ECLI:NL:RBROT:2020:9050

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
602283 FT EA 20-1104
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot dwangakkoord op basis van artikel 287a Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij 26 van de 30 schuldeisers akkoord zijn gegaan. De schuldeisers Metterwoon en SportCity hebben echter geweigerd in te stemmen met de regeling. Metterwoon heeft een vordering van € 7.467,95 en SportCity een vordering van € 1.253,89 op verzoekster. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel van verzoekster het uiterste is waartoe zij in staat is en dat het voorstel goed gedocumenteerd is. De rechtbank heeft overwogen dat de belangen van verzoekster en de schuldeisers die instemmen met de regeling zwaarder wegen dan die van Metterwoon en SportCity, die in hun weigering niet in redelijkheid konden volharden. De rechtbank heeft daarom het verzoek toegewezen en Metterwoon en SportCity bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn zij veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 8 oktober 2020
in de zaak van:
[naam 1],
[adres]
[woonplaats]
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 13 augustus 2020, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • Metterwoon Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit (hierna: Metterwoon);
  • SportCity Rotterdam, vertegenwoordigd door Boeder Incasso en Gerechtsdeurwaarders (hierna: SportCity);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
SportCity heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 1 oktober 2020 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [beschermingsbewindvoerder] , beschermingsbewindvoerder van verzoekster;
  • mevrouw [naam 2] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [naam 3] , eveneens werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam;
  • de heer [naam 4] , werkzaam bij Metterwoon.
De overige weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift 30 schuldeisers, waarvan 1 preferente en 29 concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 53.647,21 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 13 december 2019 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 22,67% aan de preferente schuldeiser en 11,34% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar parttime dienstverband en aanvullende Participatiewet-uitkering. Daarnaast heeft de beschermingsbewindvoerder een bedrag van € 5.000,- gespaard. Dit bedrag is beschikbaar voor de schuldeisers. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet én het door de beschermingsbewindvoerder gespaarde bedrag – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Thans stemmen 26 schuldeisers met de aangeboden schuldregeling in. Metterwoon en SportCity stemmen hier niet mee in. Metterwoon heeft drie vorderingen van in totaal € 7.467,95 op verzoekster en SportCity heeft een vordering van € 1.253,89 op verzoekster, welke samen 16,25% van de totale schuldenlast belopen.

3.Het verweer

Ter terechtzitting heeft Metterwoon aangegeven dat verzoekster meerdere malen een huurachterstand heeft laten ontstaan. Er zijn verschillende betaalvonnissen gewezen en uiteindelijk is een vonnis verkregen voor ontruiming van de woning. De beschermingsbewindvoerder heeft een betalingsregeling voorgesteld van € 75,- per maand. Metterwoon heeft daarmee ingestemd en verzoekster is die regeling de afgelopen 2 ½ jaar nagekomen. De laatste betaling dateert van augustus 2020. Metterwoon gaat niet akkoord met de aangeboden regeling omdat zij met deze betalingsregeling verwacht een groter deel van de vordering te kunnen incasseren dan het bedrag dat thans aangeboden is.
In haar verweerschrift heeft SportCity te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Daarnaast heeft SportCity zich op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is. In de visie van SportCity heeft verzoekster voorts niet het maximaal haalbare aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op een parttime dienstverband en een aanvullende Participatiewet-uitkering, terwijl de inkomenspositie van verzoekster de komende tijd nog zou kunnen verbeteren. SportCity wijst er daarbij op dat in de schuldsaneringsregeling wettelijke waarborgen bestaan om te verzekeren dat verzoekster voldoet aan haar verplichting zich in te spannen voor een fulltime dienstverband. Daarnaast heeft verzoekster een kind, maar ontvangt zij geen alimentatie. Verzoekster kan haar inkomen en daarmee haar afloscapaciteit verhogen als zij zich inzet om alimentatie te krijgen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft SportCity geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Metterwoon en SportCity bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Metterwoon en SportCity in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van Metterwoon (13,92%) en SportCity (2,33%) tezamen 16,25% van de totale schuldenlast vormen.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk 26 van de 30 schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster een parttime dienstverband heeft en een inkomen heeft rond de bijstandsnorm. Voldoende aannemelijk is geworden dat verzoekster gezien haar opleidingsniveau in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Metterwoon en SportCity, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om Metterwoon en SportCity te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Metterwoon en SportCity zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Metterwoon en SportCity om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Metterwoon en SportCity in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. L. Timmermans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2020. [1]
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.