ECLI:NL:RBROT:2020:9298

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2020
Zaaknummer
10/750065-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor mensensmokkel van 15 vreemdelingen in verborgen ruimte van vrachtwagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, een vrachtwagenchauffeur, werd beschuldigd van het vervoeren van vijftien vreemdelingen in een verborgen ruimte van zijn trailer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel, ondanks dat niet kon worden bewezen dat er levensgevaar voor de vreemdelingen was. De rechtbank stelde vast dat de vreemdelingen op een mensonterende wijze waren samengepakt in een zeer kleine ruimte, wat de ernst van de zaak onderstreepte. De verdachte had de vrachtwagen aangeschaft, een koeltrailer gehuurd en de route bepaald, en had contact onderhouden met medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte uit winstbejag had gehandeld en dat zijn betrokkenheid bij de smokkel niet alleen een schakel was, maar dat hij ook een organiserende rol had gespeeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 48 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat mensensmokkel niet alleen het overheidsbeleid ondermijnt, maar ook bijdraagt aan uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750065-20
Datum uitspraak: 5 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn,
raadsman mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte, vrachtwagenchauffeur van beroep, heeft zich uit winstbejag schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde feit, mensensmokkel. Dit heeft hij samen met anderen gedaan zodat ook het medeplegen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Dat geldt ook voor het ten laste gelegde levensgevaar. Uit het deskundigenonderzoek van onderzoeksorganisatie TNO volgt dat bij stilstand van de vrachtwagen na 1,5 uur een levensbedreigende situatie ontstaat. Ervan uitgaande dat de overtocht van Hoek van Holland naar Harwich meer dan 6 uur duurt, zou er tijdens deze overtocht levensgevaar voor de vreemdelingen zijn ontstaan.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Bepleit is dat er vanaf het moment dat de verdachte in Nederland gedetineerd was en werd verhoord middels een tolk, onduidelijkheden zijn onstaan. Dat maakt dat de deels bekennende verklaring die de verdachte lijkt te hebben afgelegd, anders moet worden begrepen. Op het moment dat de verdachte was aangehouden was er al een Europees aanhoudingsbevel verstuurd waarin de verdenkingen tegen de verdachte waren uitgeschreven. Daar had de verdachte al kennis van genomen voordat hij werd verhoord. Het kan door de taalbarrière en de inzet van een tolk komen dat de wetenschap van de verdachte over de vluchtelingen achteraf (dus uit het aanhoudingsbevel) abusievelijk wordt uitgelegd als wetenschap ten tijde van het delict.
De verdachte ontkent dat hij wist er vreemdelingen zouden worden vervoerd achterin de trailer. Daar is hij pas achteraf achtergekomen en toen is hij geschrokken van het grote aantal vreemdelingen dat is vervoerd. De verdachte heeft niet het initiatief genomen om de vrachtwagen te laten verbouwen. Op grond van de chatgesprekken tussen [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) en verdachte kan geen wetenschap worden vastgesteld.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat aan de hand van het rapport van TNO niet kan worden vastgesteld dat een levensbedreigende situatie voorzienbaar was. Het hangt volgens TNO af van de mate van ventilatie. Uit de getuigenverklaring van één van de vreemdelingen volgt dat de verborgen ruimte geventileerd was.
4.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
De feiten
De verdachte heeft in april 2019 het transportbedrijf [naam bedrijf] opgericht. Hij heeft een trekker gekocht, op aanwijzing van [naam persoon] , die verder onbekend is gebleven, een koeltrailer gehuurd en hij heeft [naam medeverdachte] aangenomen als vrachtwagenchauffeur.
Op een transportplatform waar middels advertenties ritten worden aangeboden heeft de verdachte een rit naar Engeland aangenomen. In Hongarije hebben de verdachte en [naam medeverdachte] eendenkarkassen geladen en op 11 mei 2019 zijn zij vanuit Hongarije naar Engeland vertrokken. In Duitsland is de verdachte uitgestapt. [naam medeverdachte] is verder naar Engeland gereden om de eendenkarkassen te lossen. In Engeland is de vrachtwagen vervolgens naar een garage van [naam persoon] gebracht voor werkzaamheden. [naam medeverdachte] verbleef ongeveer tien dagen in een hotel.
