ECLI:NL:RBROT:2020:9327

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
FT RK 20-313
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverklaring en WSNP-verzoek in het kader van insolventierecht

Op 6 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij de besloten vennootschap WARMTESERVICE ROTTERDAM B.V. als verzoekster optrad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, die in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen, voldoende tijd en mogelijkheden heeft gehad om een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) in te dienen. De rechtbank heeft de behandeling van het faillissementsrekest aangehouden in afwachting van een mogelijk WSNP-verzoek, maar heeft geconcludeerd dat er geen zicht is op een tijdige indiening van dit verzoek. De rechtbank heeft daarom besloten het faillissement uit te spreken, waarbij de bevoegdheid om deze procedure te openen is gebaseerd op het feit dat het centrum van de voornaamste belangen van de verweerder in Nederland ligt. De rechtbank heeft mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris en mr. J.O. Bijloo tot curator. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 6 oktober 2020
VONNIS op het op 9 juni 2020 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WARMTESERVICE ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam, e.a.,
verzoeksters,
advocaat mr. G. Janssen,
strekkende tot faillietverklaring van:
[naam],
[adres]
[woonplaats] ,
aldaar tevens handelend onder de namen:
[bedrijf 1] en [bedrijf 2] ,
verweerder.

1.De procedure

De rechtbank heeft met toepassing van de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Corona-crisis (hierna: TARIC), verzoeksters en verweerder schriftelijk geïnformeerd over de behandeling van onderhavig verzoekschrift ter zitting van 14 juli 2020 onder toezending van een formulier waarop verzoeksters en verweerder hun standpunt naar voren konden brengen, met de mededeling dat dit formulier uiterlijk voor 14:00 uur op de dag voorafgaande aan de behandeling door de griffie dient te zijn ontvangen.
Van verzoekster en verweerder zijn voornoemde formulieren ontvangen ter griffie van deze rechtbank. Ter zitting van 14 juli, 11 augustus en 6 oktober 2020 zijn conform TARIC, telefonisch gehoord:
  • mr. G. Janssen, advocaat van verzoeksters;
  • [naam] ;
Naar aanleiding van de bij artikel 3 van de Faillissementswet voorgeschreven brief van de griffier van 10 juni 2020 is geen verzoekschrift ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Op grond van het in raadkamer behandelde is de rechtbank summierlijk gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden welke aantonen dat de verweerder in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en van het vorderingsrecht van verzoeksters.
Het faillissement dient dan ook in beginsel uitgesproken te worden. Indien verweerder echter een verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: WSNP) wil doen, moet de behandeling van het faillissementsrekest op de voet van artikel 3 Fw j° 3a Faillissementswet worden geschorst totdat op dat verzoek is beslist bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak. Het faillissementsrekest is daartoe geruime tijd aangehouden.
Van verweerder mag daarbij echter wel voortvarendheid worden verwacht om een (compleet) WSNP-verzoek in te dienen. Ter terechtzitting van heden heeft verweerder (wederom) aangegeven dat hij middels een BBZ krediet tracht zijn schuldeisers een akkoord aan te bieden, maar dat er geen betalingen zijn verstrekt noch verricht. Nu er evenmin zicht op is dat daarvan binnenkort wel sprake zou kunnen zijn en verzoeksters persisteren bij het verzoek, oordeelt de rechtbank dat verweerder voldoende mogelijkheden heeft gehad om een WSNP-verzoek in te dienen. Bij nader uitstel van de behandeling van het faillissementsrekest voor het indienen van een WSNP-verzoek kunnen de belangen van verzoeksters immers worden geschaad. Nu derhalve aan verweerder geen nieuwe termijn wordt gegeven om een WSNP-verzoek in te dienen, zal de rechtbank het faillissement uitspreken.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerder in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart [naam] voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. J.O. Bijloo, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
mr. J.J.P. van Wieringen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2020 te 10:12 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.