7.3.2.Rapportages
Over verdachte is door [naam psychiater] , psychiater, [naam klinisch psycholoog] , klinisch psycholoog en mw. [naam forensisch milieuonderzoeker] , forensisch milieuonderzoeker een triple-rapportage opgemaakt, gedateerd 14 september 2020.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Betrokkene is lijdende aan een stoornis in alcoholgebruik, een posttraumatische stressstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis en heeft een benedengemiddelde intelligentie. Dit was ook het geval ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Het is duidelijk dat betrokkene gedurende langere tijd in een conflictueuze situatie heeft verkeerd met meerdere buren en daar als gevolg van haar psychopathologie minder greep op had dan de gemiddeld normale volwassene. Haar coping in de zin van oplossingsvaardigheden schiet structureel en ernstig tekort. Het is aannemelijk dat er een samenhang bestaat tussen het delictgedrag van betrokkene en haar meervoudige/gecompliceerde psychopathologie. Daarmee is er vanuit gedragskundig perspectief sprake van een zekere negatieve beïnvloeding van de toerekenbaarheid.
Omdat de hierboven omschreven conclusies van de psychiater en psycholoog volgen uit hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. De verdachte wordt daarom in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
De wetgever heeft op het delict moord de hoogste straf gesteld die ons wetboek kent: een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste 30 jaar. Alleen al gezien de buitengewone ernst van het bewezen verklaarde feit, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een zeer lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf in deze zaak heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Naast het onherstelbare leed dat verdachte heeft veroorzaakt, dient de rechtbank ook stil te staan bij omstandigheden die verdachte hebben gevormd tot wie zij nu is.
De rechtbank heeft hierbij het oog op de beschrijving van het problematische leven van de verdachte tot nu toe. Dit vormt echter geen enkel excuus voor het strafbare feit waarvoor zij nu wordt veroordeeld. Daarbij komt dat in het verleden meermalen hulpverleningstrajecten zijn ingezet. Deze trajecten zijn echter geen van alle succesvol gebleken, omdat de aangeboden hulpverlening ofwel door de verdachte werd geweigerd of door haar voortijdig werd beëindigd. De rechtbank is, met uitzondering van de besproken verminderde mate van toerekenbaarheid en het gegeven dat de verdachte na het plegen van het feit zichzelf direct heeft gemeld bij de politie, niet gebleken van omstandigheden die bij de bepaling van de strafmaat in het voordeel van de verdachte zouden moeten werken.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf onvoldoende recht doet aan deze strafzaak. De rechtbank zal een fors hogere gevangenisstraf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank volgt op grond van het bovenstaande evenmin het standpunt van de verdediging dat aan de verdachte een zo kort mogelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De verdediging had dit bepleit, omdat de raadsman het belangrijk vindt dat de verdachte zo spoedig mogelijk met de uitvoering van de maatregel van ter beschikking-stelling kan beginnen.
De rechtbank zal wel, gelet op de redelijkerwijs te verwachten duur van de hierna te bespreken terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, de straf enigszins matigen.
De rechtbank acht de maatregel van ter beschikking stelling met bevel tot verpleging van overheidswege noodzakelijk.
Uit het hiervoor genoemde triple-rapport blijkt dat het risico op een nieuw soortgelijk delict als het huidige als hoog wordt ingeschat. Ondanks tamelijk intensieve ambulante psychiatrische behandeling bleef betrokkene mentaal instabiel en ondanks een aantal klinische behandelingen raakte zij niet abstinent van alcohol. Binnen detentie functioneert betrokkene verrassend goed, hetgeen volgens de rapporteurs illustreert hoe effectief externe structuur, controle en abstinentie voor betrokkene zijn. Alleen in een gecontroleerde en ondersteunende omgeving kan zij relatief stabiel functioneren. Betrokkene heeft enig inzicht in haar stoornissen en toont zich gemotiveerd voor behandeling. Onbehandeld en onbegeleid is de prognose ongunstig ten aanzien van herstel en daarmee ten aanzien van het recidiverisico. Een intensieve klinische behandeling van een langere duur dan tot op heden is toegepast, is aangewezen. De behandeling moet gericht zijn op de complexe problematiek van betrokkene. Dit vraagt een zeer gespecialiseerde behandeling in een dwingend kader. In het verleden is meermaals gebleken dat betrokkene bij een vrijwillige behandeling geneigd is zich te onttrekken, zelfs wanneer zij het nut van een behandeling inziet en/of hier zelf om heeft verzocht. Op de lange termijn is wellicht een vorm van beschermd wonen mogelijk, als maximaal haalbare mate van autonomie. De behandelinterventie kan het beste plaatsvinden in het kader van een ter beschikkingstelling met bevel tot verpleging. Een ter- beschikkingstelling met voorwaarden is niet aangewezen. Betrokkene zal zich niet langdurig aan voorwaarden kunnen houden en dan volgt alsnog een dwangkader. Bovendien zal bij terbeschikkingstelling met voorwaarden het klinisch kader een FPK of FPA betreffen, waar men niet is gericht op langdurige behandelingen en het streven binnen dergelijke klinieken gericht is op een tamelijk snelle resocialisatie. Dan zal het recidiverisico onvoldoende verminderen.
Reclassering Nederland afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 september 2020. Dit rapport houdt, verkort en zakelijk weergegeven, het volgende in.
Meerdere pogingen tot behandeling en langdurige begeleidingstrajecten van betrokkene hebben niet het gewenste resultaat gehad. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, voornamelijk gebaseerd op de borderline persoonlijkheidsproblematiek, beperkte coping vaardigheden en alcoholmisbruik. Interventies vanuit de reclassering zullen geen effect hebben op het terugdringen van het recidiverisico. Derhalve sluit de reclassering zich aan bij het NIFP-advies, waarin een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging wordt geadviseerd.
De rechtbank neemt deze bevindingen en conclusies over.
De rechtbank ziet in de inhoud van de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen aanleiding om over te gaan tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. De ernst van het bewezen verklaarde delict – de verdachte heeft een levensdelict gepleegd - , de ernst van de bij de verdachte vastgestelde stoornissen en het vastgestelde hoge recidiverisico maken dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte na haar gevangenisstraf niet onbehandeld kan terugkeren in de maatschappij. Slechts met een zeer gespecialiseerde, intensieve klinische behandeling, in een dwingend kader en gericht op de complexe problematiek van de verdachte kan wellicht worden gerealiseerd dat het recidiverisico wordt gereduceerd tot een zodanig aanvaardbaar niveau dat verdachte op enig moment weer kan beschikken over (enige mate van) autonomie. Toepassing van een dwingend en zo nodig langdurig kader is eveneens geboden, omdat het verleden heeft uitgewezen dat de verdachte geen enkel hulpverleningstraject met succes heeft afgerond.
Vastgesteld wordt dat het bewezen verklaarde feit, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
Vastgesteld wordt dat het strafbare feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit redengevend.
De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.