ECLI:NL:RBROT:2020:8989

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
10/711031-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval door zich voor te doen als KPN-medewerker met vuurwapen en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich voordeed als medewerker van KPN. De verdachte heeft het slachtoffer in haar woning overvallen, waarbij hij met een vuurwapen heeft gedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 juni 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, een sleutelbos heeft weggenomen van het slachtoffer, terwijl hij haar bedreigde met geweld. De verdachte heeft zich onder valse voorwendselen toegang verschaft tot de woning van het slachtoffer en heeft haar onder bedreiging om geld gevraagd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook de impact van de overval op het slachtoffer in overweging genomen, waarbij is vastgesteld dat het slachtoffer een posttraumatische stressstoornis heeft ontwikkeld na de overval. De rechtbank heeft de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd en heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/711031-20
Datum uitspraak: 6 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen als:
Vertrokken Onbekend Waarheen (VOW),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. A.Th. Tilburg, advocaat te Spijkenisse.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 september 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen/maatschappelijke opvang en een locatieverbod voor het adres van het slachtoffer.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De verdediging heeft daartoe betoogd dat geen sprake is van toe-eigening door de verdachte van de sleutels van aangeefster. De verdachte heeft die sleutels niet uit de achterdeur gepakt. Volgens de verklaring van de verdachte heeft aangeefster de voordeur van het slot gehaald met haar sleutels zodat de sleutelbos om die reden mogelijk in de hal van de woning is aangetroffen. Zelfs indien zou worden uitgegaan van de lezing van aangeefster kan niet worden geconcludeerd dat de verdachte zich haar sleutels heeft toegeëigend.
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat partiële vrijspraak moet volgen van het richten van het vuurwapen, de uitspraken “zitten blijven, meewerken en anders schiet ik je neer” en “ik wil geld” en het aanreiken van een glas met onbekende vloeistof aan het slachtoffer met de opdracht om dat op te drinken. De verklaringen van aangeefster en de verdachte lopen op die punten teveel uit elkaar om tot een bewezenverklaring te komen.
Ten slotte dient partiële vrijspraak te volgen van het lostrekken van het telefoonsnoer omdat die handeling losstaat van de bedreiging. Deze handeling hield verband met het verhaal van de verdachte dat hij werkzaam was bij KPN.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Uit de verklaringen van zowel aangeefster als de verdachte volgt dat de verdachte zich heeft voorgedaan als een medewerker van KPN en onder dat valse voorwendsel toegang heeft verkregen tot de woning van aangeefster. Eenmaal binnen heeft de verdachte een pistool tevoorschijn gehaald en heeft hij aangeefster onder bedreiging van dat pistool om geld gevraagd. Uit de verklaring van aangeefster volgt dat de verdachte vervolgens de sleutelbos uit de achterdeur heeft weggenomen.
Aangeefster heeft kort na het incident een verklaring afgelegd en aangifte gedaan. Zij heeft zeer gedetailleerd en coherent verklaard over het incident. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefster en de verdachte op veel punten overeenstemmen. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster om die reden betrouwbaar. Op grond van deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de verdachte de sleutelbos uit de achterdeur van de woning heeft gepakt en daarmee is weggelopen. De verdachte bevond zich op dat moment tegen de wil van aangeefster in haar woning en kon, nadat hij de sleutels – eveneens zonder haar toestemming – uit de achterdeur had gepakt, als heer en meester over die sleutels beschikken. De verdachte heeft zich de sleutels daarmee wederrechtelijk toegeëigend.
