ECLI:NL:RBROT:2020:9248

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
C/10/579067 / HA ZA 19-693 C/10/594563 / HA ZA 20-360
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van procedures na overlijden van partij

In deze zaak heeft de zoon verzocht om schorsing van de procedures op grond van artikel 225 Rv, omdat zijn vader, [naam eiser 1], op 16 juli 2020 is overleden. De zoon stelt dat hij niet bekend is met het testament van zijn vader en dat de bewindvoerder niet meer bevoegd is om namens de vader op te treden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de zoon niet bevoegd is om de procedures te schorsen, omdat hij niet heeft gesteld dat hij de rechtsopvolger van zijn vader is. Het verzoek tot schorsing is dan ook afgewezen.

Moeder heeft vervolgens verzocht om hervatting van de procedures op grond van artikel 227 Rv. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedures niet geschorst zijn en dat moeder, als executeur van de nalatenschap van de vader, als opvolgend procespartij kan optreden. De rechtbank heeft besloten dat de geplande zitting op 12 november 2020 doorgaat en dat de bewindvoerder niet meer als partij hoeft te verschijnen.

De rechtbank heeft de beslissing over de kosten van het incident aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaken. Het vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en openbaar uitgesproken op 7 oktober 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Dordrecht
Vonnis in incident van 7 oktober 2020
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/579067 / HA ZA 19-693 van

1..[naam eiser 1] ,

wonende te [woonplaats eiser 1] ,
2.
[naam eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2] ,
eisers,
advocaten: mr. R.J.R.M. de Bok en mr. S.B. Piekaar-Bouthoorn,
procesadvocaat: mr. J.G.M. Roijers,
tegen
[naam gedaagde 1],
wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
gedaagde,
advocaten: mr. W.T. van Dijk en mr. J.K.S. Verhoek,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/594563 / HA ZA 20-360 van
[naam eiser 3],
wonende te [woonplaats eiser 3] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaten: mr. W.T. van Dijk en mr. J.K.S. Verhoek,
tegen

1..[naam gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
2.
[naam gedaagde 3] h.o.d.n. [handelsnaam], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam eiser 1],
kantoorhoudende te [plaatsnaam] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaten: mr. R.J.R.M. de Bok en mr. S.B. Piekaar-Bouthoorn,
procesadvocaat: mr. J.G.M. Roijers.
Partijen in de zaak 19-693 worden hierna respectievelijk ‘de ouders’ (dan wel ‘moeder’ en ‘vader’) en ‘de zoon’ genoemd. Partijen in de zaak 20-360 worden hierna respectievelijk ‘de zoon’ en ‘de ouders’ (dan wel ‘moeder’, ‘vader’ en ‘de bewindvoerder’) genoemd.

1..De procedure in de zaken 19-693 en 20-360

1.1.
Het verloop van de procedure in de zaak 19-693 blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 juni 2019;
  • de akte houdende overlegging producties van de ouders van 31 juli 2019;
  • de conclusie van antwoord van 11 september 2019;
  • de akte houdende overlegging producties ten behoeve van comparitie van partijen van de ouders van 19 december 2019;
  • de akte uitlaten van de zoon van 26 augustus 2020;
  • de antwoordakte tevens akte ex artikel 227 Rv van de ouders van 23 september 2020.
1.2.
Het verloop van de procedure in de zaak 20-360 blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende incidentele eis tot voeging van 31 maart 2020;
  • de akte overlegging producties van de zoon van 8 april 2020;
  • de incidentele conclusie van antwoord van 22 april 2020;
  • het vonnis in incident van 3 juni 2020 waarin de zaak 20-360 met de zaak 19-693 is gevoegd;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van 15 juli 2020;
  • de akte uitlaten van de zoon van 26 augustus 2020;
  • de antwoordakte tevens akte ex artikel 227 Rv van de ouders van 23 september 2020.
1.3.
In de zaak 19-693 was een comparitie van partijen gepland op 22 april 2020. Deze comparitie van partijen is in verband met het coronavirus en de sluiting van de rechtbank niet doorgegaan.
1.4.
Bij vonnis van 3 juni 2020 zijn de zaken 19-693 en 20-360 gevoegd.
1.5.
Bij brief van 10 augustus 2020 zijn partijen uitgenodigd voor een comparitie van partijen in beide zaken op 12 november 2020 in de rechtbank te Dordrecht.
1.6.
Bij akte van 26 augustus 2020 heeft de zoon om schorsing van de procedures verzocht. De ouders zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren en moeder heeft dat bij akte van 23 september 2020 gedaan.
1.7.
De rechtbank heeft vervolgens de datum van het vonnis in het incident tot schorsing bepaald op heden.

