Uitspraak
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 20 december 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 26 februari 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van de griffier van 31 maart 2020;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek, met één productie;
- de akte uitlaten producties van [eiseres] , met één productie;
- de rolbeslissing van 17 juli 2020;
- de akte uitlaten productie van [gedaagde] .
3..De vordering
8 februari 2017 door [eiseres] aan [gedaagde] verstrekte lening, ten aanzien waarvan partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] slechts een bedrag van € 1.000,00 terug hoeft te betalen. [gedaagde] heeft op 19 mei 2017 een bedrag van € 500,00 aan [eiseres] voldaan. De overboeking van 30 maart 2010 van € 401,59 betreft voorts een bedrag, dat door [gedaagde] vervolgens aan de VvE, waarvan [eiseres] lid is, is overgemaakt.
4..Het verweer
5..De beoordeling
22 april 2004 ad € 3.400,00 te hebben verricht. Het feit dat [gedaagde] in zijn e-mail van
6 augustus 2019 aan de notaris geen expliciet bezwaar heeft gemaakt ten aanzien van de bewuste geldopnames, betekent nog niet dat hij daarmee heeft erkend de geldopnames te hebben verricht. Te dien aanzien heeft [gedaagde] immers aangegeven eerst via de dagvaarding kennis te hebben genomen van de kopieën van de bankafschriften, na bestudering waarvan hij - in tegenstelling tot wat hij eerder aannam - tot de conclusie is gekomen dat hij de geldopnames niet heeft verricht.
6..De beslissing
woensdag 7 oktober 2020 te 14.30 uurvoor opgave verhinderdata voor de periode van 15 oktober tot en met 31 december 2020;