De rechtbank is op grond van de verklaringen van aangeefster tevens van oordeel dat vast is komen te staan dat de verdachte het vuurwapen op haar heeft gericht, dat hij bedreigingen heeft geuit en dat hij haar een glas met daarin een vloeistof heeft aangereikt met de opdracht dat op te drinken. Nu er een vol glas in de gootsteen is aangetroffen, is de verklaring van de verdachte dat hij het glas heeft gevuld omdat hij zelf iets wilde drinken, ongeloofwaardig.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte een sleutelbos heeft weggenomen en dat hij daarbij verschillende bedreigingen heeft geuit richting het slachtoffer, waaronder het tonen en richten van een vuurwapen op het slachtoffer.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
primair
hij op 10 juni 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
in of uit een woning, gelegen aan de [adres delict] met het oogmerk
van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een bos sleutels, toebehorende aan [naam slachtoffer] , welke diefstal werd
voorafgegaan en vergezeld van bedreiging
met geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken welke bedreiging met
geweld bestond uit het
- toevoegen aan die [naam slachtoffer] van de woorden "werk maar mee, blijf zitten en
wat voor bank heb je, ING of ABN" en "zitten blijven, meewerken en anders
schiet ik je neer" en "ik wil je sleutels" en "ik wil geld", althans
woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en
- ( vervolgens) tonen en voorhouden aan en richten op die [naam slachtoffer] van
een vuurwapen en
- eruit trekken van het snoer van de telefoon en
- een glas met onbekende vloeistof aanreiken aan die [naam slachtoffer] en daarbij
zeggen dat die [naam slachtoffer] dat moest opdrinken;
2.
hij op 10 juni 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een
pistool, namelijk een gaspistool van het merk Umarex, type Walther P99,
kaliber 9mm pak,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij in de periode van 10 juni 2020 tot en met 11 juni 2020 te
Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 82,8 gram (oftewel 63 milliliter), van
een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..primair

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
3.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval door zich onder valse voorwendselen toegang te verschaffen tot de woning van het slachtoffer en haar vervolgens onder meer te bedreigen met een vuurwapen. Toen bleek dat het slachtoffer niet over geld beschikte heeft de verdachte de sleutels van het slachtoffer weggenomen en heeft hij het kwetsbare slachtoffer ontredderd achtergelaten.
De overval heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer; een plek waar zij zich voor dit incident veilig waande. De verdachte heeft zich voorgedaan als een medewerker van KPN. Hij heeft daarbij gebruik gemaakt van een personeelspas met een foto die door het slachtoffer is gecontroleerd alvorens zij hem binnenliet. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte ervoor gezorgd dat het slachtoffer zich niet meer veilig voelt in haar eigen huis. Uit de op zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat dit, mede door de kwetsbaarheid van het slachtoffer, een grote impact heeft op het welzijn van het slachtoffer.
Naast de gevolgen voor het slachtoffer brengen dit soort feiten ook in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid mee voor de samenleving. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
De houding van de verdachte – zoals die blijkt uit het dossier, de rapportages en de terechtzitting – laat zich omschrijven als bagatelliserend en externaliserend en geeft niet de indruk dat de verdachte oprecht een beeld heeft van het leed dat hij heeft veroorzaakt bij het slachtoffer. Dit baart de rechtbank grote zorgen.
Naast de diefstal met geweld was de verdachte ook in het bezit van een vuurwapen en een hoeveelheid GHB. In het kader van de strafoplegging ligt het zwaartepunt echter bij de diefstal met geweld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsfeit of het bezit van vuurwapens. Voorts volgt uit het uittreksel dat de verdachte niet recentelijk veroordeeld is voor een drugsgerelateerd strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages
GGZ Antes, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 augustus 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
In de afgelopen periode is de persoonlijke situatie van de verdachte sterk veranderd. Hij raakte zijn baan en woning kwijt en maakte enige tijd gebruik van de nachtopvang. Nadat hij uit de nachtopvang werd geschorst wegens vermeend drugs dealen, ging hij in zijn auto slapen. Uiteindelijk wist de verdachte kort voor zijn aanhouding een kamer te vinden, maar deze is hij inmiddels weer kwijtgeraakt. Er is derhalve geen zicht op huisvesting na detentie. De verdachte heeft daarnaast geen ondersteunend sociaal netwerk waarop hij kan terugvallen.
Er is een relatie tussen het gepleegde delict en de criminogene factoren financiën en psychosociaal functioneren. Vanwege een gebrek aan inkomen pleegde de verdachte de onderhavige overval. De verdachte maakte hierbij verkeerde keuzes en neemt onvoldoende verantwoordelijkheid voor zijn gedrag.