2..De beoordeling

in de zaken 19-693 en 20-360

2.1.
De zoon heeft bij akte om schorsing van de procedures verzocht op grond van artikel 225 Rv. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat zijn vader, [naam eiser 1] , op 16 juli 2020 is overleden. De zoon is niet bekend met het recente testament van vader en wat daarin is opgenomen ten aanzien van een eventuele executeur. Door het overlijden van vader is de bewindvoerder volgens de zoon in ieder geval niet meer bevoegd om namens de vader in beide procedures op te treden. Nu nog niet bekend is wie de erfgenamen zijn en nog niet bekend is op welke wijze de erfgenamen de nalatenschap van vader hebben aanvaard, heeft de zoon verzocht om de procedure op grond van artikel 225 Rv voor onbepaalde tijd te schorsen.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de zoon niet bevoegd is om tot schorsing van de procedures over te gaan. Op grond van artikel 225 Rv is (de opvolger) van de partij aan wier zijde een schorsingsoorzaak zich voordoet, bevoegd om de procedure te schorsen. De schorsingsgrond doet zich niet voor aan de zijde van de zoon. De zoon heeft niet gesteld dat hij de rechtsopvolger van de vader is, zodat hij niet bevoegd is om tot schorsing over te gaan. Het incident om de zaken te schorsen wordt daarom afgewezen.
2.3.
Moeder heeft om hervatting van de procedures verzocht op grond van artikel 227 Rv. Nu de procedures niet geschorst zijn, hoeven deze echter niet hervat te worden. De rechtbank begrijpt dat moeder zich wil presenteren als opvolgend procespartij van vader. Moeder heeft daaraan een verklaring van erfrecht ten grondslag gelegd waaruit blijkt dat zij executeur is in de nalatenschap van vader. Ook staat hierin dat moeder met uitsluiting van ieder ander, tevens als executeur in de nalatenschap van vader, zelfstandig bevoegd is te beschikken over de goederen van de wettelijke gemeenschap van goederen, die tijdens het huwelijk van vader bestond, en de nalatenschap van vader. De moeder zal gelet hierop in het vervolg van de procedures worden aangemerkt als opvolgend procespartij van vader.
Moeder stelt zich voorts op het standpunt dat vanwege het overlijden van vader de bewindvoerder niet langer een positie bekleed in de zaak 20-360.
2.4.
Gelet op het voorgaande gaat de op 12 november 2020 om 13.00 uur bij de rechtbank te Dordrecht geplande zitting in beide zaken door. Partijen zijn reeds voor deze zitting uitgenodigd. De bewindvoerder behoeft niet meer als partij te verschijnen op die zitting.
2.5.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaken wordt beslist.

3..De beslissing

De rechtbank
in het incident tot schorsing:
wijst af het verzoek tot schorsing van beide procedures;
in de hoofdzaken:
bepaalt dat de zitting zal plaatsvinden op 12 november 2020 om 13.00 uur in de rechtbank te Dordrecht;
verstaat dat de bewindvoerder niet meer als partij behoeft te verschijnen op die zitting.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2020.
3120