ECLI:NL:RBROT:2020:9155

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
8434212 CV EXPL 20-10553
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde zorgpremies door zorgverzekeraar Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. Zilveren Kruis vorderde betaling van onbetaalde zorgpremies die de gedaagde verschuldigd was op basis van een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde had de premies voor de maanden april, juni en september 2019 niet betaald, wat resulteerde in een betalingsachterstand van € 305,85. Zilveren Kruis vorderde in totaal € 322,51, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, en verzocht de gedaagde in de proceskosten te veroordelen.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding, het schriftelijke antwoord van de gedaagde, en diverse producties. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een zorgverzekeringsovereenkomst bestond tussen partijen en dat de gedaagde maandelijks premie verschuldigd was. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft de gedaagde niet betaald, wat leidde tot de vordering van Zilveren Kruis.

De kantonrechter heeft de vordering van Zilveren Kruis beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor haar verweer. De rechter oordeelde dat de gedaagde de verschuldigde premies niet had betaald en dat Zilveren Kruis recht had op betaling van de hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld om € 197,51 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van Zilveren Kruis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8434212 CV EXPL 20-10553
uitspraak: 4 september 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 24 maart 2020,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Zilveren Kruis” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 het schriftelijke antwoord van [gedaagde] ;
 de conclusie van repliek tevens akte vermindering van eis;
 de aantekeningen van de griffier van de telefonische reactie namens [gedaagde] ;
 de op 26 juni 2020 door [gedaagde] overgelegde betaalbewijzen;
 de akte uitlaten producties van 30 juli 2020 van Zilveren Kruis.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Tussen Zilveren Kruis als zorgverzekeraar en [gedaagde] als verzekeringneemster bestaat een zorgverzekeringsovereenkomst.
2.2
Uit hoofde van deze zorgverzekeringsovereenkomst is [gedaagde] maandelijks bij vooruitbetaling premie verschuldigd van € 101,95.
2.3
[gedaagde] heeft de premies voor de maanden april 2019 ( [factuurnummer 1] ), juni 2019 ( [factuurnummer 2] ) en september 2019 ( [factuurnummer 3] ) niet betaald (productie 1 bij de dagvaarding) en heeft een betalingsachterstand van € 305,85 laten ontstaan.

3..Het geschil

3.1
Zilveren Kruis heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 322,51 (bestaande uit € 305,85 aan hoofdsom, € 3,26 aan verschenen rente tot 24 maart 2020 en € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten, minus een betaling van [gedaagde] van € 35,00 aan de gemachtigde van Zilveren Kruis), te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 305,85 vanaf 24 maart 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Zilveren Kruis - samengevat en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. Ondanks (herhaalde) aanmaning en de aanzegging van kostenverhogende incassomaatregelen op 6 augustus 2019 (productie 2 bij de dagvaarding) heeft Zilveren Kruis van [gedaagde] geen betaling kunnen verkrijgen. Medio september 2019 is de vordering verhoogd met de premiemaand september 2019, waarvoor de gemachtigde van Zilveren Kruis [gedaagde] eveneens heeft aangeschreven (productie 3 bij de conclusie van repliek). Door de wantbetaling van [gedaagde] lijdt Zilveren Kruis vermogensschade, die bestaat uit buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente vanaf de verzuimdatum. Bij conclusie van repliek heeft Zilveren Kruis haar eis verminderd met € 50,00, vanwege betalingen van € 25,00 op 24 april 2020 en 27 mei 2020. Bij de akte uitlaten heeft Zilveren Kruis haar eis nogmaals verminderd met € 50,00, vanwege betalingen van € 25,00 op 22 juni 2020 en 28 juli 2020.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - samengevat en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. [gedaagde] heeft op 29 augustus 2019 met de gemachtigde van Zilveren Kruis een betalingsregeling getroffen, die inhoudt dat zij uiterlijk op 5 september 2019 € 10,00 betaalt en daarna met ingang van 28 september 2020 maandelijks € 25,00. Dit bedrag wordt door haar vader voldaan, maar het kan zijn dat daarbij is vergeten een kenmerk te vermelden. [gedaagde] heeft bankafschriften overgelegd van een ING-rekeningnummer, waarvan de betalingsregeling wordt voldaan aan de gemachtigde van Zilveren Kruis, en van een Rabobank-rekeningnummer, waarvan de zorgpremie aan Zilveren Kruis wordt betaald.
3.4
Op hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, wordt hierna, voor zover voor de uitkomst van de procedure van belang, teruggekomen.

