4.2.2.Beoordeling
De verdenking van de verdachte komt er – kort gezegd – op neer dat hij zich in de periode van 20 januari tot en met 1 maart 2020 schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verklaringen van de aangeefster
Op 24 februari 2020 gingen verbalisanten van de politie Noord-Nederland naar een vakantiepark te Appelscha. Daar zou het slachtoffer, [naam slachtoffer] , mogelijk gedwongen worden tot seks. Middels haar live locatie, die zij deelde met de melder (haar oud werkgever), werd [naam slachtoffer] aangetroffen met de verdachte, al rijdend in de auto. De verdachte is aangehouden en een alarmpistool en een contant geldbedrag van duizend euro zijn bij hem in beslag genomen. [naam slachtoffer] verklaarde aan de verbalisanten – in het kort – dat zij zich de afgelopen vier tot vijf weken had geprostitueerd in samenwerking met de verdachte. Zij verbleef in zijn woning en ontving daar de klanten. De verdachte bepaalde alles: hij had een werktelefoon voor haar gekocht, bepaalde de prijzen en maakte de afspraken. De prostitutie begon vrijwillig, maar naarmate de tijd vorderde, werd de verdachte steeds dwingender.
[naam slachtoffer] heeft aanvullende verklaringen afgelegd op onder andere 1 maart, 3 maart en 15 mei 2020. Deze verklaringen komen er op neer dat zij sinds eind januari bij de verdachte in Rotterdam verbleef. Zij had hem ontmoet via Bullchat, een website waarop zij zich aanbood als prostituee. Zij had enkele seksafspraken gehad voor ze hem ontmoette. Tijdens hun afspraak vertelde hij dat hij verschillende meisjes voor zich had werken in de prostitutie, dat hij fungeerde als een soort beveiliger, dat hij een vuurwapen had en dat er messen onder de bank lagen waar de meisjes bij konden. Een week later hadden ze weer contact en spraken ze af samen te werken. Vanaf dat moment werkte [naam slachtoffer] vanuit de woning van de verdachte en verbleef zij daar.
Zij werkte vijf dagen per week en had meestal twee klanten per dag, soms meer. Het verdiende geld legde ze op een bureau, waar de verdachte het vandaan haalde. Ook had zij escortafspraken, waarbij ze met klanten mee ging. In die gevallen overhandigde ze het geld persoonlijk aan de verdachte. Soms betaalden klanten via Tikkie, op de rekening van de verdachte. De bedoeling was dat [naam slachtoffer] 70% van het geld zou krijgen en de verdachte 30%. [naam slachtoffer] was in de veronderstelling dat ze haar deel van het geld zou krijgen, maar dit is nooit gebeurd. De verdachte beheerde het geld. Hij gebruikte dit geld onder meer om te betalen voor hotels, boodschappen, kleding en telefoons. Het overgebleven geld heeft verdachte voor zichzelf gehouden.
[naam slachtoffer] zag ook andere meisjes die voor of met de verdachte werkten, onder wie de getuige [naam getuige] . De verdachte schold [naam slachtoffer] steeds vaker uit met woorden als ‘hoer’ en ‘slet’ en naarmate de tijd vorderde drong hij er een aantal keer op aan dat [naam slachtoffer] zou werken, ondanks dat ze moe was. Hij gaf haar de medicatie die hij ook gebruikte, benzodiazepine en Xanax.
Op 20 februari 2020 had [naam slachtoffer] een discussie met een klant, waarop de verdachte, die voor de woning in een auto zat met onder meer [naam getuige] , de woning binnenrende met zijn wapen in zijn hand.
Op 24 februari 2020 gingen [naam slachtoffer] en de verdachte voor een midweek naar een bungalowpark in Appelscha om even af te koelen. Er ontstond een ruzie tussen hen over de kosten voor het bungalowpark, die volgens de verdachte te hoog zouden zijn, en hij legde [naam slachtoffer] een “boete” op van € 2000,-, die zij zou moeten aflossen door
gang bangsen anale seks te ondergaan. Hierop belde [naam slachtoffer] haar zus, om dit geldbedrag bij haar te lenen. Vlak hierna is verdachte aangehouden en kort daarop is hij weer vrijgelaten.
