5.2.Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Niet betwist wordt dat de verdachte aanwezig was bij de ontmoeting in het park met [naam infiltrant] op 18 september 2018. Het dossier bevat er overvloedig bewijs voor dat het doel van [naam medeverdachte 1] en [naam infiltrant] was om bij die gelegenheid de bereidheid van de deelnemers te laten bevestigen om mee te werken aan aanslagplannen en verdere afspraken te maken over training.
De verdediging heeft echter gesteld dat de verdachte niet op de hoogte was van de plannen van [naam medeverdachte 1] en de groep en dus ook niet op de hoogte was van de reden van de bijeenkomst in het park. Volgens de raadsman is er geen bewijs dat er bij de besprekingen van de groepsleden, althans in aanwezigheid van de verdachte, is gesproken over aanslagen.
Ter onderbouwing van de onwetendheid van de verdachte over de plannen van [naam medeverdachte 1] en de medeverdachten heeft de raadsman door de officieren van justitie als belastend aangehaalde communicatie en observaties anders geduid, en per gebeurtenis/ontmoeting waar zijn cliënt bij was gewezen op uitlatingen en omstandigheden die op zijn onwetendheid zouden kunnen wijzen dan wel verkeerd zijn uitgelegd.
Specifiek ten aanzien van de bijeenkomst in het park is gesteld dat de verdachte de dag zelf te horen kreeg over de ontmoeting. Aan hem werd verteld dat er een student van kennis zou komen. Hij wist zelfs vooraf aan de ontmoeting niet met wie hij daadwerkelijk zou kennismaken. Zelfs al zou hij dat wel weten dan nog staat het overduidelijk vast dat hij eerst vanaf 18 september 2018 op de hoogte was van [naam infiltrant] en de gesprekken die aldaar hebben plaatsgevonden.
Voorts heeft de verdachte, toen hij eenmaal doorhad wat er speelde, meermalen duidelijk aangegeven dat hij niet mee wilde doen met de plannen.
a.
de wetenschap van de verdachte
De verdachte heeft regelmatig verkeerd in het gezelschap van de medeverdachten. De verdachte is ook aanwezig geweest bij de ontmoeting die de groep rond [naam medeverdachte 1] had met de politie-infiltrant op 18 september 2018. Alleen al zijn aanwezigheid op het belangrijke moment van het gesprek met [naam infiltrant] vestigt een vermoeden van gedeelde kennis van de plannen van de groep rond [naam medeverdachte 1] .
Het verweer van de verdediging komt tegen deze achtergrond neer op een alternatief scenario: ondanks het uiterlijk aanzien ervan moeten volgens de raadsman de omstandigheden (de ontmoeting in het park op 18 september 2018 en de ontmoetingen van de verdachte met [naam medeverdachte 1] en de medeverdachten) anders worden geduid.
Tegenover dit scenario staan evenwel de volgende bevindingen uit het dossier.
a.1. aangetroffen materiaal op gegevensdragers van de verdachte
Op een iPhone 7 die onder de verdachte is beslag is genomen zijn diverse WhatsApp gesprekken aangetroffen waaruit blijkt dat hij in het half jaar voorafgaand aan zijn aanhouding (27 september 2018) regelmatig via WhatsApp contact had met [naam medeverdachte 6] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] .Met deze laatste voerde de verdachte onder andere lange discussies over IS.
Uit foto’s bij die WhatsApp gesprekken kan worden geconcludeerd dat er sprake is van vriendschap en uitwisseling van persoonlijke ervaringen. Tevens wordt regelmatig geappt over het geloof en zijn er uitingen van jihadistische aard en met ernstige strekking:
Op 26 april 2018 stuurt [naam medeverdachte 6] een aantal foto’s naar de verdachte. Op deze foto’s zijn de verdachte, [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 2] te zien. Op een aantal foto’s houden zij hun wijsvinger omhoog.
De verdachte stuurt op 2 juli 2018 aan [naam medeverdachte 2] een video over het martelaarschap.
Op 19 september 2018 stuurt de verdachte een (schokkende video) aan [naam medeverdachte 3] over de executie van een kind van (geschat) vijf jaar.
Verder blijkt dat de verdachte deelneemt aan verschillende WhatsApp chatgroepen waarin berichten, Pdf-bestanden en videobestanden zijn geplaatst van radicale islamitische predikers en berichten gedeeld worden met betrekking tot Nederlandse uitreizigers naar Syrië. Ook worden berichten geplaatst met propagandamateriaal met betrekking tot Islamitische Staat (IS).
Verder is er een Telegram chat tussen de verdachte en een onbekende gebruiker waaruit blijkt dat [naam verdachte] verschillende bestanden ontvangt en deelt, onder andere over het trouw zweren aan en lofliederen over de leider van IS Abu Bakr al-Baghdadi. In een groepschat met 174 deelnemers uit de hele wereld die kennelijk het salafistische gedachtengoed aanhangen worden er citaten van onder meer radicale imams gedeeld waarbij opgeroepen wordt om ongelovigen te bevechten/vernietigen en degene die de profeet beledigt te doden. De verdachte is het kennelijk eens met deze uitspraken omdat hij op één van deze uitspraken reageert met ‘
Ameen’.
Van belang is dat deze telefoon in de tuin onder het balkon van de verdachte is gevonden. De verdachte heeft verklaard dat hij deze in paniek heeft weggegooid.
Bij onderzoek dat is gedaan naar onder de verdachte in beslag genomen laptops en een iPhone 6 is onder meer het volgende aangetroffen:
- veel video’s afkomstig van ISIS met zeer schokkende beelden van onthoofdingen, executies en zelfmoordaanslagen;
- afbeeldingen met een vlag van ISIS, overleden personen en mannen met Kalasjnikovs;
- afbeeldingen gelieerd aan IS en onthoofdingen door IS-strijders.
