ECLI:NL:RBROT:2020:9078

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
603762 / HA RK 20-946
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in bestuursrechtelijke procedures zonder mondelinge behandeling

Op 10 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker in het kader van twee bestuursrechtelijke beroepsprocedures tegen besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker had een voorwaardelijk wrakingsverzoek ingediend, omdat hij vreesde dat de rechters uitspraak zouden doen zonder dat hij mondeling was gehoord en zonder dat de namen van de rechters aan hem bekend waren gemaakt. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de voorwaarde voor het wrakingsverzoek was vervuld, aangezien de betrokken rechter, mr. D. van der Sluis, had aangegeven dat zij de dossiers op zich had genomen en voornemens was om zonder zitting uitspraak te doen.

De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel. Het doel van wraking is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen, maar in dit geval was het verzoeker er vooral om te doen dat hij mondeling werd gehoord en dat de namen van de rechters bekend werden gemaakt. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechters en verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. A.P. Hameete, in aanwezigheid van de griffier, J.A. Faaij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 603762 / HA RK 20-946
Beslissing van 10 september 2020
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker,
strekkende tot voorwaardelijke wraking van:
de rechter(s), die uitspraak zal/zullen gaan doen in de twee hierna te noemen procedures van verzoeker zonder dat verzoeker mondeling is gehoord, dan wel zonder dat hem de na(a)m(en) van die rechter(s) bekend is/zijn gemaakt.

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij de rechtbank zijn in behandeling een tweetal bestuursrechtelijke beroepsprocedures van verzoeker tegen besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van 27 mei 2020 en 4 juni 2020, welke procedures als kenmerk hebben ROT 20/3045 respectievelijk ROT 20/3046.
Bij brief van 17 juni 2020 heeft verzoeker het voorwaardelijk wrakingsverzoek gedaan.
Aan de wrakingskamer zijn ter beschikking gesteld de twee dossiers van de hiervoor omschreven procedures, waarin zich telkens bevinden:
  • het beroepschrift van verzoeker, gedateerd 5 juni 2020, waarin hij onder meer verzoekt hem vrijstelling, uitstel, verlaging dan wel nihilstelling van het griffierecht te verlenen;
  • het door verzoeker ingevulde formulier met bijlagen, gedateerd 11 juni 2020 en inhoudende zijn verklaring omtrent inkomen en vermogen;
  • de brief van de griffier aan verzoeker, gedateerd 15 juni 2020, waarin wordt meegedeeld dat zijn beroep op betalingsonmacht wordt afgewezen;
  • de brief van de griffier aan verzoeker, gedateerd 23 juni 2020, waarin wordt meegedeeld dat in de definitieve uitnodiging voor een eventuele zitting de naam van de behandelend rechter aan partijen wordt meegedeeld en dat in geval in een zaak zonder zitting uitspraak wordt gedaan, de naam van de rechter in de uitspraak staat vermeld.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van het e-mailbericht van rechter mr. D. van der Sluis, gedateerd 31 augustus 2020.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
In voormeld e-mailbericht van 31 augustus 2020 deelt rechter mr. Van der Sluis mee – kort samengevat – dat de dossiers van de zaken van verzoeker op 28 augustus 2020 door haar zijn opgepakt ter verdere behandeling; dat zij in de dossiers van die zaken het voorwaardelijk wrakingsverzoek van 17 juni 2020 aantrof en dat zij om die reden de beide dossiers in de stand waarin deze verkeren aan de wrakingskamer doet toekomen.
2.2.
Uit de hiervoor weergegeven inhoud van het e-mailbericht van rechter mr. Van der Sluis en de inhoud van de dossiers van de procedures van verzoeker leidt de wrakingskamer af dat deze rechter voornemens is in die procedures uitspraak te gaan doen zonder een daaraan voorafgaande behandeling van de zaken op een zitting. Voorts blijkt niet dat voorafgaand aan die uitspraak de naam van de rechter aan verzoeker zal worden meegedeeld.
Daarmee is de voorwaarde, door verzoeker aan zijn wrakingsverzoek verbonden, vervuld en moet het wrakingsverzoek door de wrakingskamer worden behandeld en moet daarop worden beslist.
2.3.
Blijkens de bewoordingen van het wrakingsverzoek is verzoeker het niet eens met de mededeling van de griffier van 15 juni 2020, dat het beroep van verzoeker op betalingsonmacht ten aanzien van het verschuldigde griffierecht is afgewezen. Voorts wraakt verzoeker de rechter(s) in geval in zijn zaken uitspraak wordt gedaan zonder dat hij mondeling wordt gehoord, dan wel zonder dat hem vooraf de na(a)m(en) van de rechter(s) is/zijn verstrekt. Volgens verzoeker is het niet tijdig verstrekken van de na(a)m(en) van de rechter(s) klachtwaardig en levert dit onrechtmatige rechtspraak op door (de facto) een anonieme rechter.
2.4.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8:15 Awb kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben.
2.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker misbruik maakt van het middel van wraking, omdat hij het middel in dit geval aanwendt voor een ander doel dan voornoemd. Immers, verzoeker wil bewerkstelligen dat hij – alvorens in zijn zaken uitspraak wordt gedaan – mondeling wordt gehoord, althans dat hem de na(a)m(en) van de behandelend rechter(s) wordt/worden verstrekt. Dat zijn geen feiten of omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat sprake is van – een naar objectieve maatstaven gerechtvaardigde schijn van – partijdigheid van de rechter of rechters die de zaken van verzoeker (gaan) behandelen.
2.6.
Op grond van het vorenstaande zal de wrakingskamer, met toepassing van artikel 9.1, tweede volzin en onder i van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam, zonder behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting, verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter(s), die uitspraak zal/zullen gaan doen in de procedures van verzoeker met kenmerken ROT 20/3045 en ROT 20/3046 zonder dat verzoeker mondeling is gehoord, dan wel zonder dat hem de na(a)m(en) van die rechter(s) bekend is/zijn gemaakt.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. W.P.M. Jurgens
en mr. E.I. Mentink, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op
10 september 2020 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. D. van der Sluis