In de week van 25 februari tot en met 1 maart 2020 is [naam slachtoffer] een aantal keer weggegaan bij en teruggegaan naar de verdachte. Op 29 februari en 1 maart 2020 vonden er incidenten plaats waarbij de verdachte de kleding en schoenen van [naam slachtoffer] vernield heeft en hij haar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Daarna heeft [naam slachtoffer] de verdachte niet meer gezien.
Ondersteunende bewijsmiddelen
De verklaringen van [naam slachtoffer] worden op diverse punten ondersteund door de overige inhoud van het dossier.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ontzettend veel van [naam slachtoffer] hield, dat hij het vreselijk vond dat zij in de prostitutie zat en dat er absoluut geen sprake was van enige vorm van samenwerking tussen hem en haar bij haar prostitutie. Dat de verdachte echter wel degelijk en intensief betrokken was bij het werk van [naam slachtoffer] blijkt uit de verklaringen van [naam slachtoffer] , die wat dit betreft worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Dat zijn ten eerste de resultaten uit het onderzoek naar de bankrekeningen van de verdachte. Uit dat onderzoek is gebleken dat de verdachte betalingen heeft gedaan aan [naam bedrijf] , de onderneming achter websites als [website] . In het dossier is een advertentie van ‘ [werknaam 1] ’opgenomen die op [website] stond. Dat deze bedragen voor een andere website van [naam bedrijf] waren bedoeld is niet aannemelijk geworden.
Ten tweede is op dit punt de verklaring van getuige [naam getuige] ondersteunend. Zij verklaart dat zij en [naam slachtoffer] beiden voor de verdachte in de prostutitie werkten en dat zij ook de verdeling van 30% voor de verdachte en 70% voor zichzelf hanteerde, maar dat bij haar de verdeling wel altijd netjes is verlopen. Zij kende de verdachte dan ook al langer en hij kon haar niet zo makkelijk manipuleren, aldus de getuige. Ook bevestigt zij de verklaring van [naam slachtoffer] als het gaat om het incident dat zich op 20 februari 2020 afspeelde, toen de verdachte met zijn pistool de auto verliet en de woning in rende om een klant van [naam slachtoffer] een lesje te leren.
Tot slot zijn de Whatsappberichten van 8 februari 2020 ondersteunend. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze berichten gewisseld tussen [naam slachtoffer] en de verdachte. Uit die berichten blijkt duidelijk dat de verdachte precies volgde wat [naam slachtoffer] met haar klanten deed en dat hij haar instructies gaf hoe met hen om te gaan.
De verklaringen van [naam slachtoffer] dat zij al haar verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden afstond aan de verdachte en dat de verdachte zich hierdoor bevoordeelde, worden ondersteund door de volgende bewijsmiddelen in onderlinge samenhang.
Ten eerste is uit het onderzoek naar de bankrekeningen van de verdachte gebleken dat hij op verschillende momenten overschrijvingen ontving met in de omschrijving ‘ [werknaam 1] ’. Dit was, blijkens de verklaringen van [naam slachtoffer] en [naam getuige] , de werknaam van [naam slachtoffer] . Deze overschrijvingen zijn afkomstig van verschillende personen en gaan om variërende bedragen, te weten € 30,-, € 40,- en € 75,-.
Ten tweede is door verbalisant [naam agent] op 29 februari 2020 een gesprek opgevangen tussen [naam slachtoffer] en de verdachte. Tijdens dit gesprek hoorde de verbalisant de verdachte zeggen dat hij “financiële intenties” had.
Ten derde heeft [naam slachtoffer] op 13 februari 2020 een WhatsAppgesprek gevoerd met haar privénummer met iemand die haar kende, haar advertentie gezien had en wilde controleren of zij het was. In dat gesprek vertelde zij hem dat zij in principe een geldverdeling had afgesproken met “haar guy”, namelijk dat hij 30% zou krijgen en zij 70%, maar dat ze haar geld nog niet gekregen had. De rechtbank begrijpt dat deze “guy” de verdachte betreft.
