Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam eiser 1] ,
[naam eiser 2],
1..[naam gedaagde 2] ,
[naam gedaagde 3] h.o.d.n. [handelsnaam], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam eiser 1],
1..De procedure in de zaken 19-693 en 20-360
- de dagvaarding van 7 juni 2019;
- de akte houdende overlegging producties van de ouders van 31 juli 2019;
- de conclusie van antwoord van 11 september 2019;
- de akte houdende overlegging producties ten behoeve van comparitie van partijen van de ouders van 19 december 2019;
- de akte uitlaten van de zoon van 26 augustus 2020;
- de antwoordakte tevens akte ex artikel 227 Rv van de ouders van 23 september 2020.
- de dagvaarding tevens houdende incidentele eis tot voeging van 31 maart 2020;
- de akte overlegging producties van de zoon van 8 april 2020;
- de incidentele conclusie van antwoord van 22 april 2020;
- het vonnis in incident van 3 juni 2020 waarin de zaak 20-360 met de zaak 19-693 is gevoegd;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van 15 juli 2020;
- de akte uitlaten van de zoon van 26 augustus 2020;
- de antwoordakte tevens akte ex artikel 227 Rv van de ouders van 23 september 2020.
2..De beoordeling
in de zaken 19-693 en 20-360
Moeder stelt zich voorts op het standpunt dat vanwege het overlijden van vader de bewindvoerder niet langer een positie bekleed in de zaak 20-360.