Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 6 augustus 2020, met producties;
- de producties zijdens ASVZ, ter griffie ingediend bij brief van 21 augustus 2020;
- het faxbericht zijdens [eiseres] van 25 augustus 2020, met aanvullende producties;
- de pleitaantekeningen van ASVZ.
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
2 december 2019 tot 1 juli 2020, zijnde een bedrag van € 13.103,27 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
6 november 2019 heeft geoordeeld dat [eiseres] 46,61% arbeidsongeschikt was en aanspraak maakte op een WGA-uitkering én dat dit oordeel - blijkens de beslissing op bezwaar van 5 juni 2020 - achteraf onjuist bleek te zijn, ligt in de risicosfeer van ASVZ. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de functie van [eiseres] op de afdeling Debiteuren inmiddels sinds maart 2020 door een derde wordt ingevuld.
4..Het verweer
5..De beoordeling
6..De beslissing
21 april 2020 op basis van gewerkte uren en conform salarisschaal 40, uitgaande van het maandelijkse brutoloon tot en met 31 mei 2020 van € 1.871,43 , te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, en met ingang van 1 juni 2020 van € 1.935,06, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;