ECLI:NL:RBROT:2020:8988

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
10/651005-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging gevangenisstraf na herhaaldelijke veroordelingen voor inbraak en diefstal door een jonge verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jonge verdachte, die meerdere keren eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten. De verdachte is beschuldigd van inbraak in een woning te Capelle aan den IJssel op 26 november 2019, waarbij hij een paar schoenen van het merk Versace heeft gestolen. Ondanks zijn jonge leeftijd heeft de verdachte zich niet gehouden aan eerder opgelegde justitiële sancties en voorwaarden, wat heeft geleid tot de beslissing van de rechtbank om een gevangenisstraf op te leggen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gedragsproblemen en eerdere mislukte justitiële sancties. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De opgelegde straf is bedoeld om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten in de toekomst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/651005-20
Datum uitspraak: 6 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.A. Dorsman, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 september 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 26 november 2019 te Capelle aan den IJssel
in een woning gelegen aan [adres delict] ,
een paar schoenen van het merk Versace, dat geheel of
ten dele toebehoorde aan een ander dan aan verdachte, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal in een woning en heeft zich daarbij de toegang tot die woning verschaft door de deur in te trappen. Dergelijke feiten leiden tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving en in het bijzonder bij de slachtoffers ervan. De slachtoffers hebben, naast verlies van bezittingen, veelal te maken met bijkomende schade en rommel in hun woning. In dit geval heeft de verdachte de gehele woning overhoop gehaald. Daarnaast moeten zij leven met de gedachte dat een vreemde zich ongevraagd in hun persoonlijk domein heeft begeven, dat juist als veilig moet kunnen worden beschouwd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder - meermalen - is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 mei 2020. Dit rapport houdt – onder meer – het volgende in.
De verdachte heeft – ondanks daartoe meermalen (per brief, telefonisch en per Whatsapp) te zijn uitgenodigd – niet meegewerkt aan de totstandkoming van het rapport waardoor het advies gebaseerd is op recente (2019) en verouderde rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en op contact met
de jeugdreclasseringswerker.
De verdachte is vanaf zijn 15e jaar meerdere keren met politie en justitie in aanraking gekomen (solo en in vereniging) voor mishandeling, vernieling, woninginbraak,
heling en winkeldiefstal. Er lijkt sprake van een beginnend delictpatroon op het gebied van
vermogensdelicten. De verdachte werd in de derde klas van het Comenius College (rond zijn 15e) van school gestuurd en sindsdien lukt het hem niet om een structurele dagbesteding (opleiding) vast te houden vanwege zijn gedragsproblemen en spijbelgedrag.
Door het ontbreken van informatie (en door het ontbreken van diagnostiek) is niet duidelijk waardoor zijn gedrag vanaf dat moment is verslechterd. De verdachte ging in 2019 thuis zijn eigen gang en bleef 's nachts weg. Het lukte zijn ouders niet om hem te motiveren om te voldoen aan de opgelegde justitiële straffen (bijvoorbeeld een taakstraf) en voorwaarden.
Door school werd opgemerkt dat de hij zich door anderen negatief liet beïnvloeden tot strafbaar gedrag. Zelf leek de verdachte echter ook manipulatief gedrag en agressie tegenover anderen te vertonen. Daarnaast is de verdachte impulsief en heeft een gebrek aan inlevingsvermogen, wat in combinatie met een pro-criminele houding invloed kan hebben gehad op zijn gedrag bij onderhavig delict. In de afgelopen twee jaren heeft hij verschillende vermogensdelicten gepleegd, waardoor de indruk ontstaat dat een financieel motief mogelijk een rol kan hebben gespeeld. Er is echter geen zicht op de financiële situatie van betrokkene. Ook op het gebied van middelengebruik (blowen) is er geen zicht op de huidige situatie of hoe de verdachte zijn gebruik bekostigt. De verdachte heeft sikkelcelziekte en dyslexie.
Verder volgt uit het rapport ten aanzien van eerdere reclasseringscontacten dat de verdachte twee keer een voorwaardelijke straf opgelegd heeft gekregen met een proeftijd.
De proeftijd van het eerste jeugdreclasseringstoezicht liep van 18 mei 2018 tot 7 oktober 2019. De verdachte recidiveerde binnen de proeftijd en kreeg een nieuwe proeftijd opgelegd van 15 mei 2019 tot 14 mei 2021. Ook binnen deze proeftijd recidiveerde hij, hield hij zich niet aan de afspraken met jeugdreclassering en werkte niet mee aan de bijzondere voorwaarde “behandeling bij de Waag”.
Op 10 januari 2020 werd er in de onderhavige zaak een schorsingstoezicht opgelegd. Dit werd op 21 april 2020 beëindigd omdat Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond geen enkele mogelijkheid meer zag om betrokkene te begeleiden.
Op 18 juni 2019 en op 13 januari 2020 heeft de Raad voor de Kinderbescherming een negatieve eindrapportage afgegeven inzake een taakstraf. Ter terechtzitting is door de officier van justitie medegedeeld dat de verdachte – na een gegrond verklaard bezwaarschrift tegen de tenuitvoerlegging van de taakstraffen – in staat is gesteld de taakstraffen alsnog uit te voeren, maar dat deze op 17 augustus 2020 wederom negatief zijn geretourneerd.
De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Hoewel er indicaties zijn voor het toepassen van het jeugdstrafrecht (hoge mate van impulsiviteit, enige beïnvloedbaarheid door anderen, geen startkwalificaties), wegen de contra-indicaties zwaarder. De verdachte heeft eerdere justitiële sancties laten mislukken, is niet onder de indruk van justitiële autoriteiten en pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden ontbreken, omdat betrokkene daar niet ontvankelijk voor is.
Er worden door de reclassering geen mogelijkheden (meer) gezien om met interventies of toezicht de als hoog ingeschatte recidive-risico's te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen, zodat geadviseerd wordt bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en de recidive van de verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft allereerst verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet hiervoor – gelet op het advies van de reclassering en de motivering die daaraan ten grondslag is gelegd – geen aanleiding.
De verdediging heeft voorts verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (langer dan de duur van het ondergane voorarrest) achterwege te laten en aan de verdachte een taakstraf op te leggen met daarbij de nodige begeleiding. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat de verdachte – blijkens het reclasseringsrapport – herhaaldelijk heeft laten zien niet ontvankelijk te zijn voor begeleiding en eerder opgelegde taakstraffen niet of niet volledig heeft uitgevoerd.
Ter terechtzitting heeft de verdachte geen plausibele verklaring kunnen geven voor het feit dat hij zich niet heeft gehouden aan de eerder opgelegde justitiële sancties en voorwaarden. Evenmin heeft hij de rechtbank ervan kunnen overtuigen dat hij dat in de toekomst wel zal gaan doen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom – ondanks de jonge leeftijd van de verdachte – de tijd van ‘pappen en nathouden’ voorbij en zal de verdachte moeten ondervinden dat het plegen van dergelijke strafbare feiten niet zonder serieuze consequenties kan blijven. De rechtbank zal de verdachte daarom een gevangenisstraf opleggen.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Bergen, voorzitter,
mr. I.W.M. Laurijssens en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 november 2019 te Capelle aan den IJssel
in/uit een woning gelegen aan [adres delict] ,
een paar schoenen van het merk Versace, in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele toebehoorde aan een ander dan aan verdachte, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming.