Op 10 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker in het kader van twee bestuursrechtelijke beroepsprocedures tegen besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker had een voorwaardelijk wrakingsverzoek ingediend, omdat hij vreesde dat de rechters uitspraak zouden doen zonder dat hij mondeling was gehoord en zonder dat de namen van de rechters aan hem bekend waren gemaakt. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de voorwaarde voor het wrakingsverzoek was vervuld, aangezien de betrokken rechter, mr. D. van der Sluis, had aangegeven dat zij de dossiers op zich had genomen en voornemens was om zonder zitting uitspraak te doen.
De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel. Het doel van wraking is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen, maar in dit geval was het verzoeker er vooral om te doen dat hij mondeling werd gehoord en dat de namen van de rechters bekend werden gemaakt. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechters en verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. A.P. Hameete, in aanwezigheid van de griffier, J.A. Faaij.