Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 20 april 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 18 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonbron, heeft gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van de woning vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De huurovereenkomst betrof een woning in Rotterdam, waarbij de gedaagde een huurachterstand had opgebouwd van € 4.026,66 tot en met juli 2020. Woonbron vorderde daarnaast betaling van achterstallige huur en buitengerechtelijke kosten, in totaal € 4.362,70, en verzet zich tegen het verzoek van de gedaagde om een terme de grâce te verlenen.
De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat hij door de coronacrisis werkloos was geworden, maar inmiddels weer werk had gevonden. Hij verzocht de kantonrechter om hem een termijn te geven om de huurachterstand in te lopen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde ernstig tekort was geschoten in zijn betalingsverplichtingen en dat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde niet voldoende waren om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de vordering van Woonbron toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en buitengerechtelijke kosten, alsook de proceskosten van Woonbron.