Op 30 augustus 2018 is op de telefoon van de verdachte blijkens tapgegevens gezocht op een zestal websites, waaronder risallah.com en Risala.nl. Op deze sites zijn onderwerpen te lezen die betrekking hebben op de ‘dood’ respectievelijk “De dood in de Koran”.
a.2. Ontmoetingen en gesprekken zoals die blijken uit het dossier
Uit het dossier blijkt van vele ontmoetingen tussen de verdachten onderling, waar de verdachte soms bij aanwezig was. Tijdens het onderzoek is weinig gespreksinformatie naar voren gekomen rond deze ontmoetingen waarin over concrete plannen wordt gesproken anders dan in regelmatig kennelijk versluierde taal, met uitzondering van de expliciete besprekingen met de infiltrant. Wel blijkt uit opmerkingen van [naam medeverdachte 1] dat hij zich flink in heeft moeten zetten om de groep bij elkaar te krijgen. Dit wettigt het vermoeden dat er ook veel buiten het zicht/gehoor van de opsporing moet zijn gebleven. Dit is in overeenstemming met het beeld van diverse ontmoetingen tussen de verdachten, waarbij gesprekken niet in de woning worden gevoerd, maar ook veel buiten op straat wordt gelopen of gefietst, regelmatig in de nachtelijke uren.
Gelet op de intensiteit van de ingezette opsporingsmiddelen, moet worden geconcludeerd dat de verdachten dus kennelijk zeer voorzichtig zijn geweest. Waar de verdediging geen bewijs ziet van bespreking van plannen waar de verdachte bij was, geldt dit voor de medeverdachten vaak ook. Het sluit aan bij de mededeling van [naam medeverdachte 1] aan [naam infiltrant] op 12 augustus 2018: “
ik praat nooit met ze aan mijn telefoon. Net zoals ik een afspraak met jou maak. Dat doe ik ook met hen. Eens in de zoveel tijd zeg ik tegen ze; ik wil jullie zien, broeders, laten we wat gaan eten.”
Uit de chronologische beschrijving in het dossier haalt de rechtbank de volgende informatie.
25 juni 2018
Omstreeks 16.00 uur zegt de partner van de verdachte ( [naam 3] ) tegen de verdachte dat zij geen kinderen met de verdachte wil, omdat hij dood gaat en zij degene is die ze opvoedt. Als de verdachte daarover doorvraagt reageert zij door te zeggen: “Uh, je begrijpt precies wat ik bedoel”.
[naam 3] : Ik wil geen kinderen met jou.
[naam verdachte] :"Waarom?"
[naam 3] :"gewoon".
[naam verdachte] :"Wat gewoon?"
[naam 3] : "Ik wil gewoon geen kinderen, klaar."
[naam verdachte] : "Waarom, zeg.."
[naam 3] :"Omdat ik geen kinderen wil."
[naam verdachte] :"Jawel [naam 3] we willen kinderen samen."
[naam 3] :"ja je gaat dood, ik ben degene die ze opvoedt hoor."
[naam verdachte] :"Wie zegt dat ik dood ga schat?"
[naam 3] : ik weet gewoon dat je dood gaat."
[naam verdachte] :"Gedraag je. Alleen Allah weet dat. Of weet jij dat ook.'
[naam 3] :“Uh, je begrijpt precies wat ik bedoel."
stilte gevolgd door opmerking van [naam 3] , Ja huuuuuu....
12 juli 2018
In een telefoongesprek om 20.37 uur zegt [naam medeverdachte 1] tegen [naam medeverdachte 2] dat hij een gevoel heeft dat ‘die broeders’ niet echt op zoek zijn naar koerierswerk.
“Ik heb wel gezegd...ik heb wel gezegd... (stottert beetje) op het moment dat het ehhhh, ik ben ervan overtuigd. Als wij laten zien dat wij goed verdienen, dat ze misschien uiteindelijk ehhh ook na ons met het werk willen beginnen. Ik ben ervan overtuigd dat sommige misschien ook na ons met het werk beginnen als wij ECHT laten zien dat wij ECHT goed verdienen.
[naam medeverdachte 2] : Ja man”
Even later wordt gesproken over: “
bezorgen in Nederland”.
De rechtbank merkt hierbij op dat [naam medeverdachte 1] bij de politie heeft verklaard dat hij met de andere verdachten, waaronder [naam verdachte] , nooit direct heeft gesproken over een aanslag, maar dat hij dat altijd deed door te spreken over “koerierswerk”.
Later die avond probeert [naam medeverdachte 1] telefonisch contact te krijgen met andere verdachten en gaan uiteindelijk de verdachte, [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 6] bij [naam medeverdachte 1] thuis langs. Om 23.22 uur gaan de verdachte en [naam medeverdachte 6] de woning van [naam medeverdachte 1] binnen. Om 23.34 uur is te horen dat de verdachte en [naam medeverdachte 6] in de woning zijn. Op de achtergrond wordt de Koran geciteerd en wordt in het Engels uitleg gegeven door een prediker. De verdachte verlaat de woning om 23.36 uur.
16 en 17 juli 2018
Op 16 juli 2018 stuurt [naam medeverdachte 1] een e-mail aan [naam infiltrant] waarin hij vraagt om meer tijd, [naam medeverdachte 1] geeft aan dat hij snel zeker weet hoeveel broeders mee zullen doen.
