ECLI:NL:RBROT:2020:9077

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
10/812065-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanranding door een collega tijdens nachtdienst met ontuchtige handelingen

Op 23 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 25 juli 2019, waarbij de verdachte, een collega van het slachtoffer, tijdens haar nachtdienst in Hoek van Holland ontuchtige handelingen heeft verricht. De verdachte heeft ontkend dat hij de aangeefster heeft aangeraakt, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de gebeurtenissen. Getuigen hebben haar emotionele toestand bevestigd, wat de geloofwaardigheid van haar verklaring ondersteunt.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van twee maanden, geheel voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren geëist. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid en heeft hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar, alsook een taakstraf van 180 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die zich in het geding heeft gevoegd, voor zowel materiële als immateriële schade.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten heeft, maar heeft desondanks een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd om herhaling te voorkomen. De benadeelde partij heeft recht op een schadevergoeding van € 620,95, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/812065-19
Datum uitspraak: 23 september 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. J.A.J. Brahm, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 180 uren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster heeft aangeraakt. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken bij gebrek aan steunbewijs. De getuigen hebben alleen verklaard over wat zij van aangeefster hebben gehoord en er zijn geen andere bewijsmiddelen die de verklaring van aangeefster ondersteunen. Het appbericht dat van de verdachte afkomstig zou zijn met onder andere de tekst “sorry voor dit alles” kan wegens het onbreken van een tijdstip daarbij niet als betrouwbaar gelden en dus niet dienen als steunbewijs.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte aangeefster op 25 juli 2019 tijdens haar nachtdienst op haar werk in Hoek van Holland heeft bezocht. Zij waren collega’s van elkaar. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar die nacht, terwijl zij duidelijk maakte dat ze dat niet wilde, heeft betast, gezoend en zijn stijve geslachtsdeel tegen haar aan heeft geduwd.
De rechtbank overweegt dat aangeefster consistent en gedetailleerd heeft verklaard hoe, waar en onder welke omstandigheden de verdachte haar heeft aangeraakt. Haar verklaring wordt ondersteund door getuigenverklaringen. Aangeefster heeft kort na het voorval in de vroege ochtend haar leidinggevende geappt en hem gevraagd eerder naar het werk te komen, omdat ze echt met hem wilde praten over iets dat werkgerelateerd was, waarna zij met elkaar hebben gebeld. Ook heeft zij haar tweelingzus gebeld en haar verteld was er was gebeurd. Beide getuigen hebben verklaard dat aangeefster huilde toen zij belde. De leidinggevende heeft verder verklaard dat hij aangeefster die ochtend lijkbleek aantrof en dat het leek alsof zij in shock was. Deze emoties passen bij iemand die kort daarvoor is aangerand. In aanwezigheid van verbalisanten zijn screenshots gemaakt uit de telefoon van aangeefster van een WhatsApp gesprek tussen de verdachte en aangeefster. Hieruit blijkt dat de verdachte haar, na een bericht van aangeefster om 01:57 uur die nacht, een bericht heeft gestuurd dat luidde: “
sorry voor dit alles”. Het verweer van de raadsvrouw wordt dus verworpen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 juli 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, door
een andere feitelijkheid met iemand, te weten
[naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, namelijk het
-zoenen (in de nek) van die [naam slachtoffer] en
-vastpakken van die [naam slachtoffer] bij haar heupen en benen en
-aanraken van de buik van die [naam slachtoffer] en
-duwen/houden van zijn stijve penis tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
een andere feitelijkheid heeft bestaan uit het
(onverhoeds en/of onverwachts) uitvoeren van die handelingen, ondanks dat die
[naam slachtoffer] te kennen gaf en te kennen had gegeven dat zij dat niet wilde
door dat te zeggen en door verdachte weg te duwen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van aangeefster, een directe collega van hem. Hij heeft haar tijdens haar nachtdienst bezocht en heeft vervolgens ontuchtige handelingen verricht, terwijl zij te kennen gaf dat ze dat niet wilde. Het slachtoffer bevond zich in een kwetsbare positie. Niet alleen was zij die nacht als enige volwassene aanwezig, ook is zij fysiek (veel) kleiner en lichter dan de verdachte. Toen het slachtoffer uiteindelijk aan de verdachte kon ontsnappen, heeft zij zich opgesloten in een andere kamer van het gebouw. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gepleegd op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het handelen van de verdachte heeft een grote impact gehad op het slachtoffer. Zij heeft therapie gevolgd en heeft uiteindelijk haar baan opgegeven, omdat zij de nachtdiensten niet meer aan kon. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 september 2020 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles overwegende vindt de rechtbank een taakstraf van 180 uren, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden. De rechtbank acht het verder van belang om aan de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen, om de verdachte te weerhouden van herhaling. Daarom zal naast de taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand worden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren.

8..Vordering benadeelde partij

[naam slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij vordert een vergoeding van € 94,95 aan materiële schade en een vergoeding van € 526,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de gestelde materiële schade betwist. Uit de toelichting blijkt dat deze kosten een therapeutische behandeling betreffen die de benadeelde partij niet alleen voor de gestelde aanranding, maar ook voor een ander incident heeft gevolgd.
8.2.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering tot vergoeding van immateriële schade en de post ‘opgevraagde behandelinformatie’ genoegzaam zijn onderbouwd, zullen de desbetreffende bedragen worden toegewezen. Het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de kosten met betrekking tot de therapie van het slachtoffer wordt niet verbroken door haar schrikreactie op een (later) incident tijdens een nachtdienst. Alle kosten dienen in redelijkheid te worden toegerekend aan de aanranding.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 juli 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de eventuele kosten van tenuitvoerlegging.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 620,95, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2019.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van één maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 620,95 (zegge: zeshonderdtwintig euro en vijfennegentig cent), bestaande uit € 94,95 aan materiële schade en € 526,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 juli 2019 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de eventuele kosten van tenuitvoerlegging;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 620,95(hoofdsom,
zegge: zeshonderdtwintig euro en vijfennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 620,95 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
12 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. den Dekker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 juli 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, door
geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld
en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten
[naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), namelijk het
-zoenen (in de nek) van die [naam slachtoffer] en/of
-vastpakken van die [naam slachtoffer] bij haar heupen en benen en/of
-aanraken van de buik van die [naam slachtoffer] en/of
-duwen/houden van zijn stijve penis tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
(onverhoeds en/of onverwachts) uitvoeren van die handelingen, ondanks dat die
[naam slachtoffer] te kennen gaf en/of te kennen had gegeven dat zij dat niet wilde
door dat te zeggen en/of door verdachte weg te duwen