4.1.3.Beoordeling door de rechtbank
De feiten
De verdachte heeft in april 2019 het transportbedrijf [naam bedrijf] opgericht. Hij heeft een trekker gekocht, op aanwijzing van [naam persoon] , die verder onbekend is gebleven, een koeltrailer gehuurd en hij heeft [naam medeverdachte] aangenomen als vrachtwagenchauffeur.
Op een transportplatform waar middels advertenties ritten worden aangeboden heeft de verdachte een rit naar Engeland aangenomen. In Hongarije hebben de verdachte en [naam medeverdachte] eendenkarkassen geladen en op 11 mei 2019 zijn zij vanuit Hongarije naar Engeland vertrokken. In Duitsland is de verdachte uitgestapt. [naam medeverdachte] is verder naar Engeland gereden om de eendenkarkassen te lossen. In Engeland is de vrachtwagen vervolgens naar een garage van [naam persoon] gebracht voor werkzaamheden. [naam medeverdachte] verbleef ongeveer tien dagen in een hotel.
Op 22 mei 2019 om 23:00 uur heeft [naam medeverdachte] met een lege vrachtwagen vanuit Engeland de oversteek naar Hoek van Holland gemaakt. Hij is vervolgens naar Duitsland gereden waar op enig moment de verdachte ook weer in de vrachtwagen is gestapt. In de Duitse plaats Hoff is de trailer weer beladen met kozijnen. Na het laden zijn de verdachte en [naam medeverdachte] richting Keulen gereden.
Op vrijdag 24 mei 2019 hebben zij de vrachtwagen geparkeerd op een parkeerplaats in de buurt van Keulen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben dat weekend op kosten van [naam persoon] in een hotel geslapen.
Op maandagochtend 27 mei 2019 is [naam medeverdachte] met een taxi a € 70 weer naar de vrachtwagen gereden en vertrokken met de vrachtwagen. Omstreeks 12:55 is hij aangekomen bij de uitreiscontrole van Stena Line te Hoek van Holland. Toen de hondengeleider met de migratiehond langs de trailer liep, sloeg deze aan. Daardoor is het vermoeden ontstaan dat zich mensen in de trailer bevonden. De verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee troffen voorin de laadruimte vervolgens vijftien personen in een geprepareerde ruimte aan. Deze personen bevonden zich in een constructie met drie compartimenten boven elkaar. Deze constructie was door een wandje afgescheiden van de rest van de laadruimte. De laadruimte tussen de geprepareerde ruimte en de laaddeur was gevuld met de in Hoff geladen kozijnen. Veertien vreemdelingen bleken afkomstig te zijn uit Vietnam, één vreemdeling is afkomstig uit Afghanistan.
De vreemdelingen kwamen zichtbaar vermoeid en bezweet uit de vrachtwagen. De verbalisanten hebben geconstateerd dat het zeer warm en benauwd was in de trailer. Uit het rapport van onderzoeksorganisatie TNO is gebleken dat de vreemdelingen slechts 0,17 m3 ruimte per persoon hadden.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard bij de politie dat hij zijn vrachtwagen na een telefoongesprek aan [naam persoon] heeft verhuurd. Hij heeft op aanwijzing van [naam persoon] een koeltrailer gehuurd in Roemenië. Daarna heeft hij zelf een rit naar Engeland gezocht op een transportplatform. Toen de vrachtwagen op weg naar Engeland in Duitsland was aangekomen, heeft hij door tussenkomst van een vriend van [naam persoon] € 2.000,- ontvangen van [naam persoon] . Vanaf dat moment zou het transport onder verantwoording van [naam persoon] vallen en heeft [naam persoon] ook alle daarmee gemoeide kosten gedragen.
