ECLI:NL:RBROT:2020:9171
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens huurachterstand
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 18 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurster en een huurster van een bedrijfsruimte. De verhuurster, aangeduid als [eiseres], had de huurster, aangeduid als [gedaagde], gedagvaard wegens een huurachterstand die al bestond voor de coronamaatregelen. De huurovereenkomst was aangegaan voor de periode van 1 december 2018 tot en met 30 november 2023, waarbij de huurster maandelijks een huurprijs van € 2.409,10 verschuldigd was. De huurachterstand was op het moment van dagvaarding op 14 april 2020 opgelopen tot € 7.227,30. De huurster had wel betalingen gedaan, maar deze waren niet tijdig en niet volledig, wat leidde tot herhaalde wanprestatie.
De kantonrechter oordeelde dat de tekortkomingen van de huurster de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigden. De rechter wees de vorderingen van de verhuurster toe, waaronder de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de bedrijfsruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de huurster veroordeeld tot betaling van de huur tot de datum van ontruiming en schadevergoeding wegens huurderving. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, ondanks het verzet van de huurster hiertegen.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige huurbetalingen en de gevolgen van wanprestatie in huurovereenkomsten, vooral in het licht van de coronacrisis. De rechter weegt de omstandigheden van het geval mee, maar concludeert dat de huurster verantwoordelijk blijft voor haar betalingsverplichtingen, ongeacht de omstandigheden die zij aanvoert.