Op 22 mei 2019 om 23:00 uur heeft [naam medeverdachte] met een lege vrachtwagen vanuit Engeland de oversteek naar Hoek van Holland gemaakt. Hij is vervolgens naar Duitsland gereden waar op enig moment de verdachte ook weer in de vrachtwagen is gestapt. In de Duitse plaats Hoff is de trailer weer beladen met kozijnen. Na het laden zijn de verdachte en [naam medeverdachte] richting Keulen gereden.
Op vrijdag 24 mei 2019 hebben zij de vrachtwagen geparkeerd op een parkeerplaats in de buurt van Keulen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben dat weekend op kosten van [naam persoon] in een hotel geslapen.
Op maandagochtend 27 mei 2019 is [naam medeverdachte] met een taxi a € 70 weer naar de vrachtwagen gereden en vertrokken met de vrachtwagen. Omstreeks 12:55 is hij aangekomen bij de uitreiscontrole van Stena Line te Hoek van Holland. Toen de hondengeleider met de migratiehond langs de trailer liep, sloeg deze aan. Daardoor is het vermoeden ontstaan dat zich mensen in de trailer bevonden. De verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee troffen voorin de laadruimte vervolgens vijftien personen in een geprepareerde ruimte aan. Deze personen bevonden zich in een constructie met drie compartimenten boven elkaar. Deze constructie was door een wandje afgescheiden van de rest van de laadruimte. De laadruimte tussen de geprepareerde ruimte en de laaddeur was gevuld met de in Hoff geladen kozijnen. Veertien vreemdelingen bleken afkomstig te zijn uit Vietnam, één vreemdeling is afkomstig uit Afghanistan.
De vreemdelingen kwamen zichtbaar vermoeid en bezweet uit de vrachtwagen. De verbalisanten hebben geconstateerd dat het zeer warm en benauwd was in de trailer. Uit het rapport van onderzoeksorganisatie TNO is gebleken dat de vreemdelingen slechts 0,17 m3 ruimte per persoon hadden.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard bij de politie dat hij zijn vrachtwagen na een telefoongesprek aan [naam persoon] heeft verhuurd. Hij heeft op aanwijzing van [naam persoon] een koeltrailer gehuurd in Roemenië. Daarna heeft hij zelf een rit naar Engeland gezocht op een transportplatform. Toen de vrachtwagen op weg naar Engeland in Duitsland was aangekomen, heeft hij door tussenkomst van een vriend van [naam persoon] € 2.000,- ontvangen van [naam persoon] . Vanaf dat moment zou het transport onder verantwoording van [naam persoon] vallen en heeft [naam persoon] ook alle daarmee gemoeide kosten gedragen.
Nadat de vrachtwagen opnieuw was beladen met kozijnen in Hoff, Duitsland is de verdachte met [naam medeverdachte] naar een tankstation gereden in de buurt van Keulen, Duitsland. Daar zou hij na een telefoongesprek met [naam persoon] hebben begrepen dat er mensen in de vrachtwagen zouden worden geladen. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er “enkele” mensen in de vrachtwagen zaten maar dat hij niet wist niet hoeveel mensen dat waren. Omdat hij het geld voor de huur al had ontvangen kon hij toen niet meer terugkrabbelen.
De verdediging heeft bepleit dat deze bekennende verklaring van de verdachte bij de politie op 14 februari 2020 – waaruit blijkt dat de verdachte op de hoogte was van de mensensmokkel voordat de smokkel plaatsvond – verkeerd is begrepen. De verdachte zou pas achteraf wetenschap hebben verkregen van de aanwezigheid van vreemdelingen door de omschrijving van de feiten in het aanhoudingsbevel op basis waarvan hij in Engeland is aangehouden.
