In deze zaak vorderde de Stichting Vestia, eigenaar van woningen in de Tweebosbuurt in Rotterdam, ontruiming van drie panden die door krakers waren gekraakt. Vestia had plannen voor herstructurering en sloop van de woningen, waarvoor zij een Rijksbijdrage had ontvangen, onder de voorwaarde dat de sloop voor een bepaalde datum zou plaatsvinden. De krakers, die zonder recht of titel in de woningen verbleven, voerden aan dat Vestia onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de sloop op korte termijn zou plaatsvinden en dat zij een zwaarwegend belang hadden bij het behoud van de woningen als woonruimte.
De voorzieningenrechter oordeelde dat Vestia een spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de financiële gevolgen van de sloopplannen en de termijn waarbinnen deze moesten worden uitgevoerd. De rechter wees de vorderingen van Vestia toe, met de bepaling dat de krakers binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woningen moesten ontruimen. De vordering tot ontruiming van andere woningen die mogelijk gekraakt zouden worden, werd afgewezen, omdat deze prematuur was. De krakers werden veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het eigendomsrecht van Vestia en de noodzaak om de herstructureringsplannen uit te voeren, terwijl het belang van de krakers om in de woningen te blijven niet opwoog tegen de belangen van de eigenaar.