Nadat de vrachtwagen opnieuw was beladen met kozijnen in Hoff, Duitsland is de verdachte met [naam medeverdachte] naar een tankstation gereden in de buurt van Keulen, Duitsland. Daar zou hij na een telefoongesprek met [naam persoon] hebben begrepen dat er mensen in de vrachtwagen zouden worden geladen. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er “enkele” mensen in de vrachtwagen zaten maar dat hij niet wist niet hoeveel mensen dat waren. Omdat hij het geld voor de huur al had ontvangen kon hij toen niet meer terugkrabbelen.
De verdediging heeft bepleit dat deze bekennende verklaring van de verdachte bij de politie op 14 februari 2020 – waaruit blijkt dat de verdachte op de hoogte was van de mensensmokkel voordat de smokkel plaatsvond – verkeerd is begrepen. De verdachte zou pas achteraf wetenschap hebben verkregen van de aanwezigheid van vreemdelingen door de omschrijving van de feiten in het aanhoudingsbevel op basis waarvan hij in Engeland is aangehouden.
De rechtbank verwerpt dat verweer. Bij de beoordeling van dat verweer weegt de rechtbank mee dat de verdediging dit standpunt pas tijdens de behandeling op zitting heeft ingenomen. De verdachte heeft tussen 14 februari en de zitting niet laten weten dat er sprake was van een misverstand. Het had op de weg van de verdediging gelegen om te verzoeken het auditief opgenomen verhoor van de verdachte opnieuw te laten uitwerken zodat het door de verdediging gestelde misverstand uit de wereld zou worden geholpen. De verdediging heeft dat nagelaten. Uit het verhoor op 14 februari 2020, waarbij de verdachte een nadere uitgebreidere verklaring heeft afgelegd bij de marechaussee met bijstand van een tolk in de Roemeense taal, blijkt niet dat de verdachte verkeerd is begrepen.
De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verdachte op 14 februari heeft verklaard wat er in het proces-verbaal staat, namelijk dat hij wist dat er personen in de vrachtwagen zouden worden geladen.
Overige omstandigheden
Naast de verklaring van de verdachte heeft de rechtbank gelet op verschillende opvallende omstandigheden welke uit het dossier blijken.
Zo heeft de verdachte [naam medeverdachte] als chauffeur aangenomen. Voor alle kosten die [naam medeverdachte] onderweg zou maken, moest hij bellen naar de verdachte of – na de overdracht aan [naam persoon] – naar [naam persoon] . Uit de WhatsApp gesprekken tussen de verdachte en [naam medeverdachte] blijkt echter dat de verdachte niet als schakel uit die communicatie was verdwenen. Toen [naam medeverdachte] in Engeland in een hotel zat, heeft hij de verdachte meerdere malen benaderd met verzoeken. Uit de reacties blijkt niet dat de verdachte [naam medeverdachte] doorverwees naar een ander, hetgeen wel verwacht had mogen worden als de verantwoordelijkheid geheel was overgedragen. Uit de WhatsApp gesprekken is verder duidelijk dat de verdachte er tegen [naam medeverdachte] open over was dat hij ten behoeve van het transport contact onderhield met diverse andere personen, waaronder [naam persoon] .
In de WhatsApp gesprekken is ook een conversatie aangetroffen die niet past bij een reguliere chauffeursklus. [naam medeverdachte] heeft onder andere aan de verdachte gestuurd: “
Wacht maar, straks zijn we ervan af, broer. Het duurt niet lang meer/we moeten nog naar even. (…) Nu, nu... alles moet goed uitpakken.” De verdachte heeft daarop geantwoord met: “
Zodat het ons ook eens een keer meezit.”
Uit de WhatsApp gesprekken blijkt tevens dat de verdachte [naam medeverdachte] heeft gevraagd om dingen te wissen. De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor dit ongebruikelijke verzoek.
