ECLI:NL:RBROT:2020:8985

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
C/10/582040 / HA ZA 19-835
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en verwijdering uit intern register na opzegging verzekeringsovereenkomst

In deze zaak vordert eiseres, een particuliere verzekeringsnemer, een verklaring voor recht dat de opzegging van haar verzekeringen door Allianz Benelux N.V. onterecht was en dat zij recht heeft op schadevergoeding. De procedure is gestart na een schadeclaim die eiseres indiende na waterschade aan haar woning, veroorzaakt door een lekkage. Allianz heeft de schadevergoeding deels toegekend, maar heeft de verzekeringen van eiseres opgezegd, wat aanleiding gaf tot deze rechtszaak. Eiseres stelt dat Allianz haar onterecht in een intern register heeft opgenomen, wat haar toekomstige verzekeringsmogelijkheden zou kunnen schaden. De rechtbank heeft vastgesteld dat Allianz deels tegemoet is gekomen aan de vorderingen van eiseres door de opzegging ongedaan te maken en de meerkosten van een andere verzekering te vergoeden. De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vorderingen, en dat de opzegging van de verzekering niet onterecht was. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van bewijslevering door Allianz over de communicatie met de aannemer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/582040 / HA ZA 19-835
Vonnis van 7 oktober 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. A.M. Engelen te Velp,
tegen
de buitenlandse vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Brussel en kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Allianz genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 augustus 2019, met producties 1 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Tussen partijen zijn verschillende verzekeringsovereenkomsten tot stand gekomen, waaronder een woonhuisverzekering.
2.2.
Op 2 juli 2017 is als gevolg van regen schade ontstaan aan het plafond en aan enkele muren van de woning van [eiseres] . De desbetreffende muren waren met granol (ruw stucwerk) afgewerkt.
2.3.
Op 31 augustus 2017 heeft aannemersbedrijf [naam aannemersbedrijf] (hierna: [naam aannemersbedrijf] ) een offerte uitgebracht voor “gewenste werkzaamheden na lekkage platdak”. De offerte sluit in totaal op € 13.658,48 en vermeldt onder meer dat het stucwerk tot de kale binnenmuur wordt verwijderd en dat nieuw stucwerk wordt aangebracht, “glad afgewerkt.”
2.4.
Allianz heeft een andere aannemer een offerte laten uitbrengen, welke sluit op € 5.528,54.
2.5.
In opdracht van Allianz heeft Dekra Experts (hierna: Dekra) een toedrachtonderzoek uitgevoerd. Onderzoekers van Dekra hebben gesproken met aannemer [naam aannemersbedrijf] , [eiseres] en de assurantietussenpersoon van [eiseres] ( [naam persoon] ). De conclusies van Dekra luiden als volgt, weergegeven voor zover van belang:
“Uit het ingestelde onderzoek is naar voren gekomen dat verzekerde zich dwingend heeft opgesteld naar aannemer [naam aannemersbedrijf] voor wat betreft het opstellen van de offerte. De aannemer heeft dit direct aan assurantiekantoor [naam assurantiekantoor] gemeld om misbruik van verzekeringsgeld te voorkomen.”
2.6.
Bij brief van 13 december 2017 heeft Allianz het volgende aan [eiseres] bericht, weergegeven voor zover van belang:
“Nader onderzoek wees uit dat u, volgens uw aannemer, eiste dat de offerte naar uw wensen werd opgesteld, ook op die punten waarvan de aannemer aangaf dat dit niet kon. Bij confrontatie bracht u, kort samengevat, naar voren dat het allemaal een misverstand was en dat de aannemer u verkeerd had begrepen.
Alles meewegend zijn er onvoldoende gronden om gehele uitkering te weigeren. Wij zullen, inclusief inboedelschade en minus EUR 100,00 eigen risico, EUR 6.468,54 uitkeren […]. Wel zijn er voldoende gronden om de verzekeringsovereenkomst niet te verlengen. Het ontbreekt ons aan vertrouwen. […]
Om te voorkomen dat er in de toekomst geen verzekeringsovereenkomst kan worden afgesloten nemen wij dit dossier en uw gegevens op in onze Gebeurtenissenadministratie en ons intern register.
[…] Bij genoemde bedrijven kunt u dus geen verzekering afsluiten.”
2.7.
Bij brief van 15 december 2017 heeft Allianz de verzekeringen van [eiseres] (met uitzondering van de autoverzekering) opgezegd.
2.8.