Ten vierde is de verdachte op zowel 24 februari als 1 maart 2020 door de politie aangehouden. Op beide momenten is door de verbalisanten een groot geldbedrag in contanten bij hem aangetroffen, te weten € 1.000,- op 24 februari 2020 en € 1.130,- op
1 maart 2020. De verklaring van de verdachte hiervoor, namelijk dat hij dit geld heeft gespaard van zijn uitkering, acht de rechtbank niet aannemelijk, in het licht van de overige inhoud van het dossier.
Betrouwbaarheid verklaringen [naam slachtoffer]
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de verklaringen van [naam slachtoffer] inconsistent en onbetrouwbaar zijn, nu deze verklaringen op verschillende essentiële punten door de overige stukken in het dossier worden ondersteund, zoals hiervoor uiteengezet. Het feit dat [naam slachtoffer] op enkele ondergeschikte en gedetailleerde punten wisselend heeft verklaard, doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de kern van haar verklaringen. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Tussenconclusie feiten en omstandigheden
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte nauw betrokken was bij de prostitutiewerkzaamheden van [naam slachtoffer] en dat de verdachte zich al haar verdiensten toeëigende.
Mensenhandel
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel zoals tenlastegelegd. De tenlastelegging is geënt op de delictsomschrijvingen van artikel 273f, eerste lid, onderdelen 1, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht.
Mensenhandel, artikel 273f, lid 1, sub 1
Voor een bewezenverklaring van een tenlastelegging geënt op artikel 273f lid 1 sub 1 moet sprake zijn van een of meer in de in het eerste onderdeel van dit wetsartikel genoemde dwangmiddelen en gedragingen, met het oogmerk van uitbuiting.
Dwangmiddelen
De rechtbank zal de dwangmiddelen op grond waarvan de officier van justitie tot bewezenverklaring heeft geconcludeerd afzonderlijk bespreken.
- Dwang, (dreiging met) geweld of dreiging met een andere feitelijkheid
Uit de verklaringen van [naam slachtoffer] valt niet af te leiden dat de verdachte haar psychisch onder druk zette, geweld tegen haar gebruikte of dat hij daarmee dreigde. Uit het dossier valt weliswaar op te maken dat [naam slachtoffer] bang was dat de verdachte boos zou worden als ze met het werk zou willen stoppen of er negatief over sprak, zoals in het whatsappgesprek met “ [naam ] ”:
[13-02-20 02:15:27] [naam slachtoffer] : Ik wil hem ook niet boos maken
[13-02-20 02:15:38] [naam ] : Benje bang voor hem
[13-02-20 02:15:45] [naam slachtoffer] : Soms
[13-02-20 02:15:59] [naam ] : Kan je stoppen van dit?
[13-02-20 02:15:58] [naam slachtoffer] : Hij kan heel erg omslaan
[13-02-20 02:16:10] [naam ] : Van watje doet
[13-02-20 02:16:44] [naam slachtoffer] : Ik weet het niet
[13-02-20 02:16:55] [naam ] : Schat luister
[13-02-20 02:17:00] [naam ] : Ga uit die wereld
[13-02-20 02:17:02] [naam slachtoffer] : Hij heeft veel op me he
[13-02-20 02:17:06] [naam ] : Schiet niks op
[13-02-20 02:17:18] [naam slachtoffer] : Als ik eruit wil
[13-02-20 02:17:23] [naam slachtoffer] : Maar hij wilt dat niet
[13-02-20 02:17:34] [naam ] : Ja maar ikjou keuze
[13-02-20 02:17:36] [naam slachtoffer] : Ben ik sws de lul
Hieruit volgt echter niet dat de verdachte daadwerkelijk geweld heeft gebruikt of dreigde met geweld om [naam slachtoffer] te dwingen tot prostitutie of het afstaan van haar verdiensten. Ook [naam slachtoffer] zelf verklaart dat niet. De rechtbank merkt daarbij op dat de politie een aantal keren betrokken is geweest in verband met meldingen van mogelijke geweldsincidenten (24 en 29 februari en 1 maart 2020), maar uit het dossier en ook uit de eigen verklaringen van [naam slachtoffer] volgt dat zij vrijwillig in de prostitutie zat en dat haar bezwaar tegen de verdachte hem voornamelijk zit in het feit dat haar uiteindelijk bleek dat hij het door haar verdiende geld afpakte. Zoals hierboven is overwogen, is afdoende gebleken dat hij haar verdiensten heeft afgenomen.
