Op 8 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 22 juni 2020, was gericht op het verkrijgen van een zorgmachtiging voor betrokkene, die op dat moment in een psychotisch toestandsbeeld verkeerde. Betrokkene was op 26 juni 2020 ontslagen uit de kliniek en kreeg in de thuissituatie ambulante begeleiding en behandeling van het FACT team, waaraan hij goed meewerkte. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juli 2020 werd betrokkene, samen met zijn advocaat, telefonisch gehoord, evenals een verpleegkundige van GGZ Delfland. De officier was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting op het verzoek nodig achtte.
De verpleegkundige verklaarde dat de zorgmachtiging was aangevraagd in een periode van psychische instabiliteit, maar dat de situatie van betrokkene inmiddels was gestabiliseerd. Betrokkene zelf gaf aan zijn medicatie trouw in te nemen en zijn medewerking aan de behandeling te verlenen. Gezien deze omstandigheden en het feit dat betrokkene al enige tijd thuis verbleef, concludeerde de rechtbank dat er voldoende vertrouwen was dat betrokkene de zorg op basis van vrijwilligheid zou accepteren. Daarom werd het verzoek om zorgmachtiging afgewezen.
De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M. de Geus en is op 17 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.