In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend om haar schuldeiser, Dierenartsenpraktijk Oude-Tonge B.V., te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze regeling houdt in dat verzoekster 6,26% aan de preferente schuldeisers en 3,13% aan de concurrente schuldeisers zal betalen, wat resulteert in een totale vordering van € 29.202,76 van 26 schuldeisers. De meerderheid van de schuldeisers heeft ingestemd met de regeling, maar Oude-Tonge heeft geweigerd, ondanks herhaalde verzoeken van verzoekster om tot een betalingsregeling te komen.
Tijdens de zitting op 28 januari 2020 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening en de beschermingsbewindvoerder van verzoekster. Oude-Tonge heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat verzoekster niet te goeder trouw heeft gehandeld en dat zij haar bezittingen op naam van haar partner heeft gezet om haar schulden te ontlopen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd is en dat verzoekster niet in staat is om meer te betalen dan het aangeboden percentage. Bovendien heeft de rechtbank geconcludeerd dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van Oude-Tonge.
De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en Oude-Tonge veroordeeld om in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn de kosten van de procedure aan de zijde van verzoekster begroot op nihil. Dit vonnis vervangt de vrijwillige instemming van de schuldeisers en verzoekster kan nu haar schulden blijven aflossen zonder dat zij in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.