De rechtbank verwerpt dat verweer. Bij de beoordeling van dat verweer weegt de rechtbank mee dat de verdediging dit standpunt pas tijdens de behandeling op zitting heeft ingenomen. De verdachte heeft tussen 14 februari en de zitting niet laten weten dat er sprake was van een misverstand. Het had op de weg van de verdediging gelegen om te verzoeken het auditief opgenomen verhoor van de verdachte opnieuw te laten uitwerken zodat het door de verdediging gestelde misverstand uit de wereld zou worden geholpen. De verdediging heeft dat nagelaten. Uit het verhoor op 14 februari 2020, waarbij de verdachte een nadere uitgebreidere verklaring heeft afgelegd bij de marechaussee met bijstand van een tolk in de Roemeense taal, blijkt niet dat de verdachte verkeerd is begrepen.
De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verdachte op 14 februari heeft verklaard wat er in het proces-verbaal staat, namelijk dat hij wist dat er personen in de vrachtwagen zouden worden geladen.
Overige omstandigheden
Naast de verklaring van de verdachte heeft de rechtbank gelet op verschillende opvallende omstandigheden welke uit het dossier blijken.
Zo heeft de verdachte [naam medeverdachte] als chauffeur aangenomen. Voor alle kosten die [naam medeverdachte] onderweg zou maken, moest hij bellen naar de verdachte of – na de overdracht aan [naam persoon] – naar [naam persoon] . Uit de WhatsApp gesprekken tussen de verdachte en [naam medeverdachte] blijkt echter dat de verdachte niet als schakel uit die communicatie was verdwenen. Toen [naam medeverdachte] in Engeland in een hotel zat, heeft hij de verdachte meerdere malen benaderd met verzoeken. Uit de reacties blijkt niet dat de verdachte [naam medeverdachte] doorverwees naar een ander, hetgeen wel verwacht had mogen worden als de verantwoordelijkheid geheel was overgedragen. Uit de WhatsApp gesprekken is verder duidelijk dat de verdachte er tegen [naam medeverdachte] open over was dat hij ten behoeve van het transport contact onderhield met diverse andere personen, waaronder [naam persoon] .
In de WhatsApp gesprekken is ook een conversatie aangetroffen die niet past bij een reguliere chauffeursklus. [naam medeverdachte] heeft onder andere aan de verdachte gestuurd: “
Wacht maar, straks zijn we ervan af, broer. Het duurt niet lang meer/we moeten nog naar even. (…) Nu, nu... alles moet goed uitpakken.” De verdachte heeft daarop geantwoord met: “
Zodat het ons ook eens een keer meezit.
Uit de WhatsApp gesprekken blijkt tevens dat de verdachte [naam medeverdachte] heeft gevraagd om dingen te wissen. De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor dit ongebruikelijke verzoek.
Ook na terugkomst uit Engeland heeft de verdachte contact onderhouden met [naam medeverdachte] . Ze zijn samen naar het adres in Hoff, Duitsland gereden waar de vrachtwagen weer is beladen. Na het laden zijn de verdachten samen naar een parkeerplaats nabij Keulen gereden waar de vrachtwagen vervolgens gedurende het weekend is achtergebleven terwijl de verdachten samen in een hotel verbleven, op kosten van [naam persoon] .
Het is een feit van algemene bekendheid dat zakelijk transport vooral snel en efficiënt dient te gebeuren. Vertraging is kostbaar. Uit het dossier kan worden afgeleid dat (onnodig) hoge kosten zijn gemaakt (een tiendaags verblijf van [naam medeverdachte] in een hotel in Engeland, contante bedragen om van te kunnen eten, een weekend in een hotel in Keulen samen met [naam medeverdachte] , een ander die naar het tankstation toekomt om voor de verdachte en [naam medeverdachte] te tanken en [naam medeverdachte] die na het weekend voor € 70 met een taxi naar de vrachtauto rijdt). De verdachte heeft in het geheel geen antwoord gegeven op de vraag of de opbrengst van de transporten dergelijke kosten zouden kunnen rechtvaardigen. Als beroepschauffeur en eigenaar van een transportonderneming kan de verdachte niet volstaan met de mededeling dat de verantwoordelijkheid daarvoor geheel was overgedragen aan [naam persoon] . De voortdurende betrokkenheid van de verdachte bij het transport, ook na de ontvangst van het geld en dus na de gestelde overdracht, duidt niet op een uit handen gegeven transport waarvoor de verantwoordelijkheid volledig was overgedragen.
