ECLI:NL:RBROT:2020:9191

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
8388631 / CV EXPL 20-8593
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsachterstand zorgverzekering en afmelding wanbetaler bij CAK

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. (hierna: DSW) en een gedaagde, die in deze procedure wordt aangeduid als [gedaagde]. DSW vorderde een bedrag van € 821,72 van [gedaagde] wegens betalingsachterstand van verzekeringspremies over de maanden januari, april en mei 2013. DSW stelde dat [gedaagde] in gebreke was gebleven met de betaling van de verschuldigde premies, ondanks herhaalde aanmaningen. De gedaagde heeft echter aangevoerd dat hij inmiddels meer dan vier jaar verzekerd is bij een reguliere verzekeraar en dat het onmogelijk is dat er nog een betalingsachterstand bestaat bij DSW. Hij heeft zijn financiële situatie in 2013 toegelicht, waarin hij grote problemen ondervond, wat leidde tot loonbeslag en registratie als wanbetaler bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK). De kantonrechter heeft vastgesteld dat het aan [gedaagde] is om zijn standpunt te onderbouwen met betalingsbewijzen, maar heeft ook opgemerkt dat DSW niet heeft weersproken dat [gedaagde] inmiddels weer regulier verzekerd is. De rechter heeft DSW in de gelegenheid gesteld om inzicht te verschaffen over de reden van afmelding van [gedaagde] bij het CAK, en heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8388631 / CV EXPL 20-8593
uitspraak: 21 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de onderlinge waarborgmaatschappij
Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A.,
gevestigd te Schiedam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 4 maart 2020,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
die schriftelijk heeft gereageerd.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “DSW” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 4 maart 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Tussen [gedaagde] en DSW bestond een zorgverzekeringsovereenkomst zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet. Uit hoofde van deze overeenkomst was [gedaagde] gehouden tot betaling van onder andere verzekeringspremie.
2.2.
Bij factuur van 15 januari 2013 heeft DSW een bedrag van € 205,00 aan premie basisverzekering over de maand januari 2013 bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.3.
Bij factuur van 12 april 2013 heeft DSW een bedrag van € 205,00 aan premie basisverzekering over de maand april 2013 bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.4.
Bij factuur van 15 mei 2013 heeft DSW een bedrag van € 205,00 aan premie basisverzekering over de maand mei 2013 bij [gedaagde] in rekening gebracht.

3..Het geschil

3.1.
DSW vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 821,72 (waarvan € 615,00 aan hoofdsom, € 95,10 aan verschenen rente en € 111,62 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 615,00 vanaf de dag der dagvaarding, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt DSW - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag. Ondanks herhaalde aanmaning is [gedaagde] in gebreke gebleven met betaling van een bedrag van € 615,00 aan verzekeringspremie over de maanden januari, april en mei 2013. Hij is aldus in verzuim geraakt. DSW heeft haar vordering ter incasso uit handen gegeven en heeft daarom buitengerechtelijke incassokosten moeten maken die, evenals de wettelijke rente, op grond van de wet voor rekening van [gedaagde] komen.
3.3.
[gedaagde] heeft tegen de vordering – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. In 2013 had [gedaagde] grote financiële problemen die erin resulteerden dat loonbeslag werd gelegd en hij werd aangemeld als wanbetaler bij het Centraal Administratie Kantoor (hierna: CAK). Inmiddels is [gedaagde] meer dan vier jaar verzekerd bij een reguliere verzekeraar. Deze reguliere verzekering kon hij alleen afsluiten indien geen achterstand meer bestond in de betaling van de verplichte verzekeringspremie aan zijn vorige zorgverzekeraar DSW. Het is dus onmogelijk dat [gedaagde] nu nog achterstallig is in de betaling van verzekeringspremie. In eerste instantie ontving [gedaagde] een schrijven van de gemachtigde van DSW waaruit bleek dat het thans gevorderde bedrag was opgebouwd uit een hele reeks aan deels niet voldane kosten. Pas nadat [gedaagde] bezwaar had gemaakt tegen het openstaande bedrag stelde DSW dat het om verzekeringspremie ging. Op e-mails van de zijde van [gedaagde] heeft de gemachtigde van DSW niet gereageerd.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] gehouden is tot betaling aan DSW van verzekeringspremie over de maanden januari, april en mei 2013. Vooropgesteld wordt dat indien [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat geen sprake is van een betalingsachterstand, het op zijn weg ligt om zijn standpunt te onderbouwen door het overleggen van betalingsbewijzen. Nu [gedaagde] dit niet heeft gedaan, gaat de kantonrechter in beginsel uit van de juistheid van de door DSW gestelde betalingsachterstand.
4.2.
Echter [gedaagde] heeft aangevoerd dat het onmogelijk is dat nog een bedrag aan verzekeringspremie openstaat bij DSW nu hij reeds vier jaar geleden een reguliere zorgverzekering kon afsluiten. DSW heeft niet weersproken dat [gedaagde] inmiddels weer regulier verzekerd is, zodat dit in rechte is komen vast te staan. De kantonrechter overweegt dat een verzekeringnemer pas door zijn zorgverzekeraar als wanbetaler bij CAK wordt afgemeld indien de schuld bij de zorgverzekeraar is afgelost of een betalingsregeling is afgesproken met de verzekeringnemer. DSW heeft [gedaagde] aldus afgemeld bij CAK ofwel vanwege het volledig betalen van de verzekeringspremie ofwel vanwege het overeenkomen van een betalingsregeling. Thans is niet duidelijk van welke situatie sprake is geweest. Het ligt op de weg van DSW hier onderbouwd inzicht in te verschaffen, waarbij geldt dat indien zij hier niet in slaagt ervan uitgegaan wordt dat [gedaagde] bij CAK is afgemeld omdat hij zijn schuld bij DSW volledig heeft afgelost zodat de vordering wordt afgewezen. De kantonrechter zal DSW daartoe in na te melden vorm in de gelegenheid stellen.
4.3.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat DSW zich ter rolzitting van
woensdag 16 september 2020 te 15.30 uurbij akte dient uit te laten over de vraag of zij [gedaagde] bij CAK heeft afgemeld vanwege het volledig betalen van de verzekeringspremie of vanwege het overeenkomen van een betalingsregeling;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
32109