In het kader van een minnelijke regeling van (een deel van) het geschil heeft Allianz de opzegging van de verzekeringen “ongedaan” gemaakt en de meerkosten van [eiseres] voor verzekering bij een andere maatschappij (een bedrag van € 1.121,18) vergoed.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat en na vermindering van eis – het volgende:
een verklaring voor recht dat de verzekeringen ten onrechte zijn opgezegd;
een verklaring voor recht dat Allianz de als gevolg daarvan door [eiseres] geleden en nog te lijden schade moet vergoeden;
doorhaling van de (interne) registraties, op straffe van een dwangsom;
veroordeling van Allianz tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat;
veroordeling van Allianz in de proceskosten.
3.2.
Allianz voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, waaronder de nakosten.

4..De beoordeling

4.1.
Vast staat dat Allianz in elk geval deels aan de (oorspronkelijk ingestelde) vorderingen van [eiseres] tegemoet is gekomen door de opzegging van de verzekeringen na het uitbrengen van de dagvaarding “ongedaan” te maken en de meerkosten van [eiseres] voor verzekering bij een andere maatschappij te vergoeden. Allianz meent dat [eiseres] daarom niet langer voldoende belang heeft bij haar vorderingen voor zover die betrekking hebben op de (gevolgen van de) aanvankelijke opzegging. Dit standpunt is juist.
4.2.
Hoe partijen de ongedaanmaking van de opzegging precies hebben vorm gegeven is de rechtbank niet duidelijk geworden, maar kennelijk heeft die ongedaanmaking ertoe geleid dat [eiseres] toch weer bij Allianz is verzekerd, terwijl Allianz bovendien de extra kosten van [eiseres] in verband met haar tijdelijke verzekering elders heeft vergoed. Of Allianz nu wel of niet tot opzegging gerechtigd was, voegt zo bezien niets toe. Die discussie is achterhaald.
4.3.
Dit zou alleen anders zijn als zou moeten worden aangenomen dat [eiseres] nadeel heeft ondervonden of zal ondervinden van de aanvankelijke (en later ongedaan gemaakte) opzegging en dit nadeel niet volledig is weggenomen door de vergoeding van de meerkosten. Dat kan uit de stellingen van [eiseres] echter niet worden afgeleid. [eiseres] heeft geen concrete feiten gesteld waaruit volgt dat de mogelijkheid van (andere dan de al vergoede) schade aannemelijk is, gesteld al dat Allianz voor die schade aansprakelijk zou zijn. Dit geldt ook als aangenomen zou moeten worden dat [eiseres] “leed en verdriet” heeft ondervonden van de wijze waarop Allianz zich jegens haar heeft opgesteld. Meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen is immers niet voldoende om schadeplichtigheid te kunnen aannemen. Gelet op de ontwikkelingen na het uitbrengen van de dagvaarding, had van [eiseres] een concrete onderbouwing van haar stellingen op dit punt mogen worden verwacht. Nu zij die niet heeft gegeven, is de mogelijkheid van schade onvoldoende aannemelijk geworden.
4.4.
De in 3.1 onder 1, 2 en 4 weergegeven vorderingen zijn dus niet toewijsbaar.
4.5.
De in 3.1 onder 3 weergegeven vordering strekt ertoe dat de registratie van [eiseres] in het interne register van Allianz wordt doorgehaald. [eiseres] betoogt dat geen aanleiding voor die registratie bestaat, omdat zij in geen enkel opzicht laakbaar heeft gehandeld door zich bij haar claim jegens Allianz te beroepen op de offerte van aannemer [naam aannemersbedrijf] , laat staan dat zij heeft geprobeerd Allianz te misleiden. Allianz stelt zich op het standpunt dat [eiseres] wist of moest weten dat de door haar ingediende offerte bovenmatig was en betrekking had op veel meer werkzaamheden dan louter die werkzaamheden die noodzakelijk waren voor herstel van de waterschade. Zij heeft aldus geprobeerd te profiteren van de waterschade en dat is laakbaar jegens de verzekeraar. Allianz heeft daarom voldoende grond om [eiseres] op te nemen in haar interne register.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat de stelplicht en bewijslast in dit verband op Allianz rusten. Zij beroept zich immers op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten, namelijk de bevoegdheid om [eiseres] op te nemen in haar interne register.
4.7.