De verdachte heeft verklaard dat hij op de camera’s na niets aan de vrachtwagen heeft gezien. Uit onderzoek van de marechaussee is echter gebleken dat in de binnenkant van de trailer zichtbaar aanpassingen zijn gemaakt. De laadruimte is ongeveer 50 cm minder diep als gevolg van het inrichten van de geprepareerde ruimte. Het hoekprofiel van de daartoe geplaatste valse wand is bijvoorbeeld over de verlichting van de binnenzijde van de trailer gekit. Als de verdachte de lege trailer deugdelijk heeft gecontroleerd (hetgeen van een chauffeur wordt verwacht), moet hij dit hebben gezien.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de chauffeur van een vrachtwagen vreemdelingen in zijn lading aanwezig heeft, in combinatie met andere verdachte omstandigheden, zoals de hiervoor genoemde, wijst op betrokkenheid en wetenschap van de chauffeur bij het vervoer van deze vreemdelingen. Dat kan anders zijn indien de verdachte daarvoor een andersluidende plausibele en verifieerbare verklaring geeft.
De verklaring van de verdachte is, gelet op de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, echter dusdanig onlogisch en ongeloofwaardig, dat het niet anders kan dan dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de vreemdelingen in de vrachtwagen – zoals hij zelf ook heeft verklaard – en dat het – met zijn medeweten en instemming – de bedoeling was dat zij illegaal door [naam medeverdachte] naar Engeland zouden worden vervoerd. Naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien zijn de handelingen van de verdachte erop gericht om het transport voor te bereiden en te faciliteren.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van daarvan wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel.
Medeplegen
De verdachte heeft het ten laste gelegde feit samen met anderen gepleegd. Hij heeft de vrachtwagen aangeschaft, op aanwijzing een koeltrailer gehuurd, voor de lading gezorgd die de reis naar Engeland kon legitimeren, de route bepaald, de benzine betaald en contact onderhouden met minstens twee medeverdachten. Eén van de medeverdachten is betrokken geweest bij het voor de smokkel geschikt maken van de vrachtwagen. Deze persoon heeft het ertoe geleid dat [naam medeverdachte] de vrachtwagen in Engeland naar de daartoe bestemde loods heeft gebracht. Deze medeverdachte(n) heeft/hebben voorts de tickets voor de ferry aangeschaft en tol betaald.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van de verdachte aan het ten laste gelegde, bestaande in het mede organiseren van het vervoer van de vreemdelingen en het fungeren als schakel tussen de chauffeur en de rest van de organisatie, naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Winstbejag
Op grond van de verklaring van de verdachte dat hij € 2.000, - ontving voor de huur van vrachtwagencombinatie, stelt de rechtbank vast hij dat hij heeft gehandeld uit winstbejag. Van zuiver ideële motieven aan de zijde van de verdachte is niet gebleken en gelet op de risico’s die samenhangen met mensensmokkel en die verdachte heeft genomen met zijn handelen, is de rechtbank van oordeel dat het onwaarschijnlijk is dat hij deze risico’s heeft genomen zonder daarvoor betaald te krijgen.
Levensgevaar
De vreemdelingen zaten in een verborgen ruimte in de trailer van de vrachtwagen. Eén van de vreemdelingen, de heer [naam vreemdeling] , is gehoord en heeft verklaard dat er een luikje in de verborgen ruimte zat dat hij open kon schroeven om vervolgens zelf even naar de andere ruimte in de trailer te gaan. Verder verklaart de heer [naam vreemdeling] dat de vreemdelingen niet uit de trailer zijn gegaan.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gesteld dat de heer [naam vreemdeling] daarmee een luik tussen de drie boven elkaar gelegen compartimenten binnen de verborgen ruimte moet hebben bedoeld.
