag. Nu niet is komen vast te staan wat het aandeel van het slachtoffer is in het huishouden, kan dit bedrag niet volledig worden toegewezen. De verdediging verzoekt de rechtbank de toewijzing van de vordering te beperken tot de kosten die het slachtoffer heeft gemaakt voor het eigen risico, de parkeer- en reiskosten tot een bedrag van € 50,00, € 130,00 voor de riem en € 250,00 voor huishoudelijke hulp.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en deels onvoldoende is betwist, zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 632,53 aan materiële schade, bestaande uit een bedrag van € 225,73 aan eigen risico, een bedrag van € 76,80 voor reis- en parkeerkosten, een bedrag van € 130,00 voor de Gucci riem en een bedrag van € 200,00 voor de jas. De rechtbank houdt er rekening mee dat de riem en de jas ten tijde van de beschadiging niet nieuw waren en heeft de vergoedingen daarvoor daarom geschat.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal, rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke situaties zijn toegekend en op basis van de op dit moment gebleken feiten en omstandigheden, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-.
De benadeelde partij zal in het overige deel van de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing hiervan mede gelet op de verweren van de verdediging op dit moment ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van dit deel van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte één van de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 oktober 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1632,53, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
172 urente verrichten
taakstrafresteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 86 dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, op die wijze dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 559,68 (zegge: vijfhonderdnegenenvijftig euro en achtenzestig cent), bestaande uit € 209,68 aan materiële schade en € 350,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] te betalen
€ 559,68(hoofdsom,
zegge: vijfhonderdnegenenvijftig euro en achtenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
11 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, op die wijze dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.632,53 (zegge: zestienhonderdtweeëndertig euro en drieënvijftig cent), bestaande uit € 632,53 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 1.632,53(hoofdsom,
zegge: zestienhonderdtweeëndertig euro en drieënvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
26 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. I.M.A. Hinfelaar en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Rotterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Coolsingel, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
- duwen tegen die [naam slachtoffer 1] en/of
- meermalen slaan en/of schoppen tegen het hoofd en/of lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of
- slaan tegen die [naam slachtoffer 1] , waardoor die [naam slachtoffer 1] op de grond is gevallen en/of
- meermalen slaan tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 2] ,
terwijl het door hem gebruikte geweld zwaar, althans enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten bij die [naam slachtoffer 1] een zwelling en scheefstand van het neusbeen en/of een breuk vanaf de voorhoofdsholte naar de bovenkant van de linker oogkas en/of huidbeschadigingen op beide handen en/of zwelling op het voorhoofd en/of bij die [naam slachtoffer 2] verwondingen van de rechter wenkbrauw;
2
hij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] meermalen te duwen en/of slaan en/of schoppen, waardoor die [naam slachtoffer 1] op de grond is gevallen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een zwelling en scheefstand van het neusbeen en/of huidbeschadigingen op beide handen en/of een zwelling op het voorhoofd en/of een breuk vanaf de voorhoofdsholte naar de bovenkant van de linker oogkas ten gevolge heeft gehad.