De dag erna vindt in de woning van [naam medeverdachte 6] een ontmoeting plaats waarbij onder andere [naam medeverdachte 6] , [naam medeverdachte 2] en de verdachte aanwezig zijn. [naam medeverdachte 6] houdt dan kennelijk een preek ten overstaan van de andere aanwezigen. De preek gaat voornamelijk over de dood en dat men zich hierop moet voorbereiden. Onder meer zegt [naam medeverdachte 6] :
“De dood is een recht. En wie er niet in gelooft is een kafir (ongelovige/afvallige). Dus wij weten dat de dood ons zal treffen, maar weten wij wanneer? Wollah, wij verspillen zo van onze tijd. Wollah, broeders wij moeten leven alsof wij morgen dood gaan. En wij moeten elkaar herinneren. Wollah we moeten elkaar herinneren aan de dood. Denk aan de dood broeders, wollah denk aan de dood. Laat de dood jullie herinneren en laat de dood jullie wakker maken in wat voor een positie wij nu zijn. Meet je zelf af. Tel jezelf wat wil je in de toekomst doen? Wat wil je bereiken? Wat wil je bereiken? Hoe wil je naar Djennah (paradijs). Wat wil je doen? Sadiqin (eerlijk)? Zijn we eerlijk? Zijn we Monafiqin (hypocrieten) Wat zijn we, wat zijn wij?"
Ter terechtzitting heeft de verdachte erkend dat hij bij dit gesprek aanwezig was:
“Dat is juist; ik was daar bij. Ik zie die uitspraak als een Islamitisch advies in de trant van vrees God en wees een goede moslim.”
23 en 24 juli 2018
Op 23 juli 2018 gaat de verdachte kort nadat hij bij [naam medeverdachte 5] thuis is geweest rond 22.44 uur naar de woning van [naam medeverdachte 1] . Uit de OVC in de woning van [naam medeverdachte 1] is vanaf 22.59 uur te horen dat [naam medeverdachte 1] en de verdachte spreken over Islamitische Staat, standvastigheid en geloof.
Te zien is dat [naam medeverdachte 5] op 24 juli 2018 omstreeks 00.02 uur de woning van [naam medeverdachte 1] ingaat. Uit de OVC in de woning van [naam medeverdachte 1] op 24 juli 2018 is vanaf omstreeks 00.05 uur te horen dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 5] met elkaar spreken over het paradijs. [naam medeverdachte 1] spreekt met [naam medeverdachte 5] over een lezing die hij heeft gezien. [naam medeverdachte 1] spreekt onder meer over “
dat Allah je een unieke kans geeft maar als je deze niet nakomt het tegen je kan worden gebuikt”.
Te zien is dat de verdachte omstreeks 00.09 uur de woning van [naam medeverdachte 1] verlaat.
Op 24 juli 2018 mailt [naam medeverdachte 1] aan [naam infiltrant] dat de groep op dat moment uit vijf personen bestaat, dat hij bezig is met het regelen van een zesde persoon, maar dat hij zich nu focust op vijf personen.
Dit sluit aan op de e-mail die [naam medeverdachte 1] een paar minuten later heeft verstuurd aan [naam 2] en [naam 1] : “
right now, we are 5 who join, im busy with 6th”.
Op dezelfde dag heeft [naam medeverdachte 6] een video naar de verdachte gestuurd. In de video wordt gesproken over dat de dood zeker is en over de voorbereiding op het hiernamaals. [naam medeverdachte 6] stuurt daarop een bericht naar de verdachte:
“Bereid je voor op de dood oh geliefde broeder...”.
26 juli 2018
Op deze dag heeft een ontmoeting plaatsgevonden op de Maasvlakte in Rotterdam, waarbij een onder andere een aantal personen dat deel uitmaakt van het netwerk van [naam medeverdachte 1] aanwezig was. [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 6] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 5] , [naam medeverdachte 4] en de verdachte hebben gedurende de dag onderling regelmatig contact over de ontmoeting op de Maasvlakte later die dag.
De verdachte heeft over deze ontmoeting ter terechtzitting verklaard:
Dat is juist, [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 5] en ik gingen vissen, want er was een strandfeest/barbeque. Ik weet niet waarom [naam medeverdachte 1] niet met ons mee was. Het was gewoon een uitje.
12 augustus 2018
Op deze dag vond een tweede ontmoeting tussen [naam medeverdachte 1] en [naam infiltrant] plaats in Utrecht waarbij [naam medeverdachte 1] onder meer aan [naam infiltrant] vertelt dat de groep op dat moment nog steeds uit vijf personen bestaat, met hem erbij.
29 en 30 augustus 2018
Op 29 augustus 2018 om 17.47 uur stuurt [naam medeverdachte 1] een e-mail aan de infiltrant. [naam medeverdachte 1] leest op dat moment vermoedelijk de e-mail van [naam infiltrant] waarin deze schrijft dat hij op 30 augustus naar [naam medeverdachte 1] komt. [naam medeverdachte 1] schrijft in zijn e-mail: “
Ok”.
[naam medeverdachte 1] belt vervolgens tussen 18.46 en 18.50 uur naar respectievelijk [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] .
Van deze gesprekken is geen inhoud bekend.
In de avond, tussen omstreeks 20.18 en 20.44 uur, komen achtereenvolgens [naam medeverdachte 4] , de verdachte, [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 6] in de woning van [naam medeverdachte 1] .[naam medeverdachte 2] heeft inmiddels aan [naam medeverdachte 1] laten weten dat hij niet kan komen.Terwijl [naam medeverdachte 1] dit bezoek heeft, loopt hij weg omdat hij zegt een telefoontje te moeten plegen.
Om 20.52 uur belt [naam medeverdachte 1] naar de politie-infiltrant. In dit gesprek maakt [naam medeverdachte 1] een afspraak voor de volgende dag op dezelfde plek als de vorige keer.
Omstreeks 21.05 uur verlaat de verdachte de woning van [naam medeverdachte 1] en omstreeks 22.05 uur verlaten [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 3] de woning.
Op 30 augustus 2018 volgt dan een ontmoeting van [naam medeverdachte 1] met [naam infiltrant] in Utrecht waarbij [naam medeverdachte 1] vertelt dat zij nog steeds met zijn vijven zijn. “
That’s why, 5 brothers, aghi, I am so glad that they join”.
