In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2020 een zorgmachtiging verleend aan betrokkene, die lijdt aan een neurobiologische ontwikkelingsstoornis en verslavingsstoornissen. De officier van justitie had op 29 juli 2020 een verzoekschrift ingediend voor deze machtiging, waarbij verschillende medische en zorgdocumenten waren bijgevoegd. Tijdens de mondelinge behandeling werd betrokkene, samen met zijn advocaat, en andere betrokkenen gehoord via een beeld- en geluidverbinding, conform de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat betrokkene ernstig nadeel ondervond door zijn psychische stoornis, wat leidde tot een risico op levensgevaar en agressief gedrag. Ondanks dat betrokkene in behandeling was, was er een reëel risico op terugval in ongewenst gedrag, vooral onder invloed van alcohol.
De rechtbank concludeerde dat verplichte zorg noodzakelijk was om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en te herstellen. De voorgestelde vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, werden als evenredig en effectief beoordeeld. De advocaat van betrokkene voerde aan dat de zorgmachtiging voor een kortere duur moest worden afgegeven vanwege een termijnoverschrijding in het verzoek. De rechtbank volgde dit verweer niet, maar besloot de machtiging wel te bekorten met het aantal dagen dat de termijn was overschreden. De zorgmachtiging werd verleend tot en met 19 augustus 2021, en de beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.L. Sandberg-Crommelin, met griffier J. Smolders aanwezig.