De rechtbank stelt echter op grond van de getuigenverklaring van de heer [naam vreemdeling] vast, dat hij doelde op het luikje tussen de verborgen ruimte in de trailer en de laadruimte die doorliep tot de laaddeur in de trailer. Hij verklaarde immers:
“Bij ons zat een raampje dat dicht was geschroefd. Bij ons in de ruimte zat een luikje. Als de trailer dicht ging werd het donker, als ie open was kwam er licht doorheen. (…) Ja, als we het luikje open schroefde konden we even naar de andere ruimte in de trailer. (…) We zijn verder niet uit de trailer gegaan. Voor mij was een luikje en als je het schroefje losmaakte dan kon je naar de andere ruimte
kruipen.”Uit het dossier blijkt dat er een met schroeven afgesloten luikje was tussen de laadruimte en de verborgen ruimte. De rechtbank leidt dat af uit hetgeen verbalisant [naam verbalisant 1] opmerkt over een rooster aan “de achterwand aan de binnenzijde van de
trailer” dat met een schroef was afgesloten (proces-verbaal van 28 mei 2019 van verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , blz 1 en bijlage 6). De verbalisant merkt op dat dat rooster niet vanuit de binnenkant opengemaakt kon worden. Volgens [naam vreemdeling] kon dat luikje kennelijk wel van binnen uit open. Uit het dossier blijkt niet dat er zo’n met schroeven afgesloten luikje zat tussen de compartimenten van de verborgen ruimte, zoals de officier veronderstelt.
De rechtank heeft geen aanleiding om op dit punt aan de verklaring van [naam vreemdeling] te twijfelen. Uitgaande van die verklaring is het aannnemelijk, dat de vreemdelingen de mogelijkheid hadden om zelfstandig de verborgen ruimte te verlaten naar de rest van de trailer.
Het TNO rapport neemt echter als feitelijk uitgangspunt dat het betreffende luikje in de dummy achterwand voor de toegang van de personen tot de verborgen ruimte niet van binnenuit kon worden geopend (p. 12 derde alinea). De conclusies van TNO over levensgevaar zijn mede op dit – naar het oordeel van de rechtbank dus onjuiste – uitgangpunt gebaseerd. Daarom kan de rechtbank niet aan de hand van het door TNO opgestelde deskundigenrapport vaststellen dat een levensbedreigende situatie voorzienbaar was. De rapportage gaat er namelijk van uit dat de vreemdelingen niet zelfstandig de verborgen ruimte konden verlaten. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 27 mei 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans
in Nederland en in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, als vrachtwagenchauffeur, anderen, te weten 15 personen met de Vietnamese of Afghaanse nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten het Verenigd Koninkrijk en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, en
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten het Verenigd Koninkrijk en genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
door
- een vrachtwagencombinatie te (laten) besturen en
- bovengenoemde personen in (de geprepareerde koelruimte van) de trailer van deze vrachtwagencombinatie te (laten) vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de boot naar het Verenigd Koninkrijk te nemen, en/of
- een ticket aan te (laten) schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar het Verenigd Koninkrijk , en (aldus) de doorreis en het transport en toegang door/naar en het
verblijf in Nederland en het Verenigd Koninkrijk georganiseerd en gefaciliteerd engecoördineerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders, wisten dat die toegang
,die doorreis en dat verblijf wederrechtelijk waren, endit feit werd begaan in de uitoefening van zijn beroep (als vrachtwagenchauffeur).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van:
mensensmokkel,
en
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is,
terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep, en in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de mensensmokkel van vijftien personen, door hen vanuit Duitsland en Nederland in een verborgen ruimte van een vrachtwagen te (laten) vervoeren met als bestemming het Verenigd Koninkrijk.