Over [naam medeverdachte 4] vertelt [naam medeverdachte 1] aan [naam infiltrant] dat hij wel de wil had om een aanslag te plegen, maar nog niet overtuigd was om dat nu met [naam medeverdachte 1] te doen en over [naam medeverdachte 5] zegt [naam medeverdachte 1] dat hij een goede moslim is maar verder niet bij de plannen van [naam medeverdachte 1] is betrokken.
Verder zegt [naam medeverdachte 1] dat één van de broeders die meedoen “
he know how it works” omdat hij bijna twee jaar gevangen heeft gezeten.De rechtbank merkt hierbij op dat de verdachte in 2015 is veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf. In zijn debriefing vermeldt [naam infiltrant] :
“On the way he mentioned that one of the brothers in the group did have some weapons training. He had been in, he mentioned an arabic word which I took as Syria, and said that he had been there. (…) [naam medeverdachte 1] said that the man had spent nearly two years in prison in Holland.”
- Tussenbeoordeling
Uit het voorgaande blijkt dat in de tenlastegelegde periode de verdachte met enige regelmaat ontmoetingen heeft gehad met de medeverdachten. Dat strookt ook met de bevinding hiervoor onder a.1. waaruit blijkt dat de verdachte in de maanden vanaf april tot en met september 2018 veel individueel heeft geappt met leden van de groep.
De rechtbank acht het aannemelijk dat [naam medeverdachte 1] op 29 augustus 2018 bezig was met het uitnodigen van groepsleden bij hem thuis, waaronder de verdachte, in verband met zijn plan om zelf [naam infiltrant] de volgende dag te ontmoeten. Daarop wijzen de korte telefoongesprekken met eerst [naam medeverdachte 4] , dan [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] kort nadat [naam infiltrant] heeft laten weten dat hij [naam medeverdachte 1] de volgende dag kan ontmoeten en de ontmoeting van [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 6] en de verdachte later op de avond. De stelling van de verdediging dat er blijkens de OVC in ieder geval de korte periode dat de verdachte in de woning aanwezig is niet wordt gesproken over onderwerpen zoals (de ontmoeting met) de politie-infiltrant acht de rechtbank niet doorslaggevend, gezien de eerder gememoreerde voorzichtigheid van de verdachten bij het voeren van expliciete gesprekken.
Dit beeld van de inspanningen van [naam medeverdachte 1] rond 29 en 30 augustus sluit aan bij soortgelijke uitnodigingen voor een bijeenkomst op 23 op 24 juli 2018, waarna [naam medeverdachte 1] aan [naam infiltrant] verslag deed van het feit dat er op dat moment vijf meededen. Uit de eerdere berichten en de verslagen van hun ontmoetingen (met name op 5 juli) blijkt echter wel dat [naam medeverdachte 1] open kaart speelde tegenover [naam infiltrant] over de aarzelingen van verschillende groepsleden. Om deze reden ziet de rechtbank geen aanleiding om (zoals de verdediging bepleit) zijn uitlatingen op dit punt in het geheel niet te vertrouwen als hij dan later over die deelnemers een gunstiger bericht heeft voor [naam infiltrant] . Het ligt ook niet voor de hand dat [naam medeverdachte 1] in deze fase tegenover deze voor hem belangrijke contacten in zijn plannen in strijd met de waarheid bereidheid bij anderen om mee te gaan in de plannen zou voorwenden.
Wanneer de e-mails en persoonlijke verslagen van [naam medeverdachte 1] rond de ontmoetingen met [naam infiltrant] in onderling verband worden bezien, ziet de rechtbank dan ook weinig ruimte voor twijfel dat [naam medeverdachte 1] , na de door hem georganiseerde ontmoetingen van de ‘broeders’, aan [naam infiltrant] een grotendeels getrouw verslag deed van zijn vorderingen bij het werven van potentiële aanslagplegers, juist ook wat betreft de rol van de verdachte als een eerdere ‘twijfelaar’.
In deze verslagen blijkt wel van aarzelingen bij de broeders, mogelijk omdat allen buiten [naam medeverdachte 1] , of een deel van hen, [naam infiltrant] nog niet geheel vertrouwde(n). Wellicht gold dit ook voor de verdachte. Maar dat is iets anders dan dat [naam medeverdachte 1] zou bewerkstelligen respectievelijk accepteren dat de verdachte als enige van de beoogde groep volstrekt
onwetendwas van die plannen. Dit laatste lijkt met voorgaande gegevens in onderlinge samenhang in strijd. Deze conclusie wordt voorts bevestigd door de gang van zaken voorafgaande aan en bij de bijeenkomst in het park op 18 september 2018.
17 en 18 september 2018
Tussen 17.00 uur en 19.00 uur heeft [naam medeverdachte 1] een fysieke ontmoeting met [naam infiltrant] . Daarbij zegt [naam infiltrant] : “
I still believe you when you say they want the same thing but I also need to hear it from them”.
Tijdens de ontmoeting zegt [naam medeverdachte 1] tegen de politie-infiltrant dat de groep met wie hij de
aanslag wil gaan plegen [naam infiltrant] wil ontmoeten en dat hijzelf die avond met de groep zal bespreken of ze [naam infiltrant] op dinsdag 18 september 2018 willen ontmoeten.
Na de ontmoeting met [naam infiltrant] belt [naam medeverdachte 1] om 19.09 uur met [naam medeverdachte 6] en zegt dat hij naar die ene viszaak in Rotterdam komt om te eten. Ze spreken af voor morgen, maar [naam medeverdachte 1] zal deze avond nog een bezoek aan [naam medeverdachte 6] brengen. Rond 19.16 uur belt [naam medeverdachte 1] met [naam medeverdachte 3] en zegt dat hij vanavond naar Rotterdam komt en gaat eten bij een viszaak. Hij heeft die viszaak
ECHT gemist.
