In deze zaak vorderde de Stichting Woonplus Schiedam (hierna: Woonplus) betaling van een huurachterstand van € 2.677,35 van de gedaagde, die een woning huurde van Woonplus. De huurachterstand was ontstaan door niet-betaling van huurpenningen sinds april 2019. Woonplus vorderde ook de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De gedaagde betwistte de hoogte van de huurachterstand en voerde aan dat hij in financiële problemen verkeerde, maar inmiddels zijn inkomen weer op orde was. Hij verzocht om een betalingsregeling en een tweede kans.
De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand, na erkenning van een betaling door de gedaagde, lager was dan door Woonplus was gesteld. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 1.358,71 aan huurachterstand toe, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst werd afgewezen, omdat de gedaagde in de tussentijd betalingen had gedaan en de omstandigheden van de gedaagde in overweging werden genomen. Woonplus werd veroordeeld in de proceskosten, maar de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van beide partijen, vooral in situaties waarin de gedaagde in financiële problemen verkeert. De kantonrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde direct moet voldoen aan de betalingsverplichting, ondanks dat hij mogelijk in hoger beroep kan gaan.