Ook na terugkomst uit Engeland heeft de verdachte contact onderhouden met [naam medeverdachte] . Ze zijn samen naar het adres in Hoff, Duitsland gereden waar de vrachtwagen weer is beladen. Na het laden zijn de verdachten samen naar een parkeerplaats nabij Keulen gereden waar de vrachtwagen vervolgens gedurende het weekend is achtergebleven terwijl de verdachten samen in een hotel verbleven, op kosten van [naam persoon] .
Het is een feit van algemene bekendheid dat zakelijk transport vooral snel en efficiënt dient te gebeuren. Vertraging is kostbaar. Uit het dossier kan worden afgeleid dat (onnodig) hoge kosten zijn gemaakt (een tiendaags verblijf van [naam medeverdachte] in een hotel in Engeland, contante bedragen om van te kunnen eten, een weekend in een hotel in Keulen samen met [naam medeverdachte] , een ander die naar het tankstation toekomt om voor de verdachte en [naam medeverdachte] te tanken en [naam medeverdachte] die na het weekend voor € 70 met een taxi naar de vrachtauto rijdt). De verdachte heeft in het geheel geen antwoord gegeven op de vraag of de opbrengst van de transporten dergelijke kosten zouden kunnen rechtvaardigen. Als beroepschauffeur en eigenaar van een transportonderneming kan de verdachte niet volstaan met de mededeling dat de verantwoordelijkheid daarvoor geheel was overgedragen aan [naam persoon] . De voortdurende betrokkenheid van de verdachte bij het transport, ook na de ontvangst van het geld en dus na de gestelde overdracht, duidt niet op een uit handen gegeven transport waarvoor de verantwoordelijkheid volledig was overgedragen.
De verdachte heeft verklaard dat hij op de camera’s na niets aan de vrachtwagen heeft gezien. Uit onderzoek van de marechaussee is echter gebleken dat in de binnenkant van de trailer zichtbaar aanpassingen zijn gemaakt. De laadruimte is ongeveer 50 cm minder diep als gevolg van het inrichten van de geprepareerde ruimte. Het hoekprofiel van de daartoe geplaatste valse wand is bijvoorbeeld over de verlichting van de binnenzijde van de trailer gekit. Als de verdachte de lege trailer deugdelijk heeft gecontroleerd (hetgeen van een chauffeur wordt verwacht), moet hij dit hebben gezien.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de chauffeur van een vrachtwagen vreemdelingen in zijn lading aanwezig heeft, in combinatie met andere verdachte omstandigheden, zoals de hiervoor genoemde, wijst op betrokkenheid en wetenschap van de chauffeur bij het vervoer van deze vreemdelingen. Dat kan anders zijn indien de verdachte daarvoor een andersluidende plausibele en verifieerbare verklaring geeft.
De verklaring van de verdachte is, gelet op de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, echter dusdanig onlogisch en ongeloofwaardig, dat het niet anders kan dan dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de vreemdelingen in de vrachtwagen – zoals hij zelf ook heeft verklaard – en dat het – met zijn medeweten en instemming – de bedoeling was dat zij illegaal door [naam medeverdachte] naar Engeland zouden worden vervoerd. Naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien zijn de handelingen van de verdachte erop gericht om het transport voor te bereiden en te faciliteren.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van daarvan wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel.
Medeplegen
De verdachte heeft het ten laste gelegde feit samen met anderen gepleegd. Hij heeft de vrachtwagen aangeschaft, op aanwijzing een koeltrailer gehuurd, voor de lading gezorgd die de reis naar Engeland kon legitimeren, de route bepaald, de benzine betaald en contact onderhouden met minstens twee medeverdachten. Eén van de medeverdachten is betrokken geweest bij het voor de smokkel geschikt maken van de vrachtwagen. Deze persoon heeft het ertoe geleid dat [naam medeverdachte] de vrachtwagen in Engeland naar de daartoe bestemde loods heeft gebracht. Deze medeverdachte(n) heeft/hebben voorts de tickets voor de ferry aangeschaft en tol betaald.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van de verdachte aan het ten laste gelegde, bestaande in het mede organiseren van het vervoer van de vreemdelingen en het fungeren als schakel tussen de chauffeur en de rest van de organisatie, naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Winstbejag
Op grond van de verklaring van de verdachte dat hij € 2.000, - ontving voor de huur van vrachtwagencombinatie, stelt de rechtbank vast hij dat hij heeft gehandeld uit winstbejag. Van zuiver ideële motieven aan de zijde van de verdachte is niet gebleken en gelet op de risico’s die samenhangen met mensensmokkel en die verdachte heeft genomen met zijn handelen, is de rechtbank van oordeel dat het onwaarschijnlijk is dat hij deze risico’s heeft genomen zonder daarvoor betaald te krijgen.