Om 19.20 uur stuurt [naam medeverdachte 1] een voicebericht via WhatsApp naar de verdachte:
“Aggie hoe is het? Ik heb je een tijdje niet gezien, kan ik je vanavond zien? Ik heb je gemist.”
Om 19.24 uur stuur de verdachte antwoord: “
Dan kom ik met een kwartier bij jou.”
Er volgen nog enkele uitwisselingen van berichten tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] om het tijdstip nader te bepalen.
Omstreeks 20.30 uur belt [naam medeverdachte 1] naar [naam medeverdachte 2] . Ze zullen naar het huis van [naam medeverdachte 6] gaan.
Omstreeks 20.33 uur wordt [naam medeverdachte 1] gebeld door de verdachte. De verdachte zegt dat hij onderweg is en met 1 minuut bij [naam medeverdachte 1] is. [naam medeverdachte 1] komt met enige vertraging dan naar beneden.
Omstreeks 21.12 uur is op de OVC van de Peugeot te horen dat [naam medeverdachte 1] en de verdachte in de auto stappen en wegrijden naar de woning van [naam medeverdachte 6] in Vlaardingen.
Tijdens deze autorit zegt [naam medeverdachte 1] :
“Daarom, inshallah, heb ik besloten, ik ga, zolang ik nog leef, ik ga alles doen wat ik moet doen. Dagelijks lekker eten, huis mooi maken, klussen, familiebezoek.”
Intussen stuurt [naam medeverdachte 1] via Telegram een bericht aan [naam infiltrant] : “
I text you later”.
Op basis van de camerabeelden in het dossier kan worden vastgesteld dat [naam medeverdachte 1] , de verdachte, [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 2] rond 22.42 uur gezamenlijk de woning van [naam medeverdachte 6] in Vlaardingen hebben verlaten en ongeveer 45 minuten buiten hebben gelopen. Na deze wandeling komen de verdachte en [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] samen terug bij de woning. Om 23.46 uur stuurt [naam medeverdachte 1] een bericht naar [naam infiltrant] : “
Can you come tomorrow to my house. The brothers will all come too.”
Tijdens zijn ontmoeting op 18 september 2018 met [naam infiltrant] vertelt [naam medeverdachte 1] over de voorgaande avond:
“ [naam medeverdachte 1] : I said: it's time to meet. So, Alhamdulilah, they make time. So, yesterday Aghi, I went to Rotterdam in middle of the night.
[naam infiltrant] : Really?
[naam medeverdachte 1] : Wollah. So, I talk all of them. I said: Ighwan, soon or late you need to meet (…)
So I told them, I said ok, aghi, listen, I will be honest with you, ik zeg, are you prepared for do it or not? ..Ntv, if don't, it’s alright, don’t do it. But don’t make me tired of that kind of things.”
Voorts is er in de debriefing door [naam infiltrant] het verslag dat [naam medeverdachte 1] tegenover [naam infiltrant] heeft gedaan de volgende dag, nog voordat ze de overige verdachten in het park ontmoeten. Uit de debriefing van [naam infiltrant] :
“He said that he had gone home after our meeting the day before and contacted all the brothers and told them they needed to meet. He had then driven to Rotterdam and met the other brothers. He had told them about our meeting and that I had asked to see them again. He said that they had discussed it for a while and decided on that they needed to seem eventually so now was as good of a time as ever.”
- Tussenbeoordeling
Uit het hiervoor overwogene blijkt dat [naam medeverdachte 1] op 18 september 2018 tegenover [naam infiltrant] heeft benadrukt dat hij moeite heeft gedaan door opnieuw aan de vooravond van de ontmoeting met [naam infiltrant] naar de Randstad te gaan. Dit verslag strookt met de waarnemingen en opnames op 17 september 2018. Dat de verdachte zelf op 17 september om 20.33 uur [naam medeverdachte 1] belde en stelt dat hij over familieproblemen wilde bellen en zijn hart wilde luchten doet hieraan niet af. Uit de hiervoor gemelde eerdere waarnemingen van eind juli/eind augustus volgt al dat de verdachte door [naam medeverdachte 1] tot de groep beoogde aanslag-planners werd gerekend. Niets in deze informatie wijst erop dat er in het geval van de verdachte sprake was van een afwijkende situatie. Niets suggereert ook dat de vragen van [naam medeverdachte 1] over de bereidheid van de groep die dag - in de auto onderweg of in Vlaardingen - door de verdachte anders zouden zijn beantwoord. En evenmin dat deze vragen aan de verdachte voorbij zouden zijn gegaan. De observaties geven ook geen aanknopingspunten ervoor dat de verdachte in Vlaardingen zich heeft afgezonderd. Wat er zij van de stelling van de verdachte in zijn verklaring bij de rechter-commissaris dat hij in de woning naar het toilet is geweest of afgezonderd heeft gebeden, hij heeft met de andere verdachten ook gedurende drie kwartier buiten gelopen. Niet is gebleken dat de verdachte daarbij is ontzien/een uitzondering voor hem is gemaakt.
Op 18 september 2018 hebben [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 6] en de verdachte [naam infiltrant] ontmoet in Presikhaaf Park te Arnhem. Van deze ontmoeting zijn geen geluidsopnames in het dossier. In zijn debriefing heeft [naam infiltrant] verslag gedaan van hetgeen is besproken.
