ECLI:NL:RBROT:2020:8790

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
8333044 VZ VERZ 20-2326
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering transitievergoeding en opzegging arbeidsovereenkomst

In deze zaak vorderde de werknemer, aangeduid als [verzoeker], een transitievergoeding van zijn voormalige werkgever, Hunter Douglas Europe B.V. De werknemer stelde dat zijn arbeidsovereenkomst niet door hemzelf was opgezegd, maar door de werkgever. De arbeidsovereenkomst was van 1 juli 1992 tot en met 21 november 2019 in stand geweest, waarna de werknemer een WIA-uitkering ontving. De werkgever had de arbeidsovereenkomst beëindigd na een e-mail van de werknemer waarin hij aangaf dat hij geen verantwoordelijkheid meer had. De werknemer stelde dat hij recht had op een transitievergoeding van € 40.243,- bruto, omdat de arbeidsovereenkomst meer dan 24 maanden had geduurd.

De werkgever betwistte de vordering en stelde dat de werknemer zelf zijn arbeidsovereenkomst had opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet mocht aannemen dat de werknemer zijn arbeidsovereenkomst vrijwillig had beëindigd. De rechter concludeerde dat de werkgever de arbeidsovereenkomst had opgezegd en dat de werknemer recht had op de gevorderde transitievergoeding. De kantonrechter veroordeelde Hunter Douglas tot betaling van de transitievergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en verhoging, en legde een dwangsom op voor het niet verstrekken van een bruto/netto specificatie van het bedrag. De proceskosten werden ook aan de werkgever opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8333044 VZ VERZ 20-2326
uitspraak: 31 augustus 2020
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[verzoeker] ,
woonplaats: [woonplaats verzoeker] ,
verzoeker,
gemachtigde mr. S. van den Berg te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hunter Douglas Europe B.V.,
gevestigd: Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde mr. S.I. Witkamp te Rotterdam.
Partijen worden hierna mede aangeduid als [verzoeker] en Hunter Douglas.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift zoals ingekomen ter griffie op 10 februari 2020, met producties;
 het verweerschrift met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 juli 2020 plaatsgevonden overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven. Daaraan hebben deelgenomen [verzoeker] , bijgestaan door mr. Hanenberg (kantoorgenoot van mr. Van den Berg) en van de zijde van Hunter Douglas mevrouw [naam] (Advisor Human Resources), bijgestaan door mr. Witkamp voornoemd.

2..De feiten

2.1
[verzoeker] is van 1 juli 1992 tot en met 21 november 2019 in dienst geweest bij Hunter Douglas in de functie van operator. De arbeidsovereenkomst is met ingang van 21 november 2019 geëindigd. Het laatstgenoten salaris van [verzoeker] bedroeg € 2.655,29 bruto per maand, exclusief ploegentoeslag en 8% vakantiebijslag.
2.2
In november 2016 is [verzoeker] arbeidsongeschikt geraakt. In verband met een door het UWV opgelegde loonsanctie heeft Hunter Douglas tot en met november 2019 loon betaald aan [verzoeker] . Sinds 25 november 2019 ontvangt [verzoeker] een WIA-uitkering.
2.3
Over de goederen van [verzoeker] is bij beschikking van 19 juni 2018 van de kantonrechter te Rotterdam bewind ingesteld.
2.4
Bij e-mail van 14 november 2019 heeft de bewindvoerder van [verzoeker] het volgende bericht aan mevrouw [naam] van Hunter Douglas:

Het dienstverband van de heer [verzoeker] beëindigt per 27 november 2019. Conform de geldende richtlijnen heeft de heer recht op een transitievergoeding. Graag verneem ik van u de hoogte van de transitievergoeding en wanneer deze uitbetaald wordt.
2.5
Bij e-mail van 20 november 2019 heeft [verzoeker] onder meer het volgende bericht aan Hunter Douglas:

Op 27 november stopt de Loonbetaling (104 + 52 weken).
Met de kennis die ik nu hebt, is dat het moment dat ik ook geen verantwoordelijkheid meer heb af te leggen aan Hunter Douglas.
(…)
Graag wil ik het met deze mail tot een einde brengen. (…)
2.6
Op 22 november 2019 is [verzoeker] met PDZ Uitzendbureau een uitzendovereenkomst Fase A aangegaan voor werk als huismeester.
2.7
Bij brief van 25 november 2019 heeft Hunter Douglas onder meer het volgende bericht aan [verzoeker] :

