Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van de man van 27 november 2019 met producties 1-7;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie van de vrouw van 8 januari 2020 met productie 1;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie van de man van 6 mei 2020, met producties 8-17;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie van de vrouw van 17 juni 2020;
- de conclusie van dupliek in reconventie van de man van 29 juli 2020.
2..De feiten
f150.000,=. De man bracht verder aan: een hypotheekschuld van
f123.000,= , een doorlopend kredietschuld van
f20.000,=, een boot (gein kruiser) van
f32.000,=, een bankstel van
f500,=, audio- en video apparatuur van
f1.500,=, een aquarium van
f850,=, een brommer van
f2.500,=, een keuken van
f500,=, een wandkast van
f1.000,=, een eethoek van
f750,=, een salontafel van
f250,=, een audio- en videomeubel van
f300,=, een slaapkamerameublement van
f1.500,=, twee goudkleurige hanglampen van
f1.500,=, twee goudkleurige wandlampen van
f5
,=, een brommer en fiets van [samen]
f1.000,=, bestek en glasservies van
f750,= en een schuld wegens onderhands van de vrouw geleend geld van
f8.050,=.
f44.350,=, ofwel € 20.125,14.
f8.050,=.
- a) de helft van de aangroei van de hypotheekschuld bóven het (oorspronkelijke) bedrag van € 55.814,= (
- b) de helft van de notariskosten (totaal € 540,= dus € 270,=).
De rechtbank begrijpt deze stelling aldus, dat de hypothecaire schuld van in totaal € 207.199,= aan de man is toegerekend op 22 maart 2019, per welke datum de vrouw werd ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire schuld.
restschuld, en zij acht die vordering niet redelijk, omdat alleen de man eigenaar van de woning was, en de waardevermeerdering van de woning alleen hem is toegekomen. De vrouw stelt dat doordat zij meetekende voor wijziging/verhoging van de hypothecaire geldlening, zij tegenover de bank hoofdelijk aansprakelijk werd, maar dat in de onderlinge verhouding tussen partijen heeft te gelden dat de restschuld een schuld betreft die alleen de man aangaat omdat alleen de man eigenaar van de woning was, en dat daarom alleen de man draagplichtig is voor deze schuld. De vrouw verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank van 1 juni 2016 welke zij heeft overgelegd.
4..De beoordeling
nietwordt gedeeld.
de hoofdelijk verbonden schuldenaarde schuld voldoet voor méér dan het gedeelte dat hem aangaat (HR 6 april 2012, NJ 2016/196). De man stelt ook niets over eventuele verklaringen of gedragingen van de vrouw, waaruit de man heeft mogen begrijpen dat toerekening van de gehele schuld aan hem,
niettevens zou betekenen dat hij die schuld geheel zou dragen.