ECLI:NL:RBROT:2020:8881

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
10/754515-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van cocaïne met vrijspraak voor andere feiten

Op 22 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Albanië, die op 26 mei 2020 te Rotterdam werd aangehouden. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door raadsman mr. H. Raza. De officier van justitie, mr. H. van Galen, eiste bewezenverklaring van het vervoeren van 5004,5 gram cocaïne en een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van het vervoeren van cocaïne, maar sprak hem vrij van de andere ten laste gelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de aanhouding van de verdachte en de doorzoeking van zijn voertuig rechtmatig waren, en dat er voldoende bewijs was voor het vervoeren van de cocaïne. De verdachte had verklaard dat hij dacht dat het om hasj ging, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en het in beslag genomen voertuig en de cocaïne werden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/754515-20
Datum uitspraak: 22 september 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Albanië) op 30 [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Ter Apel,
wonende aan de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] (Duitsland),
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. H. van Galen, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, voor zover dit ziet op het alleen plegen van het vervoeren en aanwezig hebben van 5004,5 gram cocaïne;
  • vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.

4..Vrijspraak feiten 2 en 3

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5..Bewijs en bewezenverklaring feit 1

5.1.
Bewijsverweren verdediging
Door de raadsman is vrijspraak bepleit. Hiertoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
Primair: Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, nu de aanhouding van de verdachte en de daaropvolgende doorzoeking van het voertuig van de verdachte onrechtmatig zijn. Op het moment van aanhouding bestond immers geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Dit dient te leiden tot uitsluiting van al het bewijs dat het gevolg is geweest van deze onrechtmatige aanhouding en doorzoeking. Wegens het ontbreken van voldoende resterend wettig en overtuigend bewijs, kan het ten laste gelegde niet worden bewezen verklaard.
Subsidiair: De verdachte wist niet dat de pakketten die in zijn voertuig zijn aangetroffen cocaïne bevatten. De in het voertuig van de verdachte aangetroffen blokken waren met tape omwikkeld, waardoor voor de verdachte de inhoud daarvan niet duidelijk was. De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij dacht het om blokken hasj ging.
Meer subsidiair: Slechts de inhoud van twee van de vijf in het voertuig van de verdachte aangetroffen blokken zijn onderzocht door het NFI. Dit dient tot gevolg te hebben dat slechts handelingen ten aanzien van ten hoogste twee kilogram cocaïne wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Voorts is betoogd dat geen sprake is van medeplegen, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met een of meer anderen.
5.2.
Beoordeling bewijsverweren
Beroep op onrechtmatige aanhouding en doorzoeking voertuig verdachte
Uit de processen-verbaal van de politie blijkt het volgende:
Uit een onderzoek dat plaatsvond op 5 mei 2020 is gebleken dat een persoon genaamd
[naam] , van Albanese afkomst, contact had met personen waarvan bekend is dat zij onder de aandacht staan van de politie met betrekking tot witwassen en de handel in verdovende middelen. [naam] is op 11 mei 2020 door de politie gecontroleerd en bleek een encryptietelefoon BQ bij zich te hebben. Uit een eerdere observatie is gebleken dat [naam] toegang heeft tot een woning aan de [adres 1] . Op 26 mei 2020 omstreeks 14:00 uur is bij een observatie van het adres [adres 1] door de politie het volgende waargenomen. [naam] verlaat de woning aan de [adres 1] en begeeft zich te voet naar het adres [adres 2] . Hij belt aan, wordt deze woning binnen gelaten en verlaat deze woning na enige tijd weer. Daarop verschijnt in de straat een personenauto van het merk Audi, type A6, voorzien van het kenteken [kentekennummer] . De bestuurder, naar later bleek: de verdachte, gaat met vijf gevulde papieren tasjes de woning aan de [adres 2] binnen en komt korte tijd later weer naar buiten met in zijn hand een bigshopper van Albert Heijn. De inhoud van de tas is zwaar, gezien de waargenomen spanning op de pols/onderarm van de verdachte. De verdachte loopt direct naar de Audi, zet de Albert Heijn tas op de achterbank, gaat achter het stuur zitten, stapt weer uit het voertuig en loopt terug naar de achterbank waarop hij plaatsneemt. De verdachte verricht diverse handelingen, waarbij de verbalisanten vermoeden dat de inhoud van de bigshopper in een verborgen ruimte wordt gelegd. De verdachte neemt vervolgens plaats achter het stuur en rijdt weg. Uit een daarop ingesteld onderzoek naar het adres [adres 2] blijkt dat op dit adres geen personen staan ingeschreven. Naar aanleiding van voornoemde bevindingen is de verdachte vervolgens om 14:25 uur aangehouden en is de Audi A6 doorzocht. In een verborgen ruimte in de Audi A6 werden vijf blokken van ongeveer een kilo aangetroffen met daarin - zo blijkt uit later onderzoek - cocaïne.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden voorafgaande aan de aanhouding van de verdachte een redelijk vermoeden van schuld kon worden aangenomen dat de verdachte zich aan overtreding van de Opiumwet had schuldig gemaakt en dat het daarbij ging om een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Hierbij wordt mede betrokken dat ambtshalve bekend is dat in voertuigen verborgen ruimtes worden ingericht met als doel drugs, geld en/of vuurwapens aan het zicht te onttrekken.