Wat fijn dat u een nieuwe uitdaging hebt gevonden en ook nog eens als conciërge/huismeester per 21 november, gefeliciteerd. Wij zullen dan ook uw arbeidsovereenkomst per 21 november 2019 beëindigen, het is volgens onze arbeidsovereenkomst namelijk niet mogelijk twee werkgevers tegelijkertijd te hebben.
2.8
Bij e-mail van 26 november 2019 heeft [verzoeker] het volgende bericht aan [naam] van Hunter Douglas:

Naar aanleiding van de brief die ik vandaag heb ontvangen, komen wij overeen dat de arbeidsovereenkomst per 21-11-2019 formeel ontbonden is.

3..Het verzoek

3.1
[verzoeker] verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Hunter Douglas te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, ter hoogte van het netto equivalent van € 40.243,- bruto;
2. Hunter Douglas te veroordelen tot verstrekking aan [verzoeker] van een deugdelijke bruto/netto specificatie van voornoemd bedrag binnen 10 dagen na betekening van deze beschikking, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag voor elke dag of gedeelte daarvan dat Hunter Douglas in gebreke blijft om deze specificatie te verstrekken met een maximum van € 2.500,-;
3. over de hiervoor genoemde bedragen wettelijke rente en wettelijke verhoging ex artikel 7:625 lid 1 toe te wijzen;
4. Hunter Douglas te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2
[verzoeker] stelt daartoe – samengevat – het volgende:
Nadat hem de uitzendovereenkomst was aangeboden heeft hij Hunter Douglas daarover geïnformeerd. Vervolgens heeft Hunter Douglas bij brief van 25 november 2019 de arbeidsovereenkomst beëindigd.
3.3
De arbeidsovereenkomst heeft meer dan 24 maanden geduurd. Op grond van het bepaalde in artikel 7:673 BW is Hunter Douglas daarom de transitievergoeding verschuldigd. Deze bedraagt voor [verzoeker] € 40.243,- bruto. De bewindvoerder van [verzoeker] heeft Hunter Douglas hier diverse malen over benaderd, maar Hunter Douglas is niet tot betaling van de transitievergoeding overgegaan.

4..Het verweer

4.1
Hunter Douglas verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [verzoeker] af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van deze procedure. Zij motiveert haar verweer – samengevat – als volgt.
4.2
[verzoeker] heeft zijn arbeidsovereenkomst bij e-mail van 20 november 2019 zelf opgezegd. De inhoud van die mail mocht Hunter Douglas in redelijkheid opvatten als een opzegging. Zij had ook geen enkele aanleiding om deze opzegging in twijfel te trekken. Zij heeft [verzoeker] nog uitdrukkelijk verzocht om zijn opzegging te bevestigen en dat heeft hij bij e-mail van 26 november 2019 gedaan. [verzoeker] werd ook bijgestaan door verschillende adviseurs. Hunter Douglas mocht erop vertrouwen dat [verzoeker] voldoende geïnformeerd was. Nu [verzoeker] zelf heeft opgezegd, is Hunter Douglas geen transitievergoeding verschuldigd.
4.3
Subsidiair is Hunter Douglas van mening dat de arbeidsovereenkomst met de e-mail van 26 november 2019 met wederzijds goedvinden is geëindigd. Ook in dit geval bestaat geen recht op een transitievergoeding.