Allianz stelt ter onderbouwing van haar standpunt dat aannemer [naam aannemersbedrijf] bij gelegenheid van de opname van de schade ten behoeve van het opstellen van een offerte tegen [eiseres] heeft gezegd dat de schade ook kon worden hersteld door het bestaande stucwerk te isoleren en te sauzen en dat, als [eiseres] per se wilde dat het bestaande granol stucwerk zou worden vervangen door glad stucwerk, de daarmee gemoeide kosten waarschijnlijk niet volledig door de verzekering zouden worden gedekt. Ook heeft Allianz gesteld dat uit de offerte zelf al volgt dat deze bovenmatig is, gelet op de omschrijving van de geoffreerde werkzaamheden en de vermelding in de kop dat het ging om “gewenste” werkzaamheden.
4.8.
De laatste twee omstandigheden kunnen op zichzelf beschouwd niet leiden tot de conclusie dat [eiseres] wist of moet hebben geweten dat de door haar gehanteerde offerte bovenmatig was. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij een leek is op het gebied van bouw- en herstelwerkzaamheden. Niet valt daarom in te zien dat zij, louter vanwege een tamelijk uitvoerige opsomming van werkzaamheden in de offerte, moet hebben begrepen dat die offerte verder strekte dan het herstel van de schade. Dit geldt temeer, nu zij tegenover de onderzoeker van Allianz heeft verklaard dat zij tegen de aannemer heeft gezegd bang te zijn dat achter het bestaande stucwerk schade is ontstaan vanwege het binnengedrongen regenwater. Daarvan uitgaande is heel goed denkbaar dat [eiseres] heeft aangenomen dat het bestaande stucwerk – althans het “loszittende” stucwerk, zoals in de offerte vermeld – moest worden verwijderd om de schade te kunnen herstellen. Ook de enkele vermelding in de kop van de offerte dat het zou gaan om “gewenste” werkzaamheden is onvoldoende om laakbaar handelen van [eiseres] jegens Allianz te kunnen aannemen.
4.9.
Dit alles komt echter in een ander daglicht te staan als zou moeten worden aangenomen dat de aannemer bij gelegenheid van de opname zich heeft uitgelaten in de hierboven (onder 4.7) weergegeven zin. In dat geval behoorde [eiseres] immers te begrijpen dat de schade kon worden hersteld met behoud van het bestaande granol stucwerk en dat haar wens om dat stucwerk te verwijderen en te vervangen door glad stucwerk beduidend verder ging dan louter herstel van de ontstane schade. In dat geval had van [eiseres] verwacht mogen worden die offerte niet bij de verzekeraar in te dienen, althans niet zonder jegens Allianz open kaart te spelen.
4.10.
[eiseres] heeft betwist dat de aannemer een en ander tegen haar heeft gezegd. Die uitlatingen staan daarom niet vast. De rechtbank zal Allianz gelegenheid geven om bewijs te leveren van haar stelling dat de aannemer dit heeft gezegd. Komen die uitlatingen vast te staan, dan geldt dat Allianz gerechtigd was [eiseres] op te nemen in haar interne register. Komen die uitlatingen niet vast te staan, dan bestond voor Allianz onvoldoende grond om [eiseres] in haar register op te nemen. In dat geval is de vordering tot verwijdering uit dat register toewijsbaar.
4.11.
Het ligt voor de hand dat, als getuigen gehoord moeten gaan worden, dit (al dan niet in contra-enquête) aannemer [naam aannemersbedrijf] en [eiseres] zullen zijn. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat vooralsnog met één dagdeel zal kunnen worden volstaan. Voor zover Allianz niet zelf [eiseres] als getuige wil doen horen, kan zij tijdens diezelfde zitting in contra enquête als getuige worden gehoord. De advocaten van partijen zouden over een en ander tevoren overleg kunnen plegen.
4.12.
Ook denkbaar is dat partijen in het voorgaande aanleiding zien om alsnog met elkaar te overleggen over een (definitieve) minnelijke regeling. In dat geval kan een getuigenverhoor wellicht worden voorkomen. De advocaten van partijen kunnen dat dan aan de rechtbank laten weten.
4.13.
Vooralsnog in afwachting van het getuigenverhoor zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt Allianz in de gelegenheid bewijs te leveren van haar stelling dat aannemer [naam aannemersbedrijf] tijdens de opname van het werk tegen [eiseres] heeft gezegd dat de schade ook kon worden hersteld door het bestaande stucwerk te isoleren en te sauzen en dat, als [eiseres] per se wilde dat het bestaande granol stucwerk zou worden vervangen door glad stucwerk, de daarmee gemoeide kosten waarschijnlijk niet volledig door de verzekering zouden worden gedekt;
5.2.
bepaalt dat eventuele getuigen zullen worden gehoord ter zitting van
woensdag 9 december 2020van 9:00 uur tot 13:00 uur in het gerechtsgebouw in Rotterdam;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2020.
1980/801