De rechtbank acht de aanhouding van verdachte en de daaropvolgende doorzoeking van de Audi A6 derhalve niet onrechtmatig. Het primaire verweer wordt daarom verworpen.
Beroep op ontbreken opzet harddrugs
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De cocaïne is aangetroffen in het voertuig waarvan de verdachte heeft verklaard eigenaar te zijn en waarvan hij als enige gebruik maakte. De algemene ervaringsregel leert dat de eigenaar, dan wel langdurige enige gebruiker, van een voertuig in beginsel bekend is met datgene wat zich in het voertuig bevindt. Bijzondere omstandigheden kunnen dit anders maken, maar van die bijzondere omstandigheden is in dit geval niet gebleken. De verklaring van de verdachte dat hij dacht dat het om blokken hasj ging wordt niet aannemelijk geacht. Enige onderbouwing van die verklaring (waarom hij dit dacht, of dit tegen hem was gezegd, door wie en hoe hij aan de blokken verdovende middelen is gekomen o.i.d.) heeft de verdachte niet gegeven.
Bovendien heeft de verdachte deze verklaring pas voor het eerst op de terechtzitting afgelegd.
Derhalve staat voldoende vast dat de verdachte heeft geweten dat de inhoud van de blokken uit cocaïne bestond. Het andersluidende verweer van de raadsman wordt verworpen.
Hoeveelheid cocaïne
De inhoud van de vijf in het voertuig van de verdachte aangetroffen blokken zijn alle door de Forensische Opsporing indicatief getest. De resultaten van deze indicatieve tests zijn voor alle vijf de blokken positief voor cocaïne. Vervolgens zijn van de inhoud van twee van de vijf blokken monsters afgenomen en naar het NFI verzonden. Uit de NFI-rapporten blijkt dat de inhoud deze twee blokken inderdaad cocaïne bevatten. De blokken zijn bij elkaar aangetroffen en alle op gelijke wijze verpakt.
De rechtbank acht op grond van een en ander, in onderling verband en samenhang beschouwd, voldoende vaststaan dat alle vijf de blokken cocaïne bevatten. Het andersluidende verweer van de raadsman wordt verworpen.
Medeplegen
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de drugs samen met een ander of anderen heeft vervoerd of aanwezig heeft gehad. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
5.3
Bewijsmiddelen en bewezenverklaring
In bijlage II is de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 mei 2020 te Rotterdam,
opzettelijk heeft vervoerd, 5004,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft ruim vijf kilo cocaïne vervoerd in een geprepareerde ruimte in zijn auto. Dit is een zeer ernstig feit. Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen gevaar oplevert voor de volksgezondheid en dat dit direct en indirect de oorzaak is van vele vormen van criminaliteit en andere maatschappelijke problemen.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 augustus 2020 blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. De verdachte is een vreemdeling in Nederland, die voor het ophalen van de cocaïne speciaal vanuit Duitsland naar Nederland lijkt te zijn gekomen en hier dus louter naar toe is gekomen om een ernstig misdrijf te plegen. Mede gelet hierop wordt geen reden gezien om, zoals door de raadsman is verzocht, bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat de verdachte mogelijk niet in aanmerking komt voor detentiefasering e.d. Dit is het risico van het plegen van strafbare feiten in het - voor de verdachte - buitenland.
Gezien het bovenstaande kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur. Bij de bepaling van die strafsoort en de duur daarvan is tevens acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9..In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen voertuig, merk Audi A6, voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer] , te onttrekken aan het verkeer, subsidiair verbeurd te verklaren.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de in beslag genomen drugs, te weten 5004,5 gram cocaïne, te onttrekken aan het verkeer.
Beoordeling
In het in beslag genomen voertuig bevindt zich een zgn. verborgen ruimte waarin goederen aan het zicht kunnen worden onttrokken. Het bewezen feit is met behulp van dit voertuig begaan. Nu het voertuig is voorzien van genoemde verborgen ruimte is het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet.
Het voertuig zal daarom worden onttrokken aan het verkeer.
De in beslag genomen drugs zullen ook worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezen feit is met betrekking tot deze drugs begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het in beslag genomen voorwerpen, als volgt:
verklaart onttrokken aan het verkeer: het voertuig, merk Audi A6, voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer] en de 5004,5 gram cocaïne.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 mei 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
althans in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 5004,5 gram en/of 110,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 26 mei 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, althans een pistool, van het merk Walther, type P22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 26 mei 2020, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (270.440 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (270.440 euro) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.