Levensgevaar
De vreemdelingen zaten in een verborgen ruimte in de trailer van de vrachtwagen. Eén van de vreemdelingen, de heer [naam vreemdeling] , is gehoord en heeft verklaard dat er een luikje in de verborgen ruimte zat dat hij open kon schroeven om vervolgens zelf even naar de andere ruimte in de trailer te gaan. Verder verklaart de heer [naam vreemdeling] dat de vreemdelingen niet uit de trailer zijn gegaan.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gesteld dat de heer [naam vreemdeling] daarmee een luik tussen de drie boven elkaar gelegen compartimenten binnen de verborgen ruimte moet hebben bedoeld.
De rechtbank stelt echter op grond van de getuigenverklaring van de heer [naam vreemdeling] vast, dat hij doelde op het luikje tussen de verborgen ruimte in de trailer en de laadruimte die doorliep tot de laaddeur in de trailer. Hij verklaarde immers:
“Bij ons zat een raampje dat dicht was geschroefd. Bij ons in de ruimte zat een luikje. Als de trailer dicht ging werd het donker, als ie open was kwam er licht doorheen. (…) Ja, als we het luikje open schroefde konden we even naar de andere ruimte in de trailer. (…) We zijn verder niet uit de trailer gegaan. Voor mij was een luikje en als je het schroefje losmaakte dan kon je naar de andere ruimte
kruipen.”Uit het dossier blijkt dat er een met schroeven afgesloten luikje was tussen de laadruimte en de verborgen ruimte. De rechtbank leidt dat af uit hetgeen verbalisant [naam verbalisant 1] opmerkt over een rooster aan “de achterwand aan de binnenzijde van de
trailer” dat met een schroef was afgesloten (proces-verbaal van 28 mei 2019 van verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , blz 1 en bijlage 6). De verbalisant merkt op dat dat rooster niet vanuit de binnenkant opengemaakt kon worden. Volgens [naam vreemdeling] kon dat luikje kennelijk wel van binnen uit open. Uit het dossier blijkt niet dat er zo’n met schroeven afgesloten luikje zat tussen de compartimenten van de verborgen ruimte, zoals de officier veronderstelt.
De rechtank heeft geen aanleiding om op dit punt aan de verklaring van [naam vreemdeling] te twijfelen. Uitgaande van die verklaring is het aannnemelijk, dat de vreemdelingen de mogelijkheid hadden om zelfstandig de verborgen ruimte te verlaten naar de rest van de trailer.
Het TNO rapport neemt echter als feitelijk uitgangspunt dat het betreffende luikje in de dummy achterwand voor de toegang van de personen tot de verborgen ruimte niet van binnenuit kon worden geopend (p. 12 derde alinea). De conclusies van TNO over levensgevaar zijn mede op dit – naar het oordeel van de rechtbank dus onjuiste – uitgangpunt gebaseerd. Daarom kan de rechtbank niet aan de hand van het door TNO opgestelde deskundigenrapport vaststellen dat een levensbedreigende situatie voorzienbaar was. De rapportage gaat er namelijk van uit dat de vreemdelingen niet zelfstandig de verborgen ruimte konden verlaten. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.