Vrijwel aan het begin wordt volgens het verslag van [naam infiltrant] het volgende besproken:
“Guy 1(de rechtbank begrijpt: [naam medeverdachte 3] )
said that regarding the things that I had asked for to be bought, he said that he didn t think that it was a good idea to buy them in the way I had described. He then spoke about it for a short while in a way that I didn’t understood, and neither did [naam medeverdachte 1] who asked him what he meant. Guy 1 then explained again and from what I understood he thought that it was bad to buy the things in small portions at different shops. He said that doing it that way was going to get you arrested. He said that buying it that way whould draw attention since you whould be seen buying the things all over many times. Guy 4(de rechtbank begrijpt: [naam medeverdachte 2] )
said that the shops had cameras that scanned the face when entering. Guy 1 said that it was a risk if they were followed and seen. I asked if they were followed by the police and guy 4 said that they were. I said that I didn’t know what [naam medeverdachte 1] and they had talked about before but that if they were followed then we had to think of something, but that I still thought that buying the things online was bad since it left a trace. You had to make an account and leave your details and that could be traced.”
Tijdens deze ontmoeting wordt voorts onder meer door [naam medeverdachte 3] uitgesproken dat er zorg is bij de verdachten dat [naam infiltrant] iemand anders is dan waar hij zich voor uitgeeft en de angst om aangehouden te worden. Een deel van het gesprek wordt besteed aan het door [naam infiltrant] kennelijk geruststellen van de betrokkenen.
Verder is afgesproken om binnenkort samen te komen om te oefenen. Er is gesproken over de mogelijkheid van het volgen van een wapentraining in Bosnië. [naam medeverdachte 1] zei dat hij en man 1 ( [naam medeverdachte 3] ) en man 2 (de verdachte) niet kunnen reizen en dat man 3 en 4 ( [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 2] ) hun ervaringen in Bosnië moeten leren aan de rest. [naam medeverdachte 3] vertelde dat hij en de broeders getraind hebben met airsoft wapens in gesimuleerde oorlog met anderen. Ook vroeg [naam medeverdachte 3] om pistolen zodat zij zich kunnen verdedigen als de politie komt. [naam medeverdachte 6] zei dat hij zich veiliger voelt als tijdens de training scherpe munitie aanwezig is, al zouden het maar vijf kogels zijn. Op die manier zouden zij zichzelf kunnen doden als de politie komt of de politie kunnen aanvallen en zelf doodgeschoten kunnen worden. Op de vraag van [naam infiltrant] of iedereen hetzelfde vond van de pistolen, zeiden alle vijf ‘ja’. In zijn debriefing schrijft [naam infiltrant] :
“
I asked if everyone felt the same way about the pistols and all 5 said yes.”
Over het einde van de bijeenkomst relateert [naam infiltrant] in zijn proces-verbaal:
“I signaled towards [naam medeverdachte 1] and said that l knew what [naam medeverdachte 1] wanted to do and I asked if they all wanted the same thing. The 4 guys all said yes.”
Na beëindiging van de ontmoeting heeft [naam infiltrant] nog aan [naam medeverdachte 1] gevraagd waarom de verdachte wat stiller was dan de anderen.
“I asked [naam medeverdachte 1] about guy 2 and said that he was really quiet, he never said a word almost. [naam medeverdachte 1] said that he had spoken to him before and said that a lot of the brothers had the same questions and worries, so there was no need for everyone to ask the same thing, instead they had given the questions to 2 of them.”
- Tussenbeoordeling
De verklaring van de verdachte dat hij bij de ontmoeting in het park niet durfde weg te lopen uit de vriendenkring, bang en in shock was, acht de rechtbank niet aannemelijk: ondanks zijn wetenschap op 17 september 2018 is hij de volgende dag komen opdagen, is hij meegegaan naar de ontmoeting in het park en heeft hij vervolgens tot twee keer toe ingestemd met gerichte vragen van [naam infiltrant] . Ook wordt er over hem en zijn reis (on)mogelijkheden gesproken in zijn bijzijn. Bij dit alles distantieert de verdachte zich niet. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal van [naam infiltrant] .
23 september 2018
Na de bijeenkomst in het park, heeft de verdachte op de zoekterm ‘Bosnian Isis’ gezocht op het internet.
23 op 24 september 2018
Om 22.25 uur stuurt [naam medeverdachte 1] via WhatsApp aan de verdachte een uitnodiging om de volgende dag een broodje te eten. De afspraak wordt gemaakt.
Het ging hier blijkens een combinatie van baken gegevens en WhatsApp berichten om een korte ontmoeting op 24 september 2018 van 11.34 tot 11.39 uur.Niet is vastgesteld wat bij deze ontmoeting is besproken.
De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“Op de avond van de 23ste stuurde [naam medeverdachte 1] mij een app: kom je morgen een broodje eten? [naam medeverdachte 1] heeft mij die dag bij een Turkse bakkerij uitgelegd dat broeder [naam infiltrant] wapens kon regelen en dat ik een wapen kon krijgen als ik dat wilde. Ik heb tegen [naam medeverdachte 1] gezegd dat ik niets met wapens te maken wilde hebben en nergens bij betrokken wilde zijn. [naam medeverdachte 1] wilde dat ik erover na zou denken, maar ik zei dat ik dat niet hoefde.”
26 september 2018
Op 26 september 2018 om 23.37 uur bericht de verdachte via WhatsApp aan [naam medeverdachte 1] dat hij over tien minuten bij hem zou zijn. Op de camerabeelden was te zien dat om 23.55 uur de verdachte verscheen bij de flat van [naam medeverdachte 1] .
Om 23.58 uur verdwenen beiden uit beeld achter de flat van [naam medeverdachte 1] . Op 27 september 2018 omstreeks 01.00 uur kwam [naam medeverdachte 1] weer terug bij zijn woning.
Van deze ontmoeting zijn verder geen andere beelden of geluidopnames.
Hierover heeft de verdachte ter zitting verklaard:
“Op de 26ste haalde ik [naam medeverdachte 1] uit zijn bed. Ik heb hem achter zijn huis bij de Aldi urenlang gesproken en hem gezegd dat ik er niets mee te maken wilde hebben: niet met [naam infiltrant] en niet met wapens, klaar. Ik heb hem verteld over mijn privé- omstandigheden over mijn zusje en mijn vrouw. Ik heb hem urenlang gesproken dat ik niets met [naam infiltrant] te maken wilde hebben en dat ik dat ook tegen de andere jongens zou zeggen.”
