Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde 1] ,
en
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 15 mei 2020 met producties;
- het schriftelijk antwoord van [gedaagde 2] , mede namens [gedaagde 1] , met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- het tussenvonnis van deze rechtbank van 23 juli 2020, waarbij een mondelinge behandeling is gelast.
2..Het geschil en de beoordeling
- voor recht wordt verklaard dat zij gerechtigd is om de aansluiting(en) op het verbruiksadres ( [adres] ) te onderbreken door het verrichten van de daarvoor noodzakelijke werkzaamheden en vervolgens onderbroken te houden en dat gedaagden worden veroordeeld dat te gedogen;
- gedaagden worden veroordeeld tot ontruiming van het verbruiksadres, welke ontruiming wordt beperkt tot de ruimte(s) die betreden moet(en) worden om toegang tot de meter(s) en/of aansluiting(en) te verkrijgen en voor de duur van de voor de onderbreking van de aansluiting(en) noodzakelijke werkzaamheden;
- gedaagden wordt bevolen om aan Eneco de meter(s) af te geven, met machtiging van Eneco om, indien gedaagden in gebreke mochten blijven aan dit bevel te voldoen, dit vonnis zelf ten uitvoer te leggen met behulp van een gerechtsdeurwaarder op de voet van artikel 491 Rv;
- gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld om aan eisende partij tegen kwijting te betalen:
[gedaagde 2] zal uiterlijk op 21 augustus 2020 een kopie van het paspoort van mevrouw [gedaagde 1] aan de rechtbank e-mailen.
[gedaagde 2] zal er voor zorgdragen dat uiterlijk op 21 augustus 2020 een warmteleveringsovereenkomst met Eneco is gesloten.
Onder de voorwaarde dat [gedaagde 2] de in punt 2 genoemde warmteleveringsovereenkomst heeft gesloten, trekt Eneco haar vorderingen in met uitzondering van de vorderingen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
Eneco zal uiterlijk op 3 september 2020 de rechtbank informeren of de warmtelevering door [gedaagde 2] is afgesloten. Een kopie van dit bericht zal aan [gedaagde 2] worden gestuurd.
Vervolgens zal op 17 september 2020 vonnis worden gewezen, waarbij [gedaagde 2] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 620,00 ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.