Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2020 in de zaak tussen
[Naam maatschap], te [Plaats], eiseres,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
Procesverloop
[Naam 1] en [Naam 2], beiden maat van eiseres.
Overwegingen
dat zijn zoon de bespuiting op de betreffende percelen had uitgevoerd met een gps-gestuurde spuitmachine. De zoon, [Naam 2], heeft desgevraagd geantwoord: “Ik heb deze percelen gespoten. Het kan zijn dat ik een stukje van het talud heb meegepakt.” Op de vraag of [Naam 1] op eigen kosten een contra-monster van het genomen vegetatiemonster wilde laten analyseren, antwoordde [Naam 1] dat hij daar geen behoefte aan had.
24 augustus 2020 (zie bijlage 10 bij het boeterapport) schrijft eiseres dat zij het middel Matos Extra 14681 N op haar percelen heeft toegepast. Dit middel bevat de werkzame stof glyfosaat. Volgens het wettelijk gebruiksvoorschrift van dit middel mogen bij de toepassing op tijdelijk onbeteeld terrein sloottaluds niet gespoten worden. Eiseres heeft niet betwist dat bij het bespuiten van haar percelen mogelijk ook een deel van het talud van de hoofdwatergang is bespoten. Dat een deel van het talud met glyfosaat is meebespoten wordt bevestigd door de resultaten van het analyserapport van Aquon (R 180716001/1) waaruit blijkt dat in het vegetatiemonster van het talud glyfosaat is aangetroffen. Eiseres heeft de resultaten van het analyserapport niet met een contra-expertise betwist. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat het geen doelbewuste overtreding is geweest, is de rechtbank van oordeel dat het voor het vaststellen van de overtreding niet relevant is of de overtreding al dan niet bewust of met opzet is begaan, omdat daarvoor geen opzet is vereist.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 345,- vergoedt.
mr. S.L. Mehlbaum, griffier. De uitspraak is gedaan op 8 oktober 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.