27 september 2018
Voorafgaand aan de ontmoeting van [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 2] met [naam infiltrant] en een tweede politie-infiltrant in het vakantiehuis in Weert, hebben [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 6] tussen 11.49 en 13.01 uur, een ontmoeting met de verdachte.
In de vakantiewoning in Weert wordt bijna direct door de infiltranten gevraagd waar de vijfde man is. Daarover merken de verdachten onder meer het volgende op tegenover de infiltranten:
- [naam medeverdachte 1] : The one with long hair. He couldn’t make it today. (…)
- [naam medeverdachte 1] : He was a little bit afraid
- [naam medeverdachte 1] : So I told him there is nothing to ..ntv.. (schuivende stoel).. Subhanallah. Somehow. But so I told him it is alright. I am gonna get your stuff. (…) Once I have the stuff, I put it in your hand (…)
- [naam medeverdachte 1] :to be honest. He know it is now a little bit to late. To, to, to change his mind. But I told him, he have to, he have to walk on his knee (?? Fon).Because I told him if you do it because, because of our pressure, don’t do it. And it was inglas (fon) in your hand. He will do it ..ntv/tolk..But the reason why I ask him to join because t lo ve you for the sake of Allah... ntv/tolk... You have the same dream as us.
- [naam infiltrant] : That's all I need to know because if you have told me that he is not the last one, because I brought 5 things to take. I would have kept it.
- [naam medeverdachte 3] : No. He is with us and he also know to try to let it training (fon). Like how to put it in and out elkaar... so he knows that. (…)
- [naam infiltrant] : So he told me: ok, if I change my mind, I have 2 other people in mind he also recruited. I know them also very well. But for now I told him my focus is on you because you know all the plans, you know, you have seen them, you (…)
[naam medeverdachte 3] : Can I say one thing., sir. There is one thing he said. I need to have it, by my hands (…)
[naam medeverdachte 1] : Don't worry, today Inshallah, we gonna have it, I just put in his hand, we all go ahead, just don't worry.
Bij het onderzoeksteam van de politie is bekend dat [naam verdachte] lang haar heeft.
a.3. Beoordeling en conclusie wetenschap van de verdachte in de tenlastegelegde periode
Uit de hiervoor besproken feiten en omstandigheden vloeien naar het oordeel van de rechtbank vermoedens voort die in onderlinge samenhang beschouwd overtuigend bewijs vormen voor de wetenschap van de verdachte van de aanslagplannen van [naam medeverdachte 1] en de medeverdachten.
Op basis van voorgaande weergave van de bevindingen (onder a1 en a2) kunnen de volgende vaststellingen worden gedaan:
- op 25 juni 2018 laat zijn partner aan de verdachte weten geen kinderen van hem te willen, omdat de verdachte dood zou gaan;
- 5 juli 2018 laat [naam medeverdachte 1] aan [naam infiltrant] weten dat hij hulp en ondersteuning nodig heeft bij het plegen van een aanslag die grote schade zou veroorzaken;
- er is sprake van een regelmatig contact van de verdachte met niet alleen [naam medeverdachte 1] , maar ook de groep medeverdachten om hem heen;
- er is in de contacten tussen de medeverdachten veelvuldig sprake van versluierde taal en omzichtigheid in de onderlinge communicatie;
- de ontmoetingen van de verdachten onderling spelen zich voor een belangrijk deel af rondom ontmoetingen, dan wel e-mail of Telegram contact van [naam medeverdachte 1] met [naam infiltrant] ;
- de verdachte is aanwezig bij die ontmoetingen met de medeverdachten en speelt in die onderlinge contacten een zodanige rol dat van voortdurende afzijdigheid of passiviteit geen sprake is;
- op 18 september 2018 heeft de verdachte met zoveel woorden zowel zijn wens om over een wapen te beschikken als zijn deelname aan de plannen van [naam medeverdachte 1] bevestigd;
- op 27 september 2018 meldt [naam medeverdachte 1] dat de verdachte al zijn plannen kent en ze heeft gezien.
Anders dan de verdachte, [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 6] zijn binnen het opsporingsonderzoek 26Orem geen andere verdachten in beeld geweest en dit zijn ook degenen geweest die in wisselende samenstellingen aanwezig waren bij de diverse voornoemde ontmoetingen.
De rechtbank komt tot de volgende bevindingen met betrekking tot ‘de groep van vijf’ waarover [naam medeverdachte 1] met [naam infiltrant] spreekt:
- 16 juli 2018 meldt [naam medeverdachte 1] aan [naam infiltrant] dat hij snel zal weten hoeveel broeders mee zullen doen;
- 24 juli 2018 meldt [naam medeverdachte 1] aan [naam infiltrant] dat de groep op dat moment uit vijf personen bestaat, met hem erbij; hij is bezig een zesde persoon te regelen, maar focust zich op de vijf personen;
- 12 augustus 2018 bevestigt [naam medeverdachte 1] aan [naam infiltrant] dat de groep nog steeds uit vijf personen bestaat, met hem erbij;
- 30 augustus 2018 herhaalt [naam medeverdachte 1] richting [naam infiltrant] dat zij nog steeds met zijn vijven zijn, één van deze broeders heeft twee jaar gevangen gezeten in Nederland, een omschrijving die gezien de strafbladen van de verdachten in deze zaak alleen betrekking kan hebben op [naam verdachte] . Voorts meldt [naam medeverdachte 1] aan [naam infiltrant] dat [naam medeverdachte 5] niet bij zijn plannen is betrokken en dat [naam medeverdachte 4] nog niet is overtuigd om nu mee te doen met een aanslag;
- 17 september 2018 laat [naam medeverdachte 1] aan [naam infiltrant] weten dat de broeders morgen allemaal zullen komen;
- 18 september 2018 zijn bij de ontmoeting met [naam infiltrant] aanwezig: [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 6] en [naam verdachte] ;
- 27 september 2018 blijkt uit uitlatingen van [naam medeverdachte 1] dat de verdachte bij de groep van vijf hoort danwel hoorde;
Indien deze bevindingen in onderlinge samenhang en in verband met voorgaande vaststellingen worden bezien, dan kan het niet anders zijn dan dat [naam verdachte] onderdeel van deze groep heeft uitgemaakt.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de verdachte in de hierna bewezen verklaarde periode van 1 juni 2018 tot en met 27 september 2018 wetenschap heeft gehad van de aanslagplannen.