De verdachte heeft [naam medeverdachte] ingeschakeld als chauffeur. Hij fungeerde zelf als schakel tussen de chauffeur aan de ene kant en de organisatie van de smokkel aan de andere kant. Hij stuurde de chauffeur [naam medeverdachte] , als zijn baas, aan en had een meer organiserende rol dan [naam medeverdachte] . De verdachte zorgde er ook voor dat hij zelf in Duitsland achterbleef terwijl [naam medeverdachte] met de met vreemdelingen geladen vrachtwagen de grens passeerde. De verdachte heeft op die manier geprobeerd buiten beeld te blijven. Zijn straf valt daarom hoger uit dan de straf die aan [naam medeverdachte] is opgelegd.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan een illegaal circuit. De handelwijze van de verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
De rechtbank verwijt de verdachte dat hij niet heeft stilgestaan bij het ontwrichtende karakter van mensensmokkel en evenmin bij de risico’s die de gesmokkelden tijdens het vervoer liepen.
Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen dat er sprake was van levensgevaar, zaten de personen zaten wel op een welhaast onbeschrijfelijk mensonterende wijze samengepakt in een zeer kleine verborgen ruimte die in de laadruimte van de vrachtauto was gefabriceerd. Onder hen bevonden zich zeven minderjarigen. Deze omstandigheden weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank verder rekening met het feit dat de verdachte dit feit in vereniging heeft begaan met meerdere personen en dat hij dit feit heeft begaan gedurende de uitoefening van zijn beroep als vrachtwagenchauffeur.
De rechtbank leidt uit de geschiedenis en de uitleg van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) af dat het feit dat de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld niet strafverwarend meeweegt. Sinds 1 januari 2005 maakt het vereiste van winstbejag geen deel meer uit van de delictsomschrijving uit van artikel 197a lid 1 Sr (de hulp bij illegale binnenkomst en doorreis), maar wel van de delictsomschrijving uit artikel 197a lid 2 Sr (de hulp bij illegaal verblijf). Voor een veroordeling op grond van lid 1 hoeft dus niet te worden bewezen dat uit winstbejag is gehandeld, terwijl dat bij lid 2 wel moet. In beginsel kan daarom bij een veroordeling op grond van lid 1, als blijkt dat niet alleen aan de delictsomschrijving is voldaan, maar ook nog uit winstbejag is gehandeld, winstbejag in strafverhogende zin worden meegewogen. Dat is bij lid 2 anders, omdat daar winstbejag onderdeel uitmaakt van de delictsomschrijving.
Onder verblijf wordt verstaan: het elk zich ophouden in Nederland of een ander land genoemd in artikel 197a Sr, ook zonder duurzaam karakter (zie HR 1 oktober 2003, ECLI:NL:HR:AL3537). Dit betekent dat het begrip verblijf dusdanig ruim dient te worden uitgelegd, dat in de praktijk geen of nauwelijks gevallen denkbaar zijn waarin wel sprake is van hulp bij de illegale binnenkomst en doorreis, maar geen sprake is van hulp bij illegaal verblijf. Wanneer dus sprake is van uit winstbejag behulpzaam zijn bij illegaal verblijf en ook is gebleken van behulpzaamheid bij de illegale doorreis en/of binnenkomst, kan het in de praktijk vrijwel niet anders dan dat de verdachte ook ten aanzien van laatstgenoemde vormen van hulp uit winstbejag heeft gehandeld. In deze gevallen zal de rechtbank in beginsel daarom niet in strafverzwarende zin meewegen dat de verdachte heeft gehandeld uit winstbejag, behoudens in uitzonderlijke gevallen. Daarvan is in casu niet gebleken.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 55 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 27 mei 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans
in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, als vrachtwagenchauffeur, een ander of anderen, te weten 15, althans één of meer, personen met de Vietnamese en/of Afghaanse nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
door
- een vrachtwagencombinatie te (laten) besturen en/of
- bovengenoemde personen in (de geprepareerde koelruimte van) de trailer van deze vrachtwagencombinatie te (laten) vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de boot naar Groot-Brittanië te nemen, en/of
- een ticket aan te (laten) schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië, en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het
verblijf in Nederland en/of Groot-Brittannië georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was, en/of
terwijl daarvan levensgevaar voor een of meer ander(en), te weten genoemde 15 personen, te duchten was, en/of
dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep (als vrachtwagenchauffeur).