In deze zaak heeft Goodwill Media B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die handelde onder een handelsnaam, met betrekking tot de nakoming van een mondelinge overeenkomst voor het plaatsen van advertenties. De overeenkomst, die op 6 juli 2018 tot stand kwam, hield in dat Goodwill Media drie advertenties zou plaatsen in verschillende edities van hun puzzel- en kleurboeken, tegen een totaalbedrag van € 302,50 per plaatsing. De gedaagde heeft echter de factuur voor de eerste advertentie, die in 2019 werd geplaatst, onbetaald gelaten. Goodwill Media vorderde de betaling van de hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
De procedure begon met een dagvaarding op 16 juni 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 6 augustus 2020. De gedaagde verscheen niet ter zitting, ondanks dat hij deugdelijk was opgeroepen. Goodwill Media heeft een geluidsopname overgelegd van een telefoongesprek waarin de voorwaarden van de overeenkomst werden besproken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst voor drie jaar was aangegaan, ondanks het verweer van de gedaagde dat hij dacht dat het om een eenmalige advertentie ging.
De kantonrechter heeft de vordering van Goodwill Media toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 356,56, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De rechter oordeelde dat de gedaagde in verzuim was geraakt door het niet betalen van de factuur en dat de gevorderde kosten en rente rechtmatig waren. Dit vonnis is uitgesproken door mr. K.J. Bezuijen op 4 september 2020.