ECLI:NL:RBROT:2020:9125

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
10/139006-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met taakstraf

Op 10 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 14 juli 2018 te Rotterdam openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen twee personen. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Y.L. Zandbergen, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging, waarbij hij samen met anderen de slachtoffers heeft geschopt en geslagen. De officier van justitie, mr. E. Blanken, eiste een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, en legde de verdachte een taakstraf op van 120 uren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de strafzaak. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat er geen aanleiding was voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank achtte de opgelegde straf passend, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. Daarnaast werd de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 250,- vorderde voor immateriële schade. De rechtbank bepaalde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in het resterende deel van de vordering, dat enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de jongste rechter en de griffier niet in staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/139006-18
Datum uitspraak: 10 september 2020
Tegenspraak (279 Sv)
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte],
gemachtigd raadsvrouw mr. Y.L. Zandbergen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend en zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 juli 2018 te Rotterdam met anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [plaats delict] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
  • meermalen duwen tegen [naam slachtoffer 1] en
  • meermalen met een tot vuist gebalde hand slaan tegen, althans in de richting van, het gelaat van [naam slachtoffer 1] en
  • geven van een vliegende trap in de rug van [naam slachtoffer 1] , waardoor deze ten val kwam en
  • met kracht schoppen tegen het hoofd van [naam slachtoffer 1] , terwijl [naam slachtoffer 1] op de grond lag en
  • trappen in de richting van die [naam slachtoffer 2] en
  • geven van een vliegende trap tegen het bovenlichaam van [naam slachtoffer 2] en
  • met een tot vuist gebalde hand slaan tegen het gezicht van [naam slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweld tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] . De verdachte en de mededaders waren na een avond te zijn uitgegaan bij de McDonald’s aan de [plaats delict] . Op een gegeven moment ontstond een discussie tussen de slachtoffers en een beveiliger. De verdachte en de mededaders mengden zich in deze discussie en dit mondde uiteindelijk uit in het gebruik van fors geweld tegen de slachtoffers. Zo zijn beide slachtoffers meerdere malen geschopt en geslagen. De verdachte had hierin een behoorlijk aandeel. Hij heeft [naam slachtoffer 2] een vliegende trap tegen zijn bovenlichaam gegeven en hem ook met de vuist in zijn gezicht geslagen. Met dit nare, agressieve gedrag hebben de verdachte en zijn mededaders laten zien dat zij geen enkel respect hebben gehad voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hun geestelijk welzijn. De ervaring leert namelijk dat dit soort gewelddadige incidenten de nodige psychische gevolgen kunnen hebben voor slachtoffers. Daarbij zorgen feiten als deze voor gevoelens van onveiligheid bij omstanders die van het geweld ongewild getuige hebben moeten zijn en de samenleving in het algemeen. Dit alles wordt de verdachte stevig aangerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank het rapport van Reclassering Nederland van 17 juli 2018 gelezen. Daarin staat onder meer dat er geen indicaties zijn voor de toepassing van jeugdstrafrecht (adolescentenstrafrecht).
Ook is kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 21 juni 2019 over de voortgang van het schorsingstoezicht. Daaruit volgt dat de verdachte van plan is definitief op Aruba te blijven en dat hij onvoldoende heeft meegewerkt aan de schorsingsvoorwaarden.
Over de huidige situatie heeft de raadsvrouw verteld dat de verdachte nog steeds op Aruba verblijft, dat hij voor zijn grootouders zorgt, dat hij werk heeft en dat hij staat ingeschreven voor een opleiding.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Vooropgesteld wordt dat gelet op het reclasseringsadvies van 17 juli 2018 geen aanleiding wordt gezien voor toepassing van het adolescentenstrafrecht.
De rechtbank acht een taakstraf passend. Bij het bepalen van de duur daarvan is gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, zoals die onder meer tot uitdrukking komen in de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor openlijke geweldpleging tegen personen waarbij lichamelijk letsel is toegebracht geldt als uitgangspunt een taakstraf van 150 uren.
In strafmatigende zin wordt rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Uitgaande van de datum van inverzekeringstelling van de verdachte - 14 juli 2018 - is de redelijke termijn van twee jaar waarbinnen een strafzaak in de regel dient te zijn afgerond, met bijna 2 maanden overschreden.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden. Deze taakstraf kan op Aruba worden uitgevoerd.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 425,- aan immateriële schade. Verzocht is de vergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Vast staat dat er sprake is van letsel bij de benadeelde partij, namelijk een wond onder zijn lip en beurse ribben, en hij daarvan pijn heeft ondervonden. Ook is het voldoende aannemelijk gemaakt dat dit feit ook op mentaal vlak impact op hem heeft gehad. Mede gelet op de aard en de ernst van het feit is het voorstelbaar dat hij, zoals gesteld, zich gedurende enige tijd niet meer veilig voelde op straat, slechter sliep en last had van herbelevingen. Dit is door de verdediging ook niet betwist. Het gevorderde bedrag van € 425,- acht de rechtbank echter te hoog. De geleden immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 14 juli 2018.
Omdat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering op Aruba dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
112 (honderdtwaalf) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
56 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 juli 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 250,-(hoofdsom,
zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 250,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
5 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Vrind, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Rotterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [plaats delict] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
  • meermalen duwen tegen [naam slachtoffer 1] en/of
  • meermalen met een tot vuist gebalde hand slaan tegen, althans in de richting van, het gelaat van [naam slachtoffer 1] en/of
  • geven van een vliegende trap in de rug van [naam slachtoffer 1] , waardoor deze ten val kwam en/of
  • met kracht schoppen tegen het hoofd van [naam slachtoffer 1] , terwijl [naam slachtoffer 1] op de grond lag en/of
  • trappen in de richting van die [naam slachtoffer 2] en/of
  • geven van een vliegende trap tegen het bovenlichaam van [naam slachtoffer 2] en/of
  • met een tot vuist gebalde hand slaan tegen het gezicht van [naam slachtoffer 2] ;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)