-
Andere feitelijkheden
Zoals hierboven al is overwogen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer] in een positie heeft gebracht en gehouden waarin zij niet of nauwelijks over haar eigen financiële middelen kon beschikken. Er is daarom sprake van andere feitelijkheden.
- Misleiding
De verdachte heeft [naam slachtoffer] door misleiding gedwongen de verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden aan hem af te staan, door haar het verdiende geld aan hem te laten overdragen en haar te laten geloven dat zij haar deel later terug zou krijgen.
- Misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
De verdachte heeft voorts misbruik gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht. Hiervan is volgens de wetgever sprake als een prostituee verkeert of komt te verkeren in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland verkeert. Mondig betekent dat hij of zij zelfstandig kan bepalen of en wanneer en voor wie er wordt gewerkt en ook dat hij of zij zelf de beschikking heeft over de inkomsten uit dat werk (Kamerstukken II 1988/89, 21027, 3, p. 3 e.v. en 5).
Nu de verdachte de opbrengsten van [naam slachtoffer] feitelijk innam en beheerde, en [naam slachtoffer] liet geloven dat zij haar deel zou krijgen, is sprake van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, waar de verdachte misbruik van heeft gemaakt.
-
Misbruik van een kwetsbare positie
Met een kwetsbare positie wordt een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. De keuzemogelijkheden voor het slachtoffer ontbreken of zijn verminderd.
De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke kwetsbare positie geen sprake is geweest. Het dossier bevat hier onvoldoende aanwijzingen voor.
-
Afpersing, fraude, het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over het slachtoffer heeft
In het dossier ontbreken aanwijzingen ten aanzien van deze dwangmiddelen. Hier is dan ook geen sprake van.
(oogmerk van) uitbuiting
(Het oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan in het tweede lid door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Het enkele aanwenden van dwangmiddelen levert niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat bij de toepassing van die dwangmiddelen sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid (ECLI:GHAMS:2016:5236). In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er - gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer - in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting (De rechtbank sluit zich op dit punt aan bij het standpunt van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel zoals weergegeven in het Onderzoek naar jurisprudentie in mensenhandelzaken in de periode 2009-2012, “Een Analyse”, p. 27). Wanneer gebruik is gemaakt van enig dwangmiddel, is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant.
Weliswaar is [naam slachtoffer] vrijwillig de prostitutie in gegaan, maar zij deed dit werk om haar schulden af te kunnen lossen. Nu - zoals hierboven overwogen - vast is komen te staan dat zij al het geld dat zij verdiende heeft afgestaan aan verdachte en dat zij niet zelfstandig over haar geld kon beschikken, is de rechtbank zonder meer van oordeel dat er sprake was van uitbuiting en dat verdachte daar ook op uit was.
Tussenconclusie artikel 273f, lid 1, sub 1
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte door misleiding, andere feitelijkheden en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, [naam slachtoffer] heeft gehuisvest om prostitutiewerkzaamheden te verrichten, met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank acht dan ook dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen.
Mensenhandel, artikel 273f, lid 1, sub 6
Omdat [naam slachtoffer] al het door haar verdiende geld aan verdachte heeft afgestaan en verdachte dit geld voor zichzelf hield en bepaalde waar het aan werd uitgegeven, heeft verdachte opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting van [naam slachtoffer] . De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging eveneens bewezen.
Mensenhandel, artikel 273f, lid 1, sub 9
De verdachte heeft door middel van de hiervoor genoemde dwangmiddelen [naam slachtoffer] bewogen om hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar prostitutiewerkzaamheden. Ook dit onderdeel van de tenlastelegging acht de rechtbank daarom bewezen.
Mensenhandel, artikel 273f, lid 1 sub 4
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer] heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard. De prostitutiewerkzaamheden vonden namelijk vrijwillig plaats.