4..De beoordeling

4.1
De kantonrechter stelt voorop dat de vordering van Zilveren Kruis, na twee maal een vermindering van eis, op dit moment bedraagt:
Hoofdsom € 305,85
Verschenen rente tot 24 maart 2020 € 3,26
Buitengerechtelijke incassokosten
€ 48,40
Subtotaal € 357,51
€ 35,00 -/-
Totaal vordering bij dagvaarding € 322,51
Vermindering eis bij repliek € 50,00 -/-
Vermindering eis bij akte
€ 50,00 -/-
Totaal na vermindering eis € 222,51
4.2
Weliswaar is op de door [gedaagde] overgelegde bankafschriften van de Rabo-rekening te zien dat op 27 mei 2019 en 11 juni 2019 de premie voor de maand juni 2019 en op 27 augustus 2019 de premie voor de maand september 2019 is afgeboekt, maar deze bedragen zijn in alle gevallen dezelfde dag weer op de rekening bijgeschreven met de opmerking “Terugboeking: Onvoldoende saldo”. Daarnaast heeft [gedaagde] met betrekking tot de premie voor de maand april 2019 in het geheel geen bankafschrift overgelegd.
Zilveren Kruis stelt zich op grond van het voorgaande terecht op het standpunt dat de drie maandpremies niet automatisch konden worden geïncasseerd en dus door Zilveren Kruis konden worden gevorderd.
4.3
Bij akte uitlaten producties heeft Zilveren Kruis zich, onder verwijzing naar randnummer 8 van de conclusie van repliek, op het standpunt gesteld dat de betalingen van 10 september 2019 (€ 10,00), 22 november 2019, 24 januari 2020, 25 februari 2020 en 23 maart 2020 (telkens € 25,00) betalingen zijn van de heer [naam persoon] en door GGN in mindering zijn gebracht op een vordering op hem (GGN-dossiernummer [dossiernummer] ). Zonder nadere toelichting door of namens [gedaagde] bij de ING-bankafschriften, die ontbreekt, is de kantonrechter van oordeel dat dit standpunt van Zilveren Kruis onvoldoende gemotiveerd is betwist.
4.4
Bij de conclusie van repliek heeft Zilveren Kruis een actueel “financieel overzicht” overgelegd (productie 5). Hieruit volgt dat de premies van € 101,95 voor de maanden juni 2019 en september 2019 nog volledig openstaan. Het gaat dan om een bedrag van in totaal € 203,90.
Op de premie voor de maand april 2019 zijn ontvangen betalingen in mindering gebracht, namelijk de betalingen van 18 september 2019 (€ 10,00), 4 november 2019 (€ 25,00) en 8 mei 2020 (€ 25,00). Voor de maand april 2019 resteert nog een bedrag van € 41,95 (€ 101,95 - € 60,00) aan onbetaalde premie.
De openstaande hoofdsom komt daarmee volgens Zilveren Kruis op € 245,85 (€ 203,90 + € 41,95).
4.5
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] na het uitbrengen van de dagvaarding vier betalingen van € 25,00 heeft verricht, te weten op 24 april 2020, 27 mei 2020, 22 juni 2020 en 28 juli 2020.
Anders dan de gemachtigde van Zilveren Kruis stelt in de akte uitlaten producties, blijkt echter nergens uit dat de betalingen van 24 april 2020 en die van 27 mei 2020 reeds in mindering zijn gebracht. Weliswaar staan op het actuele financiële overzicht betaaldata 28 april 2020 en 27 mei 2020 vermeld, maar dit gaat om bedragen van € 105,25 en deze bedragen betreffen dus kennelijk maandpremies.
Naar het oordeel van de kantonrechter waren dus geen van deze vier betalingen door [gedaagde] van in totaal € 100,00 al in mindering gebracht door de gemachtigde van Zilveren Kruis.
4.6
De genoemde vier betalingen strekken, conform artikel 6:44 lid 1 BW eerst in mindering van de kosten, vervolgens in mindering van de verschenen rente en ten slotte in mindering van de hoofdsom en de lopende rente.
Zilveren Kruis maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aanspraak kan worden gemaakt zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 48,80.
De buitengerechtelijke incassokosten en de verschenen rente (€ 3,26) - die als niet afzonderlijk betwist en op de wet gegrond zal worden toegewezen - bedragen tezamen € 51,66.
Dit betekent dat er van de vier betalingen nog een bedrag van € 48,34 resteert, dat strekt in mindering van de hoofdsom. Als toewijsbare hoofdsom resteert daarom € 197,51 (€ 245,85 - € 48,34).
4.7
De gevorderde wettelijke rente zal als onbetwist en op de wet gegrond worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom.
4.8
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis worden vastgesteld op € 229,09 aan verschotten (€ 105,09 aan dagvaardingskosten en € 124,00 aan griffierecht) en € 180,00t aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten à € 72,00 per punt).

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis tegen kwijting te betalen € 197,51, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW daarover vanaf 24 maart 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 229,09 aan verschotten en € 180,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478