Dat die plannen ten tijde van die ontmoetingen voor de groepsleden (waaronder [naam medeverdachte 1] zelf) en dus ook de verdachte nog niet concreet naar tijd en plaats bepaald waren, is niet doorslaggevend.
Bij deze conclusie omtrent de wetenschap van de verdachte weegt de rechtbank voorts mee:
- bij uitspraken van deze rechtbank van heden worden de medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 6] veroordeeld voor onder meer het medeplegen van de voorbereiding van een aanslag in de periode vanaf 1 juni 2018;
- de verdachte heeft een grote hoeveelheid jihadistisch propagandamateriaal op zijn computers en telefoons en wisselt dit materiaal ook uit met medeverdachten.
Gezien al het voorgaande acht de rechtbank het alternatieve scenario van de verdediging dat bij de verdachte grotendeels sprake was van onwetendheid ten aanzien van vermeende aanslagplannen niet aannemelijk geworden. Daarbij komt dat als het al zo zou zijn dat de verdachte heeft afgezien van de training en overhandiging van de wapens in Weert, hij zich in de daaraan voorafgaande periode schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van aanslagen door daartoe de voorbereidende besprekingen en afspraken met medeverdachten en [naam infiltrant] te maken.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de rechtbank toe aan de consequenties van het vorenstaande voor de verwijten die aan de verdachte gemaakt worden.
De tenlastegelegde handelingen
De rechtbank concludeert op grond van al het vorenstaande dat zij geen bewijs aanwezig acht voor het (medeplegen van) het voorhanden hebben van wapens en evenmin voor het voorhanden hebben van grondstoffen voor explosieven door de verdachte en spreekt hem van feit 1 primair vrij.
Met betrekking tot feit 1 subsidiair overweegt de rechtbank het volgende.
Het is, om tot een bewezenverklaring van de in artikel 96, tweede lid, Sr bedoelde voorbereiding of bevordering van de in artikel 289a Sr omschreven misdrijven te komen, voldoende indien het oogmerk van de verdachte op het begaan van die misdrijven is gericht, zonder dat een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is vereist. Daarbij overweegt de Hoge Raad dat moet worden aangenomen dat de voor toepassing van artikel 46 Sr vereiste mate van concretisering ook geldt voor artikel 96, tweede lid, Sr. Vereist is derhalve slechts dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk in artikel 289a Sr omschreven misdrijf de nader aan artikel 96, tweede lid, Sr ontleende voorbereidings- of bevorderingshandelingen waren gericht.
Gelet op de bij de groep rond [naam medeverdachte 1] bestaande plannen om een aanslag te plegen op een festival of een andere plaats waar veel mensen bij elkaar zouden zijn, met wapens en explosieven, op welke - nog niet naar plaats en tijd concreet omschreven - misdrijven het oogmerk van ook de verdachte was gericht, is aan de vereiste mate van concretisering voldaan.
Met het uiterlijk aanzien, timing en duur van de ontmoetingen die de verdachte kort voorafgaand aan 27 september 2018 met de medeverdachten heeft gehad is niet onverenigbaar dat de verdachte in één of meer van deze gesprekken kenbaar heeft gemaakt dat hij niet mee wilde naar Weert, dan wel, zoals hij zelf heeft verklaard, niets met wapens of met [naam infiltrant] te maken wilde hebben, en verder nergens bij betrokken wilde zijn.
Op 27 september 2018 doen [naam medeverdachte 1] en ook [naam medeverdachte 3] tegenover [naam infiltrant] en de andere infiltrant uitingen met de strekking dat de verdachte nog wel aan boord zou zijn. Dat neemt niet weg dat met name [naam medeverdachte 1] op dat moment ter verklaring van diens afwezigheid ook het gebrek aan durf (
a bit scared) bij de verdachte heeft benoemd en ook dat hij de verdachte al had toegesproken hierover. In die zin is het denkbaar dat het gesprek met de politie-infiltranten in Weert de sporen draagt van (een) eerdere discussie(s) met de verdachte, wat ondersteuning voor het standpunt van de verdachte zou kunnen zijn.
In het voordeel van de verdachte, en bij gebrek aan andersluidend bewijs, zal de rechtbank er dan ook van uitgaan dat de verdachte op enig moment op dan wel kort vóór 27 september 2018 heeft besloten en gezegd zijn deelname aan de plannen van [naam medeverdachte 1] te willen beëindigen.
Dit heeft echter geen invloed op de vaststelling van zijn eerdere deelname aan de voorbereiding alsmede de (verdere) voorbereiding en uitvoering van de plannen als zodanig en doet niet af aan de bewezenverklaring van dit voorbereidingsdelict.
In het geval van de verdachte acht de rechtbank - met de officieren van justitie in hun subsidiaire standpunt - bewezen dat deze voorbereiding de volgende feitelijke handelingen heeft omvat:
Onder A:
het zich eigen maken van het jihadistisch gedachtengoed.
Onder B:
het aanwezig zijn bij ontmoetingen waarop gesproken werd over de voorbereiding van een aanslag.
Onder D:
het zich laten informeren over de levering van grondstoffen voor bommen en handvuurwapens.