ECLI:NL:RBROT:2020:9196

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
8435023 / CV EXPL 20-10682
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na ongeoorloofd verlaten van parkeerfaciliteit

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die op 22 november 2019 de parkeeraccommodatie Amsterdamse Poort P24 te Amsterdam heeft verlaten zonder gebruik te maken van een geldig parkeerticket, door middel van het zogenaamde 'treintje rijden'. Q-Park vorderde betaling van het tarief voor een 'verloren kaart' en een aanvullende schadevergoeding, omdat de gedaagde in strijd met de algemene voorwaarden van Q-Park heeft gehandeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een parkeerovereenkomst tot stand is gekomen en dat de gedaagde de algemene voorwaarden heeft aanvaard door de parkeeraccommodatie binnen te rijden. De gedaagde heeft betwist dat hij niet heeft betaald voor zijn bezoek, maar kon geen bewijs overleggen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde het tarief voor de 'verloren kaart' en de aanvullende schadevergoeding verschuldigd is, en dat de bedingen in de algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend zijn. De vordering van Q-Park werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8435023 / CV EXPL 20-10682
uitspraak: 4 september 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel te Maastricht,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
in persoon procederend.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “Q-Park” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 10 maart 2020, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de akte van depot van 10 juni 2020 van een DVD met beeldmateriaal van Q-Park;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge reactie van [gedaagde] .
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties, waaronder de parkeeraccommodatie Amsterdamse Poort P24 te Amsterdam (hierna: de parkeeraccommodatie).
2.2.
Door middel van het verzoeken om en ontvangen/accepteren van het parkeerticket of het binnenrijden met een betaalpas of met abonnement kunnen bezoekers zich de toegang tot de parkeeraccommodatie verschaffen.
2.3.
Q-Park maakt gebruik van algemene voorwaarden.
2.4.
Artikel 5.9 van de algemene voorwaarden luidt als volgt: “
De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- (…)”.
2.5.
Artikel 6.4 van de algemene voorwaarden luidt als volgt: “
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden”, waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (…), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- (…)”.

3..Het geschil

3.1.
Q-Park heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 391,58 ter voldoening van het tarief “verloren kaart”, de aanvullende schadevergoeding en de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van pleging althans van verzuim, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan die vordering heeft Q-Park - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. Op 22 november 2019 omstreeks 14:04 uur heeft de auto met kenteken [kentekennummer] de parkeeraccommodatie verlaten door direct achter een voorganger langs de slagboom te rijden, het zogenaamde “treintje rijden”. Het kenteken staat op naam van [gedaagde] . Hij heeft aldus gehandeld in strijd met de tussen partijen tot stand gekomen parkeerovereenkomst en de algemene voorwaarden van Q-Park. Daarom is hij het tarief “verloren kaart” van in dit geval € 40,50 en een aanvullende schadevergoeding van
€ 300,00 verschuldigd. Q-Park vordert de aanvullende schadevergoeding wegens onder andere geleden omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, reeds gedane en toekomstige investeringen, ingeschakelde derden en ter preventie. Q-Park heeft buitengerechtelijke incassokosten ad € 51,08 moeten maken die, evenals de wettelijke rente, op grond van de wet voor rekening van [gedaagde] komen.
3.3.
[gedaagde] heeft tegen de vordering – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. Hij heeft voor zijn bezoek aan de parkeeraccommodatie betaald. Bij het verlaten van de parkeeraccommodatie stond een auto voor de auto van [gedaagde] . Daar de slagboom open bleef staan was [gedaagde] in de veronderstelling dat zijn kenteken gescand werd en hij kon doorrijden. Het is nimmer zijn bedoeling geweest “treintje te rijden”.