Om risico's te beperken dient de verdachte allereerst zijn persoonlijke omstandigheden op orde te brengen. Het is van belang dat de verdachte passende huisvesting vindt in de vorm van maatschappelijke opvang of begeleid wonen en dat hij zich laat behandelen bij een forensische polikliniek zoals de Waag, waarbij aandacht is voor het maken van een delictanalyse en het vergroten van zelfinzicht. Op die manier kan de verdachte leren om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn fouten en andere keuzes te maken wanneer er zich problemen voordoen in zijn leven. Bij een veroordeling wordt geadviseerd aan de verdachte een meldplicht bij de reclassering, een verplichte ambulante behandeling, het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een locatiegebod op te leggen als bijzondere voorwaarden bij de straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Psycholoog drs. T. ‘t Hoen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 16 september 2020. Dit rapport houdt – onder meer – het volgende in.
De verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek maar heeft geen toestemming gegeven voor het benaderen van referenten uit zijn directe omgeving. Dit heeft het diagnostisch onderzoek, en met name de persoonlijkheidsdiagnostiek in enige mate beperkt. Een persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken kan – gelet op deze beperking – worden vastgesteld noch uitgesloten. Er is bij de verdachte geen sprake van een psychiatrische stoornis in engere zin. Vanwege de beperking in het onderzoek wordt eveneens terughoudendheid betracht in het vaststellen van een verband tussen de diagnose en het ten laste gelegde feit.
Uitgaande van de uitlatingen van de verdachte dat hij geld nodig had en dat dit het motief was om een woning te overvallen, lijkt zijn besluit hiertoe over te gaan bewust en overwogen te zijn en geenszins een impulsief besluit. Hierbij zijn er geen redenen om aan te nemen dat de verdachte zich niet bewust was van de wederrechtelijkheid van zijn handelen. Hij lijkt ondanks dit besef toch tot het ten laste gelegde te zijn overgegaan. Andere motieven of beweegredenen worden door de verdachte ontkend. Hij ontkent ook dat hij onder invloed was of in de war was. Er is vanuit gedragsdeskundig oogpunt geen aanleiding om te adviseren het aan de verdachte ten laste gelegde in verminderde mate aan hem toe te rekenen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus volledig toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank neemt daarbij in acht de slinkse wijze waarop de overval is uitgevoerd.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de door de officier van justitie voorgestelde straf te matigen omdat er geen fysiek geweld is gepleegd. Voorts heeft de verdediging verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de begeleiding die de verdachte nodig heeft om inzicht te krijgen in zijn handelen en om zijn woon- en werksituatie op orde te krijgen.
Zoals geadviseerd door de reclassering zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden zoals die zijn geadviseerd en hierna worden genoemd. De rechtbank gaat ervan uit dat dit pakket aan voorwaarden de verdachte voldoende in de gelegenheid stelt om, gedurende de proeftijd die de rechtbank zal stellen op 2 jaar, aan zijn problematiek te werken en toe te werken naar een stabiele woon- en werksituatie. De rechtbank ziet – gelet op de duur van de op te leggen straf – geen aanleiding om het locatiegebod als bijzondere voorwaarde op te nemen. Wel zal een contactverbod met het slachtoffer als voorwaarde worden opgenomen.
Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen vuurwapen te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen vuurwapen (merk: Walther, kleur: zwart, goednummer: [nummer] ) zal worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.

9..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij is daarbij in rechte vertegenwoordigd door haar bewindvoerder [naam] , die het verzoek om schadevergoeding heeft ondertekend.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 52,49 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.500 aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade onvoldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde immateriële schade komt voor vergoeding in aanmerking.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade eveneens op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade onvoldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade gematigd moet worden tot een bedrag van € 3.000,-, nu de zaak waarnaar verwezen wordt bij de vordering niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak voor wat betreft het vastgestelde geestelijke letsel.
9.3.