5..De beoordeling van het verzoek

5.1
[verzoeker] verzoekt betaling van de transitievergoeding. Op grond van het bepaalde in artikel 7:673 BW heeft een werknemer aanspraak op deze vergoeding wanneer de arbeidsovereenkomst door of vanwege de werkgever wordt opgezegd. Volgens [verzoeker] heeft Hunter Douglas de arbeidsovereenkomst opgezegd. Hunter Douglas betwist dat gemotiveerd. Zij stelt dat [verzoeker] zelf de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.
5.2
Het opzeggen van een arbeidsovereenkomst is een eenzijdige rechtshandeling. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor het aannemen van een opzegging door de werknemer een duidelijke en ondubbelzinnige wilsuiting die gericht is op definitieve beëindiging van de arbeidsovereenkomst vereist. De werknemer moet zich bewust zijn van de (eventueel ernstige) gevolgen die een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst zou kunnen hebben. Deze maatstaf brengt met zich dat een werkgever niet snel mag aannemen dat een verklaring van de werknemer is gericht op een vrijwillige beëindiging (zie onder meer Hoge Raad 10 juni 2005; NJ 2005, 395).
5.3
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de e-mail van [verzoeker] (zie hiervoor onder 2.5) door Hunter Douglas mocht worden beschouwd als een verklaring gericht op vrijwillige beëindiging. Die vraag moet in de gegeven omstandigheden ontkennend worden beantwoord, om de volgende redenen.
Op 20 november 2019 eindigde de loondoorbetalingsplicht van Hunter Douglas, maar [verzoeker] had op dat moment een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Hij had op dat moment weliswaar zicht op een andere functie, maar deze was slechts voor bepaalde duur en onder beduidend andere voorwaarden. Het betrof immers een uitzendovereenkomst Fase A. Bovendien wist Hunter Douglas door de e-mail van de bewindvoerder van vlak daarvoor (zie onder 2.4) dat [verzoeker] aanspraak wilde maken op de transitievergoeding. Hunter Douglas had zich moeten realiseren dat [verzoeker] met een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn recht op transitievergoeding zou prijsgeven. Op haar rustte dus op dat moment de plicht om bij [verzoeker] nadrukkelijk te informeren of hij daadwerkelijk wilde beëindigen en of hij zich de gevolgen daarvan – namelijk het prijsgeven van zijn recht op een transitievergoeding – realiseerde. Ook had het op haar weg gelegen om te informeren bij [verzoeker] of hij op dit punt met zijn adviseurs had gesproken. De e-mail is namelijk verstuurd vanaf de privé mail van [verzoeker] en op geen enkele wijze blijkt dat hij zich had laten informeren. Ook overigens mocht Hunter Douglas niet zonder meer aannemen dat [verzoeker] goed geadviseerd was, omdat de personen die Hunter Douglas kwalificeert als adviseurs - bijvoorbeeld de bewindvoerder of een medewerkster van House op Hope – vanwege een andere deskundigheid zijn ingeschakeld dan arbeidsrechtelijke kennis.
5.4
Dan is de vraag aan de orde of sprake is van een beëindiging met wederzijds goedvinden, zoals door Hunter Douglas betoogd. Volgens Hunter Douglas is daarvan sprake, omdat [verzoeker] bij e-mail van 26 november 2019 heeft geschreven dat partijen zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst per 21 november 2019 “
formeel ontbonden is”. Deze mail is echter een reactie op de brief van Hunter Douglas van 25 november 2019. Die brief bevat geen aanzet om de arbeidsovereenkomst in overleg tot een einde te brengen. In de gegeven omstandigheden, zoals hiervoor geschetst, moet deze brief worden gekwalificeerd als een eenzijdige rechtshandeling van de zijde van Hunter Douglas, gericht op beëindiging. De e-mail van [verzoeker] is eveneens een eenzijdige rechtshandeling, namelijk de bevestiging van die opzegging. Die enkele bevestiging maakt niet dat Hunter Douglas er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat partijen gezamenlijk tot een einde van de arbeidsovereenkomst zijn gekomen.
5.5
Uit hetgeen hiervoor is overwogen moet worden geconcludeerd dat het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst is genomen door Hunter Douglas. Dit maakt dat zij, zoals hiervoor reeds overwogen, is gehouden om een transitievergoeding te betalen aan [verzoeker] .
De hoogte c.q. berekening van de transitievergoeding is door Hunter Douglas erkend. Dit betekent dat het verzochte bedrag zal worden toegewezen.
5.6
Artikel 7:686a BW bepaalt dat over de transitievergoeding wettelijke rente verschuldigd is vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. De door [verzoeker] gevraagde wettelijke rente zal daarom op de hierna te melden manier worden toegewezen.
5.7
In de omstandigheden wordt aanleiding gezien om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
5.8
Hunter Douglas wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Gelet op het feit dat [verzoeker] procedeert op een toevoeging, worden de kosten op de hierna te vermelden wijze toegewezen.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Hunter Douglas tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding, ter hoogte van het netto equivalent van € 40.243,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ad 10% en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een maand na 22 november 2019;
veroordeelt Hunter Douglas om binnen 10 dagen na betekening van deze beschikking aan [verzoeker] een deugdelijke bruto/netto specificatie van voornoemd bedrag te verstrekken, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag voor elke dag of gedeelte daarvan dat Hunter Douglas in gebreke blijft om deze specificatie te verstrekken met een maximum van € 2.500,-;
veroordeelt Hunter Douglas als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 83,- aan verschotten en € 721,- aan salaris voor de gemachtigde, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
783