4..De beoordeling

4.1.
Door het binnenrijden van de parkeeraccommodatie is tussen Q-Park en [gedaagde] als bestuurder van de auto een parkeerovereenkomst tot stand gekomen. Onderdeel van deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Q-Park. [gedaagde] aanvaardde die algemene voorwaarden immers door, na kennisneming van het informatiebord waarop de voorwaarden van toepassing werden verklaard, de parkeeraccommodatie in te rijden. Nu [gedaagde] de parkeeraccommodatie heeft verlaten door direct achter zijn voorganger langs de slagboom te rijden zonder zijn parkeerticket aan te bieden, is hij op grond van het bepaalde in de algemene voorwaarden zowel het tarief “verloren kaart” als een aanvullende schadevergoeding verschuldigd. Het verweer dat [gedaagde] betaald heeft voor zijn bezoek aan de parkeeraccommodatie kan hem niet baten. Q-Park heeft de gestelde betaling betwist, zodat het op grond van artikel 150 Rv op de weg van [gedaagde] ligt de betaling te bewijzen. [gedaagde] heeft echter reeds te kennen gegeven daartoe niet in staat te zijn nu hij niet meer over het betaalbewijs beschikt. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen. Overigens zou een betaling enkel tot gevolg hebben gehad dat [gedaagde] het tarief “verloren kaart” niet verschuldigd is. Voor de verschuldigdheid van de aanvullende schadevergoeding is het immers voldoende dat [gedaagde] de parkeeraccommodatie “treintje rijdend” heeft verlaten. Ook het verweer dat [gedaagde] in de veronderstelling verkeerde dat zijn kenteken gescand werd treft geen doel. Immers uit het door Q-Park overgelegde beeldmateriaal van 22 november 2019 blijkt dat de bestuurder van de auto voor [gedaagde] het parkeerticket invoert en dat de slagboom vervolgens omhoog gaat, waarna [gedaagde] direct achter de voorganger aanrijdt nog voordat de slagboom weer kan sluiten en [gedaagde] zijn parkeerticket kan invoeren. Deze handeling strookt niet met de veronderstelling waarin [gedaagde] stelt te hebben verkeerd.
4.2.
Voor de bedongen schadevergoeding geldt verder nog het volgende. De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08) en de Hoge Raad (13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691) ambtshalve te beoordelen of bedingen in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn), deze het beding niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08. Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de Richtlijn te worden uitgelegd en – indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is – het beding ambtshalve te worden vernietigd.
4.3.
Q-Park heeft zich op het standpunt gesteld dat de bedongen schadevergoeding niet oneerlijk is in de zin van de Richtlijn. De bedongen schadevergoeding beoogt volgens Q-Park primair “treintje rijden” te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om “treintje rijden” tegen te gaan dat even effectief is als deze bedongen schadevergoeding. Het “treintje rijden” leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Voorts leidt Q-Park door deze gedraging schade. Q-Park heeft kosten moeten maken door investeringen in dure camerasystemen voor scherpe detectie van het “treintje rijden”. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. De inkomsten van de bedongen schadevergoeding worden gebruikt om maatregelen te nemen ter voorkoming en vervolging van “treintje rijden”. De bedongen schadevergoeding is volgens Q-Park redelijk ten opzichte van de in het verleden gedane en in de toekomst nog noodzakelijke investeringen.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de door Q-Park bedongen schadevergoeding, gelet op hetgeen Q-Park heeft gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeeraccommodatie, het feit dat [gedaagde] er voor heeft gekozen de parkeeraccommodatie op deze ongebruikelijke en ongewenste wijze te verlaten, en op de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk is in de zin van de Richtlijn.
4.5.
Gelet op het voorgaande dient [gedaagde] het tarief “verloren kaart” van in dit geval € 40,50 en de aanvullende schadevergoeding van € 300,00 aan Q-Park te betalen. Deze bedragen zullen worden toegewezen.
4.6.
Nu [gedaagde] met betaling van deze bedragen in gebreke is gebleven, is hij in verzuim geraakt. Derhalve is hij op grond van artikel 6:119 BW de wettelijke rente over deze bedragen verschuldigd vanaf het moment dat hij met betaling daarvan in verzuim is. De gevorderde wettelijke rente zal daarom worden toegewezen over een bedrag van € 340,50.
4.7.
Q-Park vordert een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient te worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [gedaagde] is een vergoeding verschuldigd, nu de aanmaning van Q-Park van 19 december 2019 voldoet aan de eisen die artikel 6:96 lid 6 BW daaraan stelt. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit aanspraak kan worden gemaakt wordt berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. Een bedrag van € 51,08 zal daarom worden toegewezen.
4.8.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 40,50 aan tarief “verloren kaart”, € 300,00 aan aanvullende schadevergoeding en
€ 51,08 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 340,50 vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Q-Park vastgesteld op € 209,09 aan verschotten (waarvan € 124,00 aan griffierecht en € 85,09 aan dagvaardingskosten) en € 144,00 aan salaris voor de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
32109