In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Vestia en een gedaagde huurder. De eiser, Stichting Vestia, vorderde betaling van een huurachterstand en schadevergoeding van de gedaagde, die de woning na een burgemeestersluiting niet tijdig had opgeleverd. De huurder had een huurachterstand van € 377,81 opgebouwd en was na de ontbinding van de huurovereenkomst verplicht om een schadevergoeding gelijk aan de huur te betalen tot de oplevering van de woning. De kantonrechter oordeelde dat de huurder in beginsel schadevergoeding verschuldigd was over de periode van 1 augustus 2019 tot en met 17 januari 2020, maar dat de schade deels aan de verhuurder kon worden toegerekend vanwege het niet tijdig indienen van een verzoek tot opheffing van de sluiting. Uiteindelijk werd de schadevergoeding gematigd en vastgesteld op € 1.462,59, bovenop de huurachterstand. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel verhuurder als huurder in het geval van huurachterstand en schadevergoeding.