Beoordeling
Materiële schade
De benadeelde partij zal in de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit 1. Hoewel het begrijpelijk is dat de benadeelde partij na een dergelijke ervaring een veiligheidsketting op haar deur heeft geplaatst, kunnen de kosten daarvan niet worden gekwalificeerd als schade in de zin van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Immateriële schade
Artikel 6:106 BW geeft in beperkte gevallen recht op vergoeding van andere schade dan vermogensschade. Eén van die in de wet limitatief opgesomde gevallen is wanneer er sprake is van fysiek letsel. Vergoeding van immateriële schade kan ook plaatsvinden indien de benadeelde op andere wijze in zijn/haar persoon is aangetast. Onder aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ valt ook geestelijk letsel. Degene die zich hierop beroept, moet voldoende concrete gegevens aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld (HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376).
Uit de stukken ter onderbouwing van de vordering volgt dat er bij het slachtoffer een posttraumatische stressstoornis is vastgesteld. Het is echter onduidelijk gebleven of deze al eerder bestond of dat deze eerst naar aanleiding van de overval is ontstaan en vastgesteld. Wel duidelijk is geworden dat het slachtoffer een kwetsbaar persoon is en dat zij al langere tijd begeleiding heeft in verband met haar geestelijke gezondheid. Blijkens de brief van het Fact team van SGGZ Antes was het noodzakelijk om deze begeleiding te intensiveren na de overval omdat het voorval een negatieve uitwerking had op de reeds wankele geestelijke gezondheid van het slachtoffer.
Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank het bestaan van geestelijk letsel worden vastgesteld. De daaruit voortvloeiende immateriële schade zal worden vastgesteld op € 3.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 juni 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de volgende artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
2 en 10 van de Opiumwet.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt, op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] ;
2. de veroordeelde zal zich melden bij Antes GGZ, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig en verantwoord vindt, onder ambulante behandeling stellen van de Forensische Polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering;
4. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: vuurwapen (merk: Walther, kleur: zwart, goednummer: [nummer] );
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde](in rechte vertegenwoordigd door haar bewindvoerder [naam] , werkzaam bij [naam bedrijf] te [plaatsnaam] ), te betalen een bedrag van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen € 3.000
,- (hoofdsom, zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door 40
(veertig) dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Bergen, voorzitter,
mr. I.W.M. Laurijssens en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
primair
hij op of omstreeks 10 juni 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
in of uit een woning, gelegen aan de [adres delict] met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bos sleutels, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging
met geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met
geweld bestond(en) uit het
- toevoegen aan die [naam slachtoffer] van de woorden "werk maar mee, blijf zitten en
wat voor bank heb je, ING of ABN" en/of "zitten blijven, meewerken en anders
schiet ik je neer" en/of "ik wil je sleutels" en/of "ik wil geld", althans
woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) tonen en/of voorhouden aan en/of richten op die [naam slachtoffer] van
een vuurwapen en/of
- eruit trekken van het snoer van de telefoon en/of
- een glas met onbekende vloeistof aanreiken aan die [naam slachtoffer] en/of daarbij
zeggen dat die [naam slachtoffer] dat moest opdrinken;
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 juni 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in of
uit een woning, gelegen aan de [adres delict] , ter uitvoering van
het/de door verdachte voorgenomen misdrijf/misdrijven om
met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [naam slachtoffer] te
dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten den dele
toebehorend aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan (een) ander(en) dan
verdachte,
en/of om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of
goederen, geheel of te dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval
aan (een) ander(en) dan verdachte,
en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] ,
één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf, hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte, heeft
- aan die [naam slachtoffer] toegevoegd de woorden "werk maar mee, blijf zitten en
wat voor bank heb je, ING of ABN" en/of "zitten blijven, meewerken en anders
schiet ik je neer" en/of "ik wil je sleutels" en/of "ik wil geld", althans
woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen getoond en/of voorgehouden aan en/of gericht op
die [naam slachtoffer] en/of
- het snoer van de telefoon eruit getrokken en/of
- een glas met onbekende vloeistof aangereikt aan die [naam slachtoffer] en/of
daarbij gezegd dat die [naam slachtoffer] dat moest opdrinken, terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een
pistool, namelijk een gaspistool van het merk Umarex, type Walther P99,
kaliber 9mm pak,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2020 tot en met 11 juni 2020 te
Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 82,8